4.3.Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde:
Verklaringen aangever [slachtoffer]
Aangever [slachtoffer] heeft op 5 februari 2017, kort na het incident, tegenover verbalisanten op straat verklaard dat een Engelse jongen met een groene bodywarmer een vuurwapen op hem had gericht en enkele malen de trekker had overgehaald, maar dat er geen kogels uitkwamen. Op dat moment ging hij ervan uit dat het wapen leeg was. Deze verklaring is in enkele zinnen in een proces-verbaal van bevindingen opgenomen (blz.16) en bevat verder weinig details.
Uit recent aan het dossier toegevoegde stukken blijkt dat diezelfde avond op het politiebureau aan verdachte is meegedeeld dat het een echt en doorgeladen wapen zou betreffen. Aangever was hevig ontsteld door deze informatie. Een dag later heeft hij aangifte gedaan. In deze aangifte heeft hij gedetailleerd over het incident verklaard, ook over het ontstaan van het conflict tussen hem en de mannen in de Halvemaansteeg. Aangever heeft verklaard dat een van deze mannen een wapen pakte vanuit zijn broeksband, een soort slede op het wapen naar achteren trok en het wapen op aangever richtte, terwijl deze op 2 à 3 meter afstand stond. Vervolgens hoorde aangever meer dan vijf keer achter elkaar klikken. Het klonk ijzer/metaalachtig. Op de loop van het wapen zat een soort verlengstuk, aangever denkt een geluiddemper. Aangever rende vervolgens weg richting het Rembrandtplein.
Op 27 juni 2017 heeft aangever bij de rechter-commissaris opnieuw zijn verhaal gedaan, waarbij hij in lijn heeft verklaard met zijn eerder afgelegde verklaringen.
Uit de diverse verklaringen die aangever heeft afgelegd komt het beeld naar voren van een hevig geschokt slachtoffer dat zijn uiterste best doet om zich zo precies mogelijk te herinneren wat er is gebeurd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat verdachte op basis van de op 5 februari 2017 op het politiebureau verstrekte informatie over het wapen zijn verklaring heeft aangepast.
De verklaringen van aangever worden bovendien voor een deel bevestigd door de camerabeelden, de verklaring van verdachte en de vondst van het vuurwapen met geluiddemper. Op deze camerabeelden is te zien dat een conflict tussen verdachte en de mannen heeft plaatsgevonden en dat verdachte op een bepaald moment een vuurwapen in zijn rechterhand heeft genomen, dat hij een kort moment in de richting van aangever heeft gehouden. Verdachte heeft bekend dat hij een wapen met geluiddemper tevoorschijn heeft gehaald en aan aangever heeft getoond.
Met de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat aangever betrouwbare en geloofwaardige verklaringen heeft afgelegd die in beginsel voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Vaststaande feiten
De rechtbank neemt op grond van het voorgaande als vaststaand aan dat verdachte een vuurwapen met geluiddemper op aangever heeft gericht.
Poging doodslag
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot doodslag is essentieel dat vast komt te staan dat verdachte de trekker van het wapen dat hij op aangever had gericht heeft overgehaald.
Vooropgesteld moet worden dat niet ieder onderdeel van de tenlastelegging door twee (of meer) bewijsmiddelen behoeft te worden ondersteund om (eveneens) tot een bewezenverklaring van dat onderdeel te komen. In dit geval is het overhalen van de trekker een cruciaal onderdeel van de tenlastelegging. Dit breng met zich dat een bewezenverklaring hiervan slechts kan volgen, indien dit buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld.
Alleen aangever heeft verklaard dat hij klikgeluiden heeft gehoord. Op de beelden is het overhalen van de trekker niet te zien, terwijl er evenmin getuigen zijn die dit hebben waargenomen dan wel soortgelijke geluiden hebben gehoord als aangever. Verdachte heeft ontkend de trekker te hebben overgehaald.
Aangever associeert de klikgeluiden met het overhalen van de trekker. Hoewel dit een voor de hand liggende gedachte is, is niet uit te sluiten dat deze geluiden een andere oorsprong hadden, en bijvoorbeeld voortkwamen uit het naar achter en voren bewegen van de hamer van het vuurwapen.
Nu er geen bewijsmiddelen zijn die ondersteuning bieden aan de verklaring van aangever over de klikgeluiden en de klikgeluiden bovendien door iets anders dan het overhalen van de trekker veroorzaakt zouden kunnen zijn, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte de trekker heeft overgehaald.
Dit dient te leiden tot vrijspraak van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De vraag of zich op dat moment in het wapen al dan niet een patroonhouder met patronen bevond behoeft geen beantwoording meer.
Bedreiging
Door met een vuurwapen op aangever te richten heeft verdachte aangever grote angst aangejaagd. Deze situatie is op zichzelf bedreigend van aard. De rechtbank zal verdachte echter vrijspreken van de ten laste gelegde bedreiging, omdat de feitelijkheden waaruit die bedreiging zou hebben bestaan (zoals opgenomen in de tenlastelegging) niet bewezen kunnen worden verklaard.
Die feitelijkheden bestaan er, evenals bij het primair ten laste gelegd, immers uit dat verdachte met een vuurwapen, gericht op het lichaam van aangever, heeft geschoten en/of meerdere malen de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald. Dat verdachte heeft geschoten of de trekker heeft overgehaald kan gelet op het hiervoor over het primair ten laste gelegde overwogene niet worden vastgesteld. Ook van het subsidiair ten laste gelegde zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde:
Verdachte had een vuurwapen Walther met bijbehorende munitie en een geluiddemper voorhanden. Voor zover de tenlastelegging op deze wapens en munitie ziet, zullen de feiten 2 en 3 worden bewezen verklaard.
Voor het overige dient vrijspraak te volgen. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen wapens en/of munitie voorhanden heeft gehad. Verdachte zal dus alleen verantwoordelijk worden gehouden voor de wapens en de munitie die hij zelf bij zich heeft gedragen.