ECLI:NL:RBAMS:2017:51

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
13/654166-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in beroving van bestelauto met DNA-bewijs en alternatieve verklaringen

Op 5 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de beroving van een bestelauto op 21 september 2016. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het DNA van de verdachte op een tas was aangetroffen, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat hij de beroving had gepleegd. De verdachte was ten tijde van het delict in de buurt en voldeed aan het signalement, maar de rechtbank vond de door hem aangedragen alternatieve verklaring niet onaannemelijk. De verdachte had verklaard dat zijn bloed op de tas kon zijn gekomen door een val tijdens zijn aanhouding, en dat er mogelijk sprake was van contaminatie. De rechtbank concludeerde dat de bewijsmiddelen onvoldoende overtuigend waren om tot een veroordeling te komen, en sprak de verdachte vrij. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf was opgelegd aan de verdachte. De rechtbank wees ook een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af, omdat de verdachte niet de voorwaarden had overtreden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/654166-16, 13/650241-13 (hvi) (Promis)
Datum uitspraak: 5 januari 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [plaats 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr.
D. Jironet-Loewe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland
op de openbare weg het [adres 3] , in elk geval op een openbare weg tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 229,05 euro
en/of een tablet en/of een aantal pakjes sigaretten, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , (gevestigd [adres 2] te
Diemen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader
- die [persoon 1] naar het [adres 3] heeft/hebben gelokt en/of
- het portier van de auto waarin die [persoon 1] reed heeft/hebben
opengetrokken en/of
- een scherp en/of puntig voorwerp aan die [persoon 1] heeft/hebben getoond
en/of
- tegen die [persoon 1] heeft/hebben gezegd : "Uitstappen, uitstappen" en/of
"Geef me geld", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking
en/of
- de kleding en/of de auto van die [persoon 1] heeft/hebben doorzocht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit en heeft dit als volgt onderbouwd.
Uit de aangifte van [persoon 1] blijkt dat hij is overvallen door twee daders. Dader 1 bleek medeverdachte [medeverdachte] te zijn en dader 2 verdachte. Terwijl de medeverdachte de aangever onder dreiging van een scherp voorwerp beroofde van zijn geld, was verdachte bezig zijn auto te doorzoeken. Verdachte heeft een koeltas van de Albert Heijn en een tablet uit de auto van de aangever gepakt. Vervolgens zijn hij en de medeverdachte weggerend. Tijdens het wegrennen riep de medeverdachte tegen verdachte: “Kom [voornaam verdachte] ”. [voornaam verdachte] is de eerste voornaam van verdachte. Zij zijn vervolgens weggefietst, aldus de aangever.
Het signalement dat de aangever heeft gegeven van de daders komt overeen met dat van verdachte en de medeverdachte. Dader 2 zou een trainingspak aan hebben van het merk Paris Saint Germain. Verdachte bleek inderdaad een trainingspak van dat merk aan te hebben. Ook de kleding van de medeverdachte komt overeen met de omschrijving ervan door de aangever.
Volgens de aangever had dader 1 één gouden tand. De medeverdachte heeft weliswaar meer gouden tanden, maar het is mogelijk dat de aangever niet alle gouden tanden heeft gezien. Dader 1 had volgens de aangever een steekvoorwerp bij zich. De medeverdachte heeft op de zitting toegegeven dat hij een mes bij zich had.
Kort na de overval fietsten verdachte en de medeverdachte met hoge snelheid langs de verbalisanten, die hen sommeerden te stoppen. Zij gaven daar geen gehoor aan en uiteindelijk zijn zij, zeer kort na de overval, aangehouden. Verbalisanten beschrijven dat er verder niemand op straat was en dat het helemaal stil was.
