ECLI:NL:RBAMS:2017:5119

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
5567951 CV EXPL 16-35343
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De vraag of krantenbezorgers als werknemers moeten worden aangemerkt en de gevolgen daarvan voor de arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam op 18 april 2017, hebben meerdere eisers, krantenbezorgers, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap de Persgroep Distributie B.V. De eisers stelden dat zij als werknemers moesten worden aangemerkt en dat er een arbeidsovereenkomst met hen gesloten diende te worden. De procedure begon met een dagvaarding op 30 november 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 maart 2017, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter moest beoordelen of er sprake was van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW, dat een overeenkomst definieert waarbij een partij zich verbindt om in dienst van de andere partij arbeid te verrichten tegen loon.

De kantonrechter concludeerde dat aan de voorwaarden voor een arbeidsovereenkomst niet was voldaan. De eisers gaven aan dat zij vrij waren om zich te laten vervangen door derden en dat er geen gezagsrelatie bestond, wat essentieel is voor de kwalificatie als werknemer. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tussen de eisers en de Persgroep niet voldeed aan de wettelijke criteria voor een arbeidsovereenkomst, en dat de eisers in feite een overeenkomst van opdracht hadden. Dit leidde tot de afwijzing van alle vorderingen van de eisers, die als de in het ongelijk gestelde partij werden veroordeeld in de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de wettelijke criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst en de rol van de gezagsrelatie in het arbeidsrecht. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtspositie van krantenbezorgers en de vraag of zij als werknemers moeten worden aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5567951 CV EXPL 16-35343
vonnis van: 18 april 2017

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser 1]

wonende te [woonplaats]

2. [eiser 2]

wonende te [woonplaats]

3. [eiser 3]

wonende te [woonplaats]

4. [eiser 4]

wonende te [woonplaats]

5. [eiser 5]

wonende te [woonplaats]

6. [eiser 6]

wonende te [woonplaats]

7. [eiser 7]

wonende te [woonplaats]
8. [eiser 8]
wonende te [woonplaats]
eisers
gemachtigde: [eiser 1]
t e g e n

de besloten vennootschap de Persgroep Distributie B.V.

gevestigd te Duivendrecht
gedaagde
nader te noemen: Persgroep
gemachtigde: mr. E.D. David

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 30 november 2016;
- antwoord, aangevuld bij mondeling antwoord van 8 december 2016;
- instructievonnis van 31 januari 2017, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 22 maart 2017. [eiser 1] is verschenen voor eisers. Hij heeft van de overige eisers ter comparitie machtigingen overgelegd. Voor Persgroep zijn verschenen [naam jurist] (jurist) en [naam adviseur distributie] (adviseur distributie), bijgestaan door de gemachtigde. Aan de zijde van Persgroep is ook verschenen [naam] van de brancheorganisatie. Partijen zijn gehoord, beiden hebben een pleitnota voorgelezen en ze hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

[eiser 1] vordert dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal vaststellen dat eisers dienen te worden aangemerkt als (gewezen) werknemer en dat Persgroep veroordeeld zal worden om met eisers een arbeidsovereenkomst aan te gaan, om eisers financieel te compenseren voor het feit dat geen arbeidsovereenkomst werd aangeboden en om mee te werken aan het actieplan.
Persgroep heeft de vordering betwist.
3. De kantonrechter ziet zich gesteld voor de vraag of sprake is (of zou moeten zijn) van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. In artikel 7:610, lid 1 BW is bepaald dat een arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij een partij zich verbindt om in dienst van de andere partij tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Hieruit moet worden afgeleid dat aan drie cumulatieve eisen voldaan moet zijn, namelijk arbeid, gedurende zekere tijd, loon en een gezagsrelatie. Daar komt bij dat een werknemer de arbeid zelf moet verrichten en zich niet kan laten vervangen (artikel 7:659 BW).
4. De kantonrechter merkt op dat eisers heel veel hebben geschreven en als stukken hebben toegevoegd dat voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst niet relevant is. De kantonrechter leidt daaruit af dat eisers het niet eens zijn met de hiervoor genoemde wettelijke beoordelingscriteria voor het beantwoorden van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst en deze criteria achterhaald vinden. De kantonrechter heeft evenwel de wet toe te passen en ziet geen mogelijkheden noch aanleiding om daarvan af te wijken. Het enkele feit dat partijen niet gelijkwaardig zijn, is daarvoor onvoldoende. In het arbeidsrecht is reeds verdisconteerd dat sprake is van ongelijke partijen, dat vormt juist de rechtvaardiging voor het arbeidsrecht.
5. [eiser 1] heeft ter comparitie verklaard dat eisers vrij waren om zich te laten vervangen door (door henzelf aan te zoeken) derden, dat hij niet werd aangestuurd en dat hij geen vakantieaanvragen hoefde in te dienen. Aldus is geen sprake van de in artikel 7:610, lid 1 BW bedoelde gezagsrelatie en ook niet van arbeid die de werknemer persoonlijk moet verrichten. Daaraan doet niet af dat vervanging feitelijk niet vaak voorkwam. Aldus voldoet de overeenkomst niet aan de vereisten om te kwalificeren als arbeidsovereenkomst en betreft het een overeenkomst van opdracht, zoals ook boven de schriftelijke overeenkomsten – die door Persgroep zijn overgelegd – staat vermeld. Hierbij is nog in het midden gelaten dat de eisers – behoudens [eiser 1] – helemaal geen overeenkomst met Persgroep hebben getekend, maar met een externe distributeur zodat Persgroep überhaupt niet als wederpartij met betrekking tot de overeenkomsten kan worden aangemerkt.
6. Dit leidt tot afwijzing van alle vorderingen. Immers, er was en is geen arbeidsovereenkomst en aldus ontbreekt ook enige grond om te oordelen dat Persgroep alsnog een arbeidsovereenkomst moet aanbieden, onrechtmatig heeft gehandeld door geen arbeidsovereenkomst te sluiten, enige schadevergoeding moet betalen of mee moet werken aan een actieplan (nog daargelaten dat niet duidelijk is gemaakt wat die omvat).
7. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisers in de proceskosten die aan de zijde van Persgroep tot op heden begroot worden op € 400,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.