ECLI:NL:RBAMS:2017:5266

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
5566036 CV EXPL 16-35180
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor diefstal uit parkeergarage en zorgplicht verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een autobezitter en de gemeente Amsterdam. De autobezitter, hierna te noemen [eiser], had een parkeerplek gehuurd in een besloten gedeelte van een parkeergarage in Amsterdam-Zuidoost. Hij stelde de gemeente aansprakelijk voor de diefstal van zijn auto, die in januari 2016 uit de parkeergarage was gestolen. De eiser voerde aan dat de gemeente tekort was geschoten in haar zorgplicht door onvoldoende veiligheidsmaatregelen te treffen om diefstal te voorkomen.

De kantonrechter oordeelde dat de gemeente voldoende maatregelen had genomen om diefstal te voorkomen. De toegang tot het besloten gedeelte van de parkeergarage was beveiligd met een knoopcel, die alleen aan huurders werd verstrekt. De rechter stelde vast dat de gemeente niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de diefstal, omdat er geen gebreken waren geconstateerd in de beveiliging van de parkeergarage en de eiser niet tijdig had geklaagd over eventuele tekortkomingen. De kantonrechter wees de vordering van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders om verhuurders tijdig op de hoogte te stellen van gebreken en de zorgplicht van verhuurders om redelijke maatregelen te nemen ter voorkoming van schade. De gemeente had naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan haar verplichtingen en kon niet aansprakelijk worden gesteld voor de schade die de eiser had geleden door de diefstal van zijn auto.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5566036 CV EXPL 16-35180
vonnis van: 24 juli 2017

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser,
nader te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: DAS Rechtsbijstand,
t e g e n

Gemeente Amsterdam, afdeling RVE Parkeren,

gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen: de gemeente,
gemachtigde: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

In het dossier bevinden zich:
- de dagvaarding van 29 november 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het instructievonnis van 27 februari 2017;
- de dagbepaling van de comparitie.
[eiser] heeft voorafgaand aan de comparitie nog aanvullende producties (12 tot en met 18) overgelegd.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 14 juni 2017. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door mr. A. Snipper namens de gemachtigde. Voor de gemeente is verschenen mr. A. Berends, advocaat, [naam schadebehandelaar] , schadebehandelaar, en [naam teamleider techniek] , teamleider techniek. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
De parkeergarage ‘ [naam parkeergarage] ’ (hierna: de parkeergarage), gelegen te [plaats] , beschikt over een openbaar voor een ieder toegankelijk gedeelte en over een besloten gedeelte.
1.2.
Het besloten gedeelte is van het openbare gedeelte afgesloten. De toegang naar het besloten gedeelte kan worden verschaft door middel van een knoopcel. Alleen personen die bij de gemeente een parkeerplek huren ontvangen een knoopcel.
1.3.
Per 1 april 2007 huurt [eiser] van de gemeente een parkeerplek met nummer [nummer] in de parkeergarage.
1.4.
De huurprijs voor de parkeerplek bedraagt laatstelijk € 37,74 per maand.
1.5.
In of omstreeks januari 2016 is de auto van [eiser] gestolen uit de parkeergarage.
1.6.
Naar aanleiding van een melding bij de meldkamer van de gemeente is een medewerker van de technische dienst op 30 december 2015 naar de parkeergarage gegaan. Geconstateerd werd dat de toegangspoort en -deuren naar het besloten gedeelte van de parkeergarage niet geforceerd waren en naar behoren werkten.
1.7.
[eiser] heeft op 14 januari 2016 aangifte gedaan van de diefstal van zijn auto.
1.8.
Bij brief van 25 juli 2016 heeft de gemachtigde van [eiser] de gemeente aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden schade wegens - kort gezegd - tekortschieten in het nemen van de juiste veiligheids- en voorzorgsmaatregelen om diefstal vanuit de parkeergarage te voorkomen.
1.9.
De gemeente heeft bij e-mail van 3 augustus 2016 de aansprakelijkheid afgewezen.

Vordering

2. [eiser] verzoekt de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en na wijziging van eis tijdens de comparitie:
-te verklaren voor recht dat de gemeente jegens [eiser] schadeplichtig is voor de door hem geleden schade wegens diefstal in de parkeergarage in of omstreeks januari 2016;
-de gemeente te veroordelen tot betaling van € 6.000,00 dan wel in goede justitie te bepalen redelijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van opeisbaarheid, althans in ieder geval vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
-de gemeente te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, begroot op € 767,98 vermeerderd met € 161,28 aan btw;
-de gemeente te veroordelen in de kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde van [eiser] daaronder begrepen.
3. [eiser] stelt daartoe dat de gemeente tekort is geschoten in het nemen van benodigde voorzorgsmaatregelen om diefstal en/of vernielingen in de parkeergarage zoveel mogelijk te voorkomen, althans de kans daarop te verkleinen. Voorzorgsmaatregelen zijn niet in acht genomen dan wel waren niet toereikend. [eiser] huurt van de gemeente een beveiligde parkeergarage. Het slot van de parkeergarage was voor een derde vrij eenvoudig te forceren en de toegangsdeur was niet (extra) beveiligd, waardoor de diefstal vrij eenvoudig plaats heeft kunnen vinden. De camerabeveiliging stond op de dag of nacht van de diefstal uit. [eiser] mocht in alle redelijkheid van de gemeente verwachten dat zij, voor zover mogelijk, in ieder geval de nodige voorzorgsmaatregelen in acht zou nemen om de kans op diefstal te voorkomen.
4. Het niet (voldoende) in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen dient te worden aangemerkt als (ernstig) nalatig handelen aan de zijde van de gemeente, vooral nu eerdergenoemde voorzorgsmaatregelen zonder meer mogelijk waren. De gemeente heeft niet aan haar zorgplicht voldaan noch als een goed huisvader gedragen. Daarom is de gemeente jegens [eiser] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst.