Op de later aangetroffen koeltas van de Albert Heijn zijn sporen gevonden, die na onderzoek bloedsporen bleken te zijn met een enkelvoudig DNA-profiel dat matcht met het DNA van verdachte. Het NFI-rapport moet aldus gelezen worden dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon dezelfde match heeft, kleiner is dan één op één miljard. Het bloed op de tas kan dus gekoppeld worden aan verdachte. Verdachte bleek gewond te zijn aan zijn hand. Dat verklaart ook waarom er bloed op de tas zat, die hij uit de auto heeft gepakt. Verdachte heeft geen heldere verklaring gegeven over hoe zijn bloed op de tas terecht is gekomen.
Dat de medeverdachte geen specifieke sporen heeft achtergelaten zegt nog niet dat hij daar niet is geweest.
Voorts zijn bij verdachte twee onaangebroken pakjes sigaretten aangetroffen, van hetzelfde merk als de sigaretten die de aangever in zijn bus had liggen.
Het telefoonnummer waarmee de aangever was gebeld om een bestelling te plaatsen, staat bovendien op naam van de broer van verdachte. Het adres, waar de aangever naar toe moest komen, [adres 3] , is het adres waar de oma van de medeverdachte woont.
Verder zijn er bierblikjes aangetroffen van het merk 8.6 op de plek, waar de daders vandaan kwamen en waar ze naartoe terug gingen. Verdachte heeft verklaard dat hij die bewuste avond bier van dit merk heeft genuttigd.
De verklaringen van verdachte en de medeverdachte over een alternatief scenario waarbij de neef van de medeverdachte en ene [naam 1] de daders zijn, zijn ongeloofwaardig en stemmen niet met elkaar overeen. De verklaring dat de neef van de medeverdachte een Facebookbericht aan hem zou hebben gestuurd waaruit zou blijken dat de neef en een ander de daders zijn, is eveneens ongeloofwaardig en wordt ingebracht om ruis en verwarring te creëren. Het enige waar de verdachte en de medeverdachte gelijkluidend over verklaren, is dat zij samen op de fiets hebben gezeten.
Gelet op het vorenstaande kan bewezen worden verklaard dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] een overval heeft gepleegd op [persoon 1] .
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het aan verdachte ten laste gelegde feit en heeft dit als volgt onderbouwd.
Naast de aangifte van [persoon 1] , bevat het dossier de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , die vrij gedetailleerd hebben uitgelegd waarom zij in de buurt van de plaats delict waren. De moeder van verdachte en de vader van [medeverdachte] wonen daar. Ook voor het overige zijn hun verklaringen consistent en geloofwaardig. De medeverdachte heeft, terwijl hij en verdachte al vastzaten, een Facebookbericht ontvangen van een neef van hem, genaamd [persoon 2] . Uit dat bericht is af te leiden dat de medeverdachte en verdachte vastzitten voor deze neef en ene “ [naam 1] ”, die kennelijk de daadwerkelijke daders zijn van de overval.
Voorafgaand aan de overval is de aangever gebeld met de telefoon van de broer van verdachte. Daar heeft verdachte over verklaard dat hij de telefoon van zijn broer heeft uitgeleend aan een man met een naam gelijkend op “ [naam 1] ”, die daarmee wilde bellen. Indien verdachte van plan was een overval te plegen, dan zou het niet logisch zijn om te bellen met een telefoon die naar hem te herleiden is. Daarmee zou hij een visitekaartje afgeven. Hetgeen hij daarover heeft verklaard ligt meer voor de hand, namelijk dat “ [naam 1] ” zijn telefoon heeft geleend en aldus misbruik van verdachte heeft gemaakt.
Volgens verdachte heeft “ [naam 1] ” na het bellen zijn fiets geleend, is even later naar de woning van verdachte teruggekomen met de fiets en heeft verdachte als dank voor het uitlenen twee pakjes sigaretten van het merk Marlboro gegeven. Hierna werd aan verdachte dringend gevraagd om de medeverdachte op de fiets naar het station te brengen. Dat deed hij en zij fietsten samen weg.
Verdachte is aangehouden bij het [adres 3] , waar de overval heeft plaatsgevonden. Dat zou dus betekenen dat hij, nadat hij de overval heeft gepleegd en is weggefietst, is teruggefietst naar de plaats delict. Deze lezing is niet aannemelijk. De verklaring van verdachte hierover is daarentegen wel aannemelijk, namelijk dat “ [naam 1] ” hem zijn fiets terug kwam brengen en dat hij desgevraagd de medeverdachte op de fiets naar het station ging brengen. Zodoende zijn zij naar het [adres 3] gefietst (richting het metrostation) en zijn zij daar aangehouden.
Blijkens de verklaring van de aangever heeft dader 1 dader 2 eerst “ [naam 2] ” genoemd en later “ [verdachte] ”. Het is niet ondenkbaar dat dader 1 dit opzettelijk heeft gedaan om verdachte te belasten, wetende dat hij in de buurt was.
Wat betreft het op de koeltas van de Albert Heijn aangetroffen DNA van verdachte, is het niet uit te sluiten dat er sprake is geweest van contaminatie. Uit het dossier blijkt dat verdachte is aangehouden en dat deze tas (niet onder verdachte) in beslag is genomen, maar daar houdt het dossier helaas op. Er zijn geen stukken waaruit is af te leiden wie de tas heeft gevonden, waarheen deze is gebracht en waar deze in beslag is genomen. Het is mogelijk dat de tas in aanraking is gekomen met de spullen van verdachte en dat zijn DNA is overgedragen op de tas tijdens het vervoeren of op het politiebureau. DNA is immers vluchtig. De tas lag bovendien op de fietsroute van “ [naam 1] ”, toen hij onderweg was om de fiets aan verdachte terug te geven.
Verder is opvallend dat van de gestolen spullen niet veel is teruggevonden. Noch de gestolen tablet, noch het gestolen kleingeld zijn bij verdachten of in de omgeving aangetroffen. Dat ondersteunt de lezing dat een ander er met de buit vandoor is gegaan.
De kleding van het merk Paris Saint Germain is niet voldoende onderscheidend omdat dit merk in de mode is en veel jongens in die wijk daarmee lopen.
Er zijn ten slotte geen vingerafdrukken van verdachte aangetroffen, of andersoortige tactische sporen die naar hem wijzen. Kortom alles wat tegen verdachte pleit heeft hij kunnen weerleggen.
De verklaring van verdachte is zo gedetailleerd dat die niet kan worden uitgesloten met de bewijsmiddelen. Daarom dient hij te worden vrijgesproken.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Anders dan de officier van justitie en met de raadsvrouw acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Op 21 september 2016 tussen 1.02 en 1.07 uur is de aangever, zittend in zijn bestelauto, op het [adres 3] beroofd door twee mannen, van wie hij een signalement heeft gegeven. Omschrijving NN1: negroïde man, bruine huidskleur, 20-30 jr, normaal postuur, haar kort zwart en zijkant veel korter dan bovenop, lengte tussen 1.75-1.80 meter, Nederlands met straataccent, mogelijk Antilliaans, een gouden tand aan de bovenzijde van zijn gebit, donkerkleurig sportvest of trainingspak, broek aan korte kant zodat je de enkels zag.
Omschrijving NN2: negroïde man, 18-25 jr, donkerbruine huidskleur, gespierder dan NN1, kort zwart kroeshaar en overal één lengte, tussen 1.80-1.85 meter, sprak Nederlands met licht straataccent, minder dan NN1, donkerkleurig trainingspak mogelijk paars, lijkend op een trainingspak van de voetbalclub Paris Saint-Germain. Weggenomen zijn ruim tweehonderd euro, wat kleingeld, een Samsung tablet en een AH tas met ballonnen, mogelijk ook pakjes Marlboro sigaretten.
Om 01.17 respectievelijk 01.18 uur zijn medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ) en verdachte aangehouden, toen zij samen op één fiets reden in de richting van het Abcouderpad en de plaats van het delict. Beiden ontkennen de beroving te hebben gepleegd en hebben een redelijk gedetailleerde verklaring afgelegd over wat er die avond is gebeurd. Er zijn geen getuigen die hebben gezien dat zij het delict gepleegd hebben, noch zijn zij door de aangever aangewezen of herkend als zijnde de daders. De vingerafdrukken die zijn veiliggesteld vanaf het rechter- en het linkervoorportier van de bestelauto, die volgens de aangever door de daders die geen handschoenen droegen, zijn opengetrokken, zijn niet tot verdachte of [medeverdachte] te herleiden. Beiden hebben verklaard dat [medeverdachte] vanaf het [adres 5] door verdachte achterop de fiets werd gebracht naar het station toen zij werden aangehouden, welke route langs het [adres 3] voerde.
Naast het feit dat verdachte ten tijde van het delict daar in de buurt was, bevindt zich in het dossier een aantal hierna te bespreken bewijsmiddelen die tezamen genomen voldoende indirect bewijs zouden kunnen opleveren voor betrokkenheid van verdachte bij de beroving.
Verdachte droeg bij zijn aanhouding een Paris Saint-Germain trainingspak en voldoet ook overigens aan het signalement van NN2. Met de telefoon die verdachte bij zich had is aan aangever gevraagd naar het [adres 3] te komen. Dader 1 heeft volgens de aangever bij het wegrennen tegen dader 2 geroepen “kom, kom [voornaam verdachte] ”, wat klinkt als “ [verdachte] ”, de voornaam van verdachte. Daarna sprong dader 2 op een fiets en fietste weg. De buitgemaakte AH tas met ballonnen is teruggevonden in de buurt van het [adres 5] , met op het handvat bloed waarin een enkelvoudig DNA-profiel is aangetroffen dat matcht met dat van verdachte. Verdachte had twee pakjes Marlboro op zak. De aangever had pakjes sigaretten van dit merk in zijn bestelauto.
Hoewel voornoemde bewijsmiddelen onder omstandigheden een veroordeling zouden kunnen dragen, heeft de rechtbank op basis van deze bewijsmiddelen onvoldoende de overtuiging bekomen dat verdachte de beroving (mede) heeft gepleegd. De redenen hiervoor zullen hieronder worden uiteengezet. Het komt er kort gezegd op neer dat de rechtbank de door verdachte aangedragen alternatieve verklaring niet onaannemelijk acht en niet kan uitsluiten, waardoor er gerede twijfel bestaat ten aanzien van zijn daderschap.
Verdachte heeft op 23 september 2016 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op weg naar huis zijn telefoon heeft uitgeleend aan een jongen uit [naam wijk] die samen met een bekende in een tunneltje stond. De jongen heette [naam 3] of [naam 3] of zoiets. Hij belde met de telefoon van verdachte en werd teruggebeld. Daarna wilde de jongen de fiets van verdachte lenen en ging samen met die bekende weg met de fiets van verdachte. Verdachte wachtte in een portiek en kreeg na een tijdje zijn fiets terug. Als dank voor het uitlenen van zijn fiets gaf de jongen uit [naam wijk] twee pakjes Marlboro aan verdachte. Vervolgens moest verdachte van de jongen uit [naam wijk] de jongen met wie hij later is opgepakt, [medeverdachte] dus, naar het station brengen.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft in de raadkamer van 3 oktober 2016 verklaard een Facebookbericht te hebben ontvangen van zijn neef [persoon 2] , op 30 september 2016 met de volgende tekst:
“Ey [medeverdachte] lekker voor je dat en [verdachte] voor mij en [naam 1] zit. Als je me veraad maak ik je dood en [verdachte] ook [...] ik heb alltijd voor jou geboet kill nu is t payback ik ga bijna trouwen ik had het geld echt nodig het is je eigen schuld ik had je nog gezegt blijf osso ga niet na buiten je wilt nooit luistern [...] dit was mijn enige uitweg.”
