4.3Oordeel van de rechtbank
Anders dan de officier van justitie en met de raadsvrouw acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Op 21 september 2016 tussen 1.02 en 1.07 uur is de aangever, zittend in zijn bestelauto, op het [adres 3] beroofd door twee mannen, van wie hij een signalement heeft gegeven. Omschrijving NN1: negroïde man, bruine huidskleur, 20-30 jr, normaal postuur, haar kort zwart en zijkant veel korter dan bovenop, lengte tussen 1.75-1.80 meter, Nederlands met straataccent, mogelijk Antilliaans, een gouden tand aan de bovenzijde van zijn gebit, donkerkleurig sportvest of trainingspak, broek aan korte kant zodat je de enkels zag.
Omschrijving NN2: negroïde man, 18-25 jr, donkerbruine huidskleur, gespierder dan NN1, kort zwart kroeshaar en overal één lengte, tussen 1.80-1.85 meter, sprak Nederlands met licht straataccent, minder dan NN1, donkerkleurig trainingspak mogelijk paars, lijkend op een trainingspak van de voetbalclub Paris Saint-Germain. Weggenomen zijn ruim tweehonderd euro, wat kleingeld, een Samsung tablet en een AH tas met ballonnen, mogelijk ook pakjes Marlboro sigaretten.
Om 01.17 respectievelijk 01.18 uur zijn medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ) en verdachte aangehouden, toen zij samen op één fiets reden in de richting van het Abcouderpad en de plaats van het delict. Beiden ontkennen de beroving te hebben gepleegd en hebben een redelijk gedetailleerde verklaring afgelegd over wat er die avond is gebeurd. Er zijn geen getuigen die hebben gezien dat zij het delict gepleegd hebben, noch zijn zij door de aangever aangewezen of herkend als zijnde de daders. De vingerafdrukken die zijn veiliggesteld vanaf het rechter- en het linkervoorportier van de bestelauto, die volgens de aangever door de daders die geen handschoenen droegen, zijn opengetrokken, zijn niet tot verdachte of [medeverdachte] te herleiden. Beiden hebben verklaard dat [medeverdachte] vanaf het [adres 5] door verdachte achterop de fiets werd gebracht naar het station toen zij werden aangehouden, welke route langs het [adres 3] voerde.
Naast het feit dat verdachte ten tijde van het delict daar in de buurt was, bevindt zich in het dossier een aantal hierna te bespreken bewijsmiddelen die tezamen genomen voldoende indirect bewijs zouden kunnen opleveren voor betrokkenheid van verdachte bij de beroving.
Verdachte droeg bij zijn aanhouding een Paris Saint-Germain trainingspak en voldoet ook overigens aan het signalement van NN2. Met de telefoon die verdachte bij zich had is aan aangever gevraagd naar het [adres 3] te komen. Dader 1 heeft volgens de aangever bij het wegrennen tegen dader 2 geroepen “kom, kom [voornaam verdachte] ”, wat klinkt als “ [verdachte] ”, de voornaam van verdachte. Daarna sprong dader 2 op een fiets en fietste weg. De buitgemaakte AH tas met ballonnen is teruggevonden in de buurt van het [adres 5] , met op het handvat bloed waarin een enkelvoudig DNA-profiel is aangetroffen dat matcht met dat van verdachte. Verdachte had twee pakjes Marlboro op zak. De aangever had pakjes sigaretten van dit merk in zijn bestelauto.
Hoewel voornoemde bewijsmiddelen onder omstandigheden een veroordeling zouden kunnen dragen, heeft de rechtbank op basis van deze bewijsmiddelen onvoldoende de overtuiging bekomen dat verdachte de beroving (mede) heeft gepleegd. De redenen hiervoor zullen hieronder worden uiteengezet. Het komt er kort gezegd op neer dat de rechtbank de door verdachte aangedragen alternatieve verklaring niet onaannemelijk acht en niet kan uitsluiten, waardoor er gerede twijfel bestaat ten aanzien van zijn daderschap.