Verweer

5. De gemeente betwist de vordering en voert - kort gezegd - het volgende aan. Primair heeft [eiser] zijn klachtplicht als bedoeld in artikel 6:89 BW geschonden. Subsidiair geldt dat de gemeente niet betwist dat de auto van [eiser] uit de parkeergarage is gestolen, maar wel dat de gemeente voor deze diefstal aansprakelijk is. De gemeente heeft de aansprakelijkheid in de algemene voorwaarden uitgesloten. De algemene voorwaarden zijn van toepassing en komen niet voor vernietiging in aanmerking. Meer subsidiair heeft de gemeente aan haar verplichtingen als verhuurder voldaan en haar zorgplicht niet geschonden. Van een gebrek aan het gehuurde is niet gebleken.
6. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd komt, voor zover van belang, in de boordeling terug.

Beoordeling

7. Als uitgangspunt gelden de bepalingen zoals neergelegd in de tussen partijen gesloten huurovereenkomst. Uit de huurovereenkomst volgt niet dat [eiser] een beveiligde parkeerplek in de parkeergarage huurt. Dat op de website mogelijk anders staat vermeld doet niet af aan wat partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen. Wel bevindt de parkeerplek zich in een besloten deel van de parkeergarage, waar huurders van een parkeerplek kunnen komen door middel van een knoopcel. Van de gemeente mag als verhuurder worden verwacht dat zij maatregelen neemt die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om diefstal zoveel mogelijk te voorkomen. Dat de gemeente daarin tekort is geschoten heeft [eiser] niet, dan wel onvoldoende onderbouwd.
8. Van belang is of [eiser] de gemeente voorafgaand aan de diefstal heeft laten weten dat zij naar zijn oordeel tekort is geschoten in haar verplichtingen als verhuurder. Dat is niet het geval. [eiser] heeft pas na de diefstal van zijn auto gesteld dat sprake is van gebreken aan het gehuurde. Op een huurder rust de plicht om de verhuurder op de hoogte te stellen van gebreken aan het gehuurde, zodat de verhuurder in de gelegenheid is deze te herstellen. Indien [eiser] gebreken aan het gehuurde had ontdekt die hem in zijn huurgenot zouden storen, dan diende hij de gemeente daarvan onverwijld kennis te geven. Dat heeft [eiser] nagelaten.
9. Nadat bij de gemeente eind december 2015 meldingen van vernieling en diefstal binnenkwamen, heeft een technisch specialist van de gemeente de parkeergarage vervolgens uitvoerig gecontroleerd. Door de technisch specialist zijn toen geen onregelmatigheden of defecten aan de toegangspoort of toegangsdeur geconstateerd. Van een geforceerd slot was ook geen sprake. [eiser] heeft de stellingen van de gemeente dat het toegangssysteem ten tijde van de diefstal naar behoren functioneerde onweersproken gelaten, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan. De gemeente had geen aanleiding om een naar behoren werkend systeem te vervangen. [eiser] heeft onvoldoende concreet onderbouwd dat er voor de diefstal klachten waren over een disfunctionerend toegangssysteem.
10. De gemeente heeft verder als onweersproken gesteld dat na de verrichte controles naar aanleiding van enkele eerdere meldingen van incidenten in de periode 2009 en 2015, nooit gebreken aan de parkeergarage zijn geconstateerd aangaande de mate van beveiliging. De mate van beveiliging is tot de aansprakelijkheidsstelling op 25 juli 2016 niet eerder als gebrek of tekortschieten aangemerkt. Bovendien kende [eiser] de mate van beveiliging in de parkeergarage reeds bij het aangaan van de huurovereenkomst. De stelling van [eiser] dat op de bewuste dag of nacht van de diefstal de camerabeveiliging uitgeschakeld was gaat niet op, nu de gemeente gemotiveerd uiteen heeft gezet dat ten tijde van de diefstal in het geheel nog geen beveiligingscamera’s aanwezig waren. [eiser] heeft dit verder onweersproken gelaten.
11. Mede gelet op de maandelijkse door [eiser] te betalen huurprijs van € 37,74 heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd op grond waarvan hij redelijkerwijs kan verlangen dat er 24-uursbewaking in de parkeergarage aanwezig is of dat hem volledige garantie kan worden gegeven dat zijn goederen niet uit de parkeergarage zullen worden gestolen. Bovendien kan de gemeente niet voorkomen dat (andere) huurders van een parkeerplek derden toelaten in het besloten gedeelte van de parkeergarage.
12. Niet valt in te zien dat de gemeente tekort is geschoten in haar verplichtingen als verhuurder met betrekking tot de door haar te nemen voorzorgs- en beveiligingsmaatregelen in de parkeergarage. De gemeente kan niet aansprakelijk worden gehouden voor de door [eiser] geleden schade.
13. Gelet op het voorgaande dient de vordering van [eiser] te worden afgewezen.
14. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden belast met de proceskosten gevallen aan de zijde van de gemeente.

BESLISSING

De kantonrechter:
I. wijst de vordering van [eiser] af;
II. veroordeelt [eiser] in de proceskosten gevallen aan de zijde van de gemeente, tot op heden begroot op € 500,00 aan salaris gemachtigde;
III. veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
IV. verklaart de veroordelingen onder II. en III. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter