In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen S. [echtgenoot] en de Minister van Veiligheid en Justitie over de weigering van de minister om de aanvraag van eiseres tot wijziging van haar geslachtsnaam in behandeling te nemen. Eiseres, die in Turkije haar meisjesnaam heeft teruggekregen na een echtscheiding, verzocht de gemeente Amsterdam om haar achternaam te wijzigen van [echtgenoot] naar [naam]. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres de verschuldigde leges van € 835,- niet had betaald. Eiseres stelde dat deze legesverplichting in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en andere internationale verdragen, omdat het een belemmering vormde voor haar recht op naamswijziging.
De rechtbank oordeelde dat de geslachtsnaam valt onder het recht op privéleven zoals bedoeld in artikel 8 EVRM, maar dat de wetgever de legesverplichting heeft ingesteld en dat deze niet ongerechtvaardigd is. De rechtbank benadrukte dat de legesverplichting en de hoogte daarvan bij wet zijn geregeld en dat de minister terecht aan de voorwaarde van legesbetaling heeft vastgehouden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een schending van artikel 8 EVRM en dat het bestreden besluit in stand kon blijven. Eiseres had geen recht op vrijstelling van de leges, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.