ECLI:NL:RBAMS:2017:5074

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 391
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering re-integratie in eigen functie van werknemer met autisme spectrum stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer (eiseres) en haar werkgever (verweerder), een stichting. Eiseres, die sinds 1 november 2008 in dienst was, had te maken met een autisme spectrum stoornis (ASS) en was in een re-integratietraject na een periode van ziekte. Verweerder had op 3 november 2016 besloten om eiseres niet te laten re-integreren in haar eigen functie, omdat zij volgens verweerder niet geschikt was voor deze functie gelet op haar beperkingen en de verstoorde arbeidsverhoudingen. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verschil van mening bestond over de in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) vastgestelde beperkingen van eiseres. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had geconcludeerd dat de functie van eiseres niet passend was. De rechtbank volgde het deskundigenoordeel van het Uwv, dat stelde dat eiseres, ondanks haar beperkingen, in staat zou moeten zijn om te re-integreren in haar eigen functie. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd dat de arbeidsverhoudingen zodanig verstoord waren dat re-integratie niet mogelijk was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor eiseres recht had op re-integratie in haar eigen functie. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het griffierecht vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de mogelijkheden voor re-integratie van werknemers met een beperking en de rol van deskundigen in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/391

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 juli 2017 in de zaak tussen

[de vrouw] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.P. Wellenberg),
en

Het bestuur van de [Stichting] , verweerder

(gemachtigde: mr. P.A.S. Andela).

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres te laten re-integreren in haar eigen functie.
Bij besluit van 12 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn namens verweerder [de man] , HRM adviseur van verweerder, en [de persoon] , leidinggevende van eiseres, verschenen.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden waar de rechtbank vanuit gaat.
1.1.
Eiseres is op 1 november 2008 bij verweerder in dienst getreden. Haar laatste functie was die van [medewerker] bij het [team] . Eiseres werkte aanvankelijk op basis van een tijdelijk aanstelling. Bij besluit van 18 september 2009 heeft verweerder deze tijdelijke aanstelling met een jaar verlengd, vanwege zorgen over de houding en het gedrag van eiseres. Bij besluit van 9 augustus 2010 is aan eiseres met ingang van 1 november 2010 een vaste aanstelling verleend.
1.2.
Naar aanleiding van een incident op 14 juli 2014 heeft op 7 augustus 2014 een gesprek plaatsgevonden tussen eiseres en haar leidinggevende. Blijkens het gespreksverslag van 24 september 2014 heeft de leidinggevende in dat gesprek op officiële wijze aan eiseres kenbaar gemaakt dat haar gedrag en houding niet acceptabel zijn. Naar aanleiding van een tweede incident, op 2 december 2014, is aan eiseres bij brief van 7 januari 2015 het voornemen tot het opleggen van de disciplinaire straf, een schriftelijke berisping, kenbaar gemaakt.
1.3.
Op 4 februari 2015 is eiseres door verweerder naar huis gestuurd met de mededeling dat haar dienstverband zal worden beëindigd. Verweerder heeft eiseres bij brief van diezelfde dag een voorstel tot beëindiging van haar aanstelling door middel van een vaststellingsovereenkomst gedaan. In een brief van 11 februari 2015 heeft eiseres aangegeven hiervan geen gebruik te willen maken. Hoewel eiseres erkent dat de relatie met haar leidinggevende te wensen overlaat, wil zij graag terugkeren in haar eigen functie. Indien dit voor verweerder niet bespreekbaar is, is eiseres ook bereid om andere passende functies binnen [Stichting] in overweging te nemen.
1.4.
Uit onderzoek van psycholoog Stassen van 3 februari 2015 blijkt dat bij eiseres sprake is van een autisme spectrum stoornis (ASS). Blijkens het psychologisch rapport veroorzaken de symptomen van deze stoornis beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren van eiseres. Er is geen sprake van cognitieve stoornissen en haar intelligentie lijkt een beschermende factor, omdat zij hierdoor in staat is feedback op haar gedrag te overdenken en op een rationele manier sociale situaties te benaderen.
1.5.
Bij brief van 12 maart 2015 heeft verweerder aan eiseres het voornemen tot ontslag wegens disfunctioneren kenbaar gemaakt. Bij besluit van 1 september 2015 heeft verweerder eiseres met ingang van 1 oktober 2015 eervol ontslag verleend, omdat eiseres volgens verweerder niet beschikt over de eigenschappen, mentaliteit en instelling die nodig zijn om haar functie naar behoren te kunnen vervullen. Als subsidiaire ontslaggrond wordt aangevoerd dat de relatie met collega’s en leidinggevende zodanig is verstoord dat een goede en vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit ontslagbesluit.
1.6.
Op verzoek van verweerder heeft psychiater Lam een onderzoek naar de mogelijkheden van eiseres om te functioneren in haar eigen functie verricht. Zijn rapportage van 23 juni 2015 bevestigt het beeld dat er bij eiseres sprake is van ASS en dat er beperkingen zijn in het omgaan met emoties van anderen, het omgaan met conflicten en op het gebied van samenwerken. In het algemeen zijn functies waarin deze beperkingen een grote rol spelen minder geschikt voor eiseres. Van genezing kan geen sprake zijn, maar eiseres is wel aangemeld voor een behandeling met als doel de negatieve effecten van ASS op houding en gedrag te beperken. Er zijn geen argumenten om aan te nemen dat eiseres niet terug kan keren op het oude functioneringsniveau, aldus de psychiater.
1.7.
Op 2 december 2015 heeft de ‘bezwarencommissie Rechtspositionele aangelegenheden [Stichting] ’ (de bezwarencommissie) verweerder geadviseerd het bezwaar van eiseres tegen het ontslag gegrond te verklaren en het ontslagbesluit van 1 september 2015 te vernietigen. Dit advies is voor verweerder aanleiding om medische informatie in te winnen. In een rapportage van 29 februari 2016 heeft Weesie, verzekeringsarts van ArboNed, aangegeven dat er bij eiseres sprake is van een medische aandoening, waardoor zij op dat moment ongeschikt is voor haar eigen werk als [medewerker] . Er is een duidelijke medische reden die maakt dat eiseres het ongewenste gedrag niet achterwege kan laten. Dit gedrag kan haar niet worden verweten, aldus de verzekeringsarts.
1.8.
Naar aanleiding van voornoemd rapport trekt verweerder met de beslissing op bezwaar van 4 maart 2016 het ontslagbesluit van 1 september 2015 in en wordt eiseres met terugwerkende kracht tot en met 1 september 2015 ziekgemeld voor haar eigen functie. Verweerder geeft aan de mogelijkheden voor re-integratie te gaan onderzoeken.
1.9.
In het kader van de re-integratie heeft bedrijfsarts Fokke op 11 mei 2015 een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. Hij heeft daarin de volgende beperkingen vastgesteld:
  • Emotionele problemen van anderen hanteren: sterk beperkt, identificeert zich meestal met de problemen van anderen en kan daarvan noch in gedrag noch in beleving afstand nemen. Eiseres is niet in staat emotionele uitingen van anderen genuanceerd af te wegen, neemt opmerkingen letterlijk op.
  • Omgaan met conflicten: beperkt, kan een conflict met agressieve of onredelijke mensen uitsluitend in telefonisch of schriftelijk contact hanteren.
  • Samenwerken: beperkt, kan met anderen werken, maar met een eigen, van te voren afgebakende deeltaak.
1.10.
Aan de hand van deze FML concludeert arbeidsdeskundige Faber in een rapport van 30 mei 2016 dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werkzaamheden. Het eigen werk is niet passend te maken door voorzieningen of aanpassingen. De belasting in het eigen werk overschrijdt de toegestane belastbaarheid, met name in sociale interacties zoals intensieve samenwerking, optreden in groepen en mensen enthousiasmeren en meekrijgen in processen.
1.11.
Op verzoek van eiseres heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 14 september 2016 een deskundigenoordeel geven. Het Uwv concludeert dat verweerder onvoldoende meewerkt aan de re-integratie van eiseres. De verzekeringsarts van het Uwv onderschrijft de beperkingen die voor eiseres zijn vastgesteld in de FML van bedrijfsarts Fokke, maar omdat eiseres werkt in een interne functie zonder contact met externe klanten is de arbeidsdeskundige van mening dat de aspecten waarop eiseres beperkt is geen belangrijke rol spelen in haar functie. Omdat eiseres in het verleden goede beoordelingen heeft gekregen en zij bovendien ziekte-inzicht heeft gekregen, zou verweerder moeten proberen eiseres in haar eigen werk te laten re-integreren, aldus het Uwv.
1.12.
Met de brief van 4 oktober 2016 heeft de gemachtigde van verweerder aan eiseres bericht dat zij niet kan terugkeren in haar eigen functie en dat het deskundigenoordeel van het Uwv door verweerder niet wordt gevolgd. In het primaire besluit heeft verweerder, in aanvulling op de brief van 4 oktober 2016, nogmaals aangegeven het deskundigenoordeel van het Uwv niet te volgen. Volgens verweerder wordt in het deskundigenoordeel geen rekenschap gegeven van:
  • het disfunctioneren ten aanzien van de eigen functie;
  • de medische beperkingen die blijvend zijn, waardoor het niet de verwachting is dat eiseres op termijn nog aan de functie-eisen zal kunnen voldoen;
  • een arbeidsconflict met de teamleider;
  • een gespannen verhouding met een aantal collega’s.
Gelet op deze punten, de beperking in samenwerking, de beperking in conflicthantering en de beperking in het omgaan met emoties van anderen, is succesvolle re-integratie in haar eigen functie illusoir en daarom niet aan de orde, aldus verweerder.
1.13.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De bezwarencommissie heeft in haar advies van 3 januari 2016 (de rechtbank begrijpt: 3 januari 2017) geoordeeld dat onvoldoende is gebleken dat sprake is geweest van disfunctioneren door houding en gedrag of van duurzaam verstoorde verhoudingen. Eiseres heeft altijd goede beoordelingen gehad en de functie vakinhoudelijk altijd naar tevredenheid vervuld. Uit de verschillende onderzoeksrapporten blijkt onvoldoende dat eiseres niet binnen haar eigen functie zou kunnen re-integreren en het staat niet vast dat zij haar eigen functie niet zou kunnen uitoefenen. Eiseres is op eigen initiatief bezig met het leren omgaan met haar beperkingen en de bezwarencommissie heeft het vertrouwen dat re-integratie op de eigen functie kans van slagen heeft. De bezwarencommissie adviseert daarom het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren en eiseres onder begeleiding van een coach te laten re-integreren op haar eigen werkplek voor een periode van een half jaar.
1.14.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in afwijking van het advies van de bezwarencommissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de weigering om haar te laten re-integreren in haar eigen functie gehandhaafd. Verweerder overweegt dat uit de gepresenteerde feiten en voorbeelden blijkt dat sprake is van disfunctioneren door houding en gedrag en dat eiseres niet in staat is gebleken dit gedrag aan te passen. De houding en het gedrag van eiseres zijn al sinds haar indiensttreding een zorg. De medische rapportages zijn eenduidig voor zover daaruit volgt dat genezing niet mogelijk is en eiseres zal dan ook niet in staat zijn haar eigen functie uit te oefenen. Uit de vastgestelde FML blijkt dat eiseres beperkt is in haar sociaal functioneren, wat maakt dat zij niet geschikt is voor haar eigen functie. Bovendien zijn de verhoudingen met haar leidinggevende en collega’s zodanig verstoord, dat ook hun belang zich verzet tegen de terugkeer van eiseres in haar eigen functie. Verweerder spant zich in voor re-integratie in een andere interne functie of extern.
De beroepsgronden van eiseres
2. Eiseres heeft in beroep tegen het bestreden besluit aangevoerd dat verweerder haar de mogelijkheid om in haar eigen functie te re-integreren niet mag onthouden. Zoals uit haar beoordelingen blijkt, heeft eiseres altijd goed gefunctioneerd. Verweerder heeft dan ook ten onrechte geconcludeerd dat zij niet geschikt is voor haar eigen werk. Haar functie is voor 80% een bureaufunctie waarbij het omgaan met conflicten en het hanteren van emotionele problemen van anderen niet of nauwelijks een