Verdachte heeft op 23 september 2016 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op weg naar huis zijn telefoon heeft uitgeleend aan een jongen uit [naam wijk] die samen met een bekende in een tunneltje stond. De jongen heette [naam 3] of [naam 3] of zoiets. Hij belde met de telefoon van verdachte en werd teruggebeld. Daarna wilde de jongen de fiets van verdachte lenen en ging samen met die bekende weg met de fiets van verdachte. Verdachte wachtte in een portiek en kreeg na een tijdje zijn fiets terug. Als dank voor het uitlenen van zijn fiets gaf de jongen uit [naam wijk] twee pakjes Marlboro aan verdachte. Vervolgens moest verdachte van de jongen uit [naam wijk] de jongen met wie hij later is opgepakt, [medeverdachte] dus, naar het station brengen.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft in de raadkamer van 3 oktober 2016 verklaard een Facebookbericht te hebben ontvangen van zijn neef [persoon 2] , op 30 september 2016 met de volgende tekst:
“Ey [medeverdachte] lekker voor je dat en [verdachte] voor mij en [naam 1] zit. Als je me veraad maak ik je dood en [verdachte] ook [...] ik heb alltijd voor jou geboet kill nu is t payback ik ga bijna trouwen ik had het geld echt nodig het is je eigen schuld ik had je nog gezegt blijf osso ga niet na buiten je wilt nooit luistern [...] dit was mijn enige uitweg.”
Een screenshot van dit bericht is aan het dossier toegevoegd. Voornoemde neef heeft desgevraagd verklaard niet te ontkennen dat dit bericht via zijn account is verzonden (al zegt hij niet te weten door wie) en dat [medeverdachte] de bijnaam is van zijn neef [medeverdachte] .
Hoewel in een ‘proces-verbaal Facebook bericht’ dat zich in het dossier bevindt is gerelateerd dat niet kan worden vastgesteld of het Facebookbericht is verzonden, gaat de rechtbank hier wel van uit, op grond van voornoemde verklaring van de neef en omdat op het screenshot een keuze zichtbaar is tussen negeren en accepteren, hetgeen er eveneens op duidt dat het een verzonden bericht betreft dat de ontvanger kan negeren of accepteren.
[medeverdachte] heeft op 3 oktober 2016 toegelicht dat zijn neef op zaterdag 1 oktober 2016 is getrouwd en dat hij hem daarom tot nu toe de hand boven het hoofd heeft gehouden. Zijn neef is verantwoordelijk en [medeverdachte] wil niet boeten voor dit, want hij was er niet bij, aldus [medeverdachte] .
Ter terechtzitting heeft de raadsman van [medeverdachte] desgevraagd toegelicht dat hij het bericht via de tante van [medeverdachte] heeft ontvangen. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting - in zijn eigen zaak en tevens als getuige in de zaak van verdachte - uitgelegd dat hij tijdens detentie niet zelf op zijn Facebookpagina kan komen. Daarom had hij zijn zus gevraagd op zijn Facebook te gaan om zijn werkgever te informeren. Toen zij het bericht zag, heeft ze zijn advocaat gebeld en een screenshot gemaakt van het bericht, aldus [medeverdachte] . Bovendien zegt [medeverdachte] er zeker van te zijn dat zijn neef en [naam 1] verantwoordelijk zijn voor de beroving, omdat hij zijn neef met [naam 1] rond de tijd van de beroving met een tas naar een auto heeft zien snellen die voor het huis van zijn vader geparkeerd stond aan het [adres 4] , waarna zij zijn wegreden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 21 september 2016 bij zijn moeder in de buurt was, die woont op het [adres 5] te [plaats 1] . Hij kwam aanfietsen over het Abcouderpad en zag medeverdachte [medeverdachte] met “ [naam 1] ” staan. Hij kan zich niet meer herinneren of er nog een derde bij was. “ [naam 1] ” wilde zijn telefoon lenen om te bellen, waarop verdachte hem de telefoon van zijn broer, die hij bij zich had, uitleende. Verdachte heeft het gesprek dat “ [naam 1] ” voerde niet kunnen verstaan. Hij kreeg na het gesprek de telefoon terug van “ [naam 1] ”. Vervolgens werd er op de telefoon teruggebeld door een nummer dat verdachte niet kende en verdachte gaf de telefoon direct weer aan “ [naam 1] ”. Ook dit gesprek heeft verdachte niet kunnen verstaan. Hierna wilde “ [naam 1] ” de fiets van verdachte lenen en fietste ermee weg. Verdachte ging wachten in het portiek van het [adres 5] . Hij stond aan de binnentuinkant van zijn moeders woning. Nadat “ [naam 1] ” bij dit portiek terugkwam met de fiets van verdachte, gaf hij als dank twee pakjes sigaretten aan verdachte van het merk Marlboro. Op het moment dat “ [naam 1] ” de fiets leende en op het moment dat “ [naam 1] ” de fiets terug bracht was “ [naam 1] ” alleen. [medeverdachte] was op dat moment bij verdachte en heeft aan verdachte gevraagd hem op de fiets een stukje naar het station te brengen. Daarna is er door “ [naam 1] ” op aangedrongen dat verdachte dit zou doen. Hierop zijn verdachte en de medeverdachte op de fiets gestapt om naar het station te gaan en zijn zij even later aangehouden.