Een screenshot van dit bericht is aan het dossier toegevoegd. Voornoemde neef heeft desgevraagd verklaard niet te ontkennen dat dit bericht via zijn account is verzonden (al zegt hij niet te weten door wie) en dat [medeverdachte] de bijnaam is van zijn neef [medeverdachte] .
Hoewel in een ‘proces-verbaal Facebook bericht’ dat zich in het dossier bevindt is gerelateerd dat niet kan worden vastgesteld of het Facebookbericht is verzonden, gaat de rechtbank hier wel van uit, op grond van voornoemde verklaring van de neef en omdat op het screenshot een keuze zichtbaar is tussen negeren en accepteren, hetgeen er eveneens op duidt dat het een verzonden bericht betreft dat de ontvanger kan negeren of accepteren.
[medeverdachte] heeft op 3 oktober 2016 toegelicht dat zijn neef op zaterdag 1 oktober 2016 is getrouwd en dat hij hem daarom tot nu toe de hand boven het hoofd heeft gehouden. Zijn neef is verantwoordelijk en [medeverdachte] wil niet boeten voor dit, want hij was er niet bij, aldus [medeverdachte] .
Ter terechtzitting heeft de raadsman van [medeverdachte] desgevraagd toegelicht dat hij het bericht via de tante van [medeverdachte] heeft ontvangen. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting - in zijn eigen zaak en tevens als getuige in de zaak van verdachte - uitgelegd dat hij tijdens detentie niet zelf op zijn Facebookpagina kan komen. Daarom had hij zijn zus gevraagd op zijn Facebook te gaan om zijn werkgever te informeren. Toen zij het bericht zag, heeft ze zijn advocaat gebeld en een screenshot gemaakt van het bericht, aldus [medeverdachte] . Bovendien zegt [medeverdachte] er zeker van te zijn dat zijn neef en [naam 1] verantwoordelijk zijn voor de beroving, omdat hij zijn neef met [naam 1] rond de tijd van de beroving met een tas naar een auto heeft zien snellen die voor het huis van zijn vader geparkeerd stond aan het [adres 4] , waarna zij zijn wegreden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 21 september 2016 bij zijn moeder in de buurt was, die woont op het [adres 5] te [plaats 1] . Hij kwam aanfietsen over het Abcouderpad en zag medeverdachte [medeverdachte] met “ [naam 1] ” staan. Hij kan zich niet meer herinneren of er nog een derde bij was. “ [naam 1] ” wilde zijn telefoon lenen om te bellen, waarop verdachte hem de telefoon van zijn broer, die hij bij zich had, uitleende. Verdachte heeft het gesprek dat “ [naam 1] ” voerde niet kunnen verstaan. Hij kreeg na het gesprek de telefoon terug van “ [naam 1] ”. Vervolgens werd er op de telefoon teruggebeld door een nummer dat verdachte niet kende en verdachte gaf de telefoon direct weer aan “ [naam 1] ”. Ook dit gesprek heeft verdachte niet kunnen verstaan. Hierna wilde “ [naam 1] ” de fiets van verdachte lenen en fietste ermee weg. Verdachte ging wachten in het portiek van het [adres 5] . Hij stond aan de binnentuinkant van zijn moeders woning. Nadat “ [naam 1] ” bij dit portiek terugkwam met de fiets van verdachte, gaf hij als dank twee pakjes sigaretten aan verdachte van het merk Marlboro. Op het moment dat “ [naam 1] ” de fiets leende en op het moment dat “ [naam 1] ” de fiets terug bracht was “ [naam 1] ” alleen. [medeverdachte] was op dat moment bij verdachte en heeft aan verdachte gevraagd hem op de fiets een stukje naar het station te brengen. Daarna is er door “ [naam 1] ” op aangedrongen dat verdachte dit zou doen. Hierop zijn verdachte en de medeverdachte op de fiets gestapt om naar het station te gaan en zijn zij even later aangehouden.