Verdachte ontkent de overval te hebben gepleegd. Hij denkt dat hij er ingeluisd is door “ [naam 1] ” en een andere persoon.
Zoals gezegd acht de rechtbank voornoemd alternatief scenario niet onaannemelijk, mede gezien het moment waarop verdachte hiermee is gekomen en de steun die het Facebookbericht daaraan biedt. Opvallend in dit verband is bovendien dat het door de aangever opgegeven signalement van dader 1 wat de haardracht betreft niet overeenkomt met dat van de medeverdachte. De haardracht van dader 1 zou aan de zijkanten veel korter zijn dan bovenop. In het dossier bevindt zich een foto van [medeverdachte] van 14 september 2016, een week voor het gebeurde, en daaruit blijkt dat dat niet het geval is. De door de aangever beschreven haardracht komt wel overeen met die van zijn neef [persoon 2] , zoals te zien is op de foto’s in het dossier die afkomstig zijn van zijn Facebookaccount.
Het alternatieve scenario geeft niet voor alle de verdachte belastende bewijsmiddelen een afdoende verklaring. Daarover merkt de rechtbank het volgende op.
Het signalement van NN2 sluit verdachte niet uit, maar is aan de andere kant te algemeen om onderscheidend te zijn. Dat geldt ook voor het Paris Saint-Germain trainingspak dat verdachte bij zijn aanhouding droeg, nu de rechtbank de niet weersproken stelling van de raadsvrouw aannemelijk acht dat veel jongens in de wijk met zo’n pak lopen nu dit in de mode is.
Tijdens de beroving noemde dader 1 dader 2 bij het wegrennen weliswaar “ [voornaam verdachte] ”, maar even daarvoor had hij hem “ [naam 2] ” genoemd.
Last but not least geeft het alternatieve scenario geen verklaring voor het op de weggenomen Albert Heijn tas aangetroffen DNA van verdachte. Dit DNA bevond zich in bloed dat op het hengsel van de tas is aangetroffen. Vaststaat dat verdachte bij zijn aanhouding om 01.18 uur behoorlijk bloedde aan zijn rechterhand (zie de foto op blz. A 1011 waar hij geboeid in de auto zit). Hij verklaarde desgevraagd verwond te zijn geraakt toen hij van zijn fiets viel vlak voor de aanhouding. Er zat bloed op het handvat van de fiets (A 1018). Uit het dossier is niet af te leiden wanneer, door wie en op welke wijze de tas van Albert Heijn, waarop bloed met het DNA van verdachte is aangetroffen, is veiliggesteld en vervoerd, omdat dit niet is geverbaliseerd. Wel is geverbaliseerd dat verbalisant [verbalisant] om 04.00 uur zag dat er bloedsporen zaten op een van de hengsels. Niet is uit te sluiten dat het bloed van verdachte via een verbalisant op de tas terecht is gekomen. Dit zou de verbalisant kunnen zijn die hem heeft aangehouden. De door de verdediging aangevoerde mogelijkheid, dat sprake kan zijn van contaminatie, wordt door de bewijsmiddelen niet weersproken en kan, mede gelet op de verklaring van verdachte, niet worden uitgesloten.
Gelet op het voorgaande kan niet worden uitgesloten dat de lezing van verdachte de juiste is, waardoor de rechtbank niet tot een veroordeling kan komen en verdachte dient te worden vrijgesproken.