Verdachte ontkent de overval te hebben gepleegd. Hij denkt dat hij er ingeluisd is door “ [naam 1] ” en een andere persoon.
Zoals gezegd acht de rechtbank voornoemd alternatief scenario niet onaannemelijk, mede gezien het moment waarop verdachte hiermee is gekomen en de steun die het Facebookbericht daaraan biedt. Opvallend in dit verband is bovendien dat het door de aangever opgegeven signalement van dader 1 wat de haardracht betreft niet overeenkomt met dat van de medeverdachte. De haardracht van dader 1 zou aan de zijkanten veel korter zijn dan bovenop. In het dossier bevindt zich een foto van [medeverdachte] van 14 september 2016, een week voor het gebeurde, en daaruit blijkt dat dat niet het geval is. De door de aangever beschreven haardracht komt wel overeen met die van zijn neef [persoon 2] , zoals te zien is op de foto’s in het dossier die afkomstig zijn van zijn Facebookaccount.
Het alternatieve scenario geeft niet voor alle de verdachte belastende bewijsmiddelen een afdoende verklaring. Daarover merkt de rechtbank het volgende op.
Het signalement van NN2 sluit verdachte niet uit, maar is aan de andere kant te algemeen om onderscheidend te zijn. Dat geldt ook voor het Paris Saint-Germain trainingspak dat verdachte bij zijn aanhouding droeg, nu de rechtbank de niet weersproken stelling van de raadsvrouw aannemelijk acht dat veel jongens in de wijk met zo’n pak lopen nu dit in de mode is.
Tijdens de beroving noemde dader 1 dader 2 bij het wegrennen weliswaar “ [voornaam verdachte] ”, maar even daarvoor had hij hem “ [naam 2] ” genoemd.
Last but not least geeft het alternatieve scenario geen verklaring voor het op de weggenomen Albert Heijn tas aangetroffen DNA van verdachte. Dit DNA bevond zich in bloed dat op het hengsel van de tas is aangetroffen. Vaststaat dat verdachte bij zijn aanhouding om 01.18 uur behoorlijk bloedde aan zijn rechterhand (zie de foto op blz. A 1011 waar hij geboeid in de auto zit). Hij verklaarde desgevraagd verwond te zijn geraakt toen hij van zijn fiets viel vlak voor de aanhouding. Er zat bloed op het handvat van de fiets (A 1018). Uit het dossier is niet af te leiden wanneer, door wie en op welke wijze de tas van Albert Heijn, waarop bloed met het DNA van verdachte is aangetroffen, is veiliggesteld en vervoerd, omdat dit niet is geverbaliseerd. Wel is geverbaliseerd dat verbalisant [verbalisant] om 04.00 uur zag dat er bloedsporen zaten op een van de hengsels. Niet is uit te sluiten dat het bloed van verdachte via een verbalisant op de tas terecht is gekomen. Dit zou de verbalisant kunnen zijn die hem heeft aangehouden. De door de verdediging aangevoerde mogelijkheid, dat sprake kan zijn van contaminatie, wordt door de bewijsmiddelen niet weersproken en kan, mede gelet op de verklaring van verdachte, niet worden uitgesloten.
Gelet op het voorgaande kan niet worden uitgesloten dat de lezing van verdachte de juiste is, waardoor de rechtbank niet tot een veroordeling kan komen en verdachte dient te worden vrijgesproken.

5.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 1.728,35 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.

6.Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij de stukken bevindt zich de op 27 september 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/650241-13 en met v.i.-zaaknummer 99/000820-31.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de gehele voorwaardelijke invrijheidstelling, te weten 460 dagen.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Zoals naar voren is gekomen in dit vonnis, is gebleken dat verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft overtreden, nu verdachte is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [persoon 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. C.F. de Lemos Benvindo en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coşkun, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 januari 2017.
mrs. De Lemos Benvindo en Helmers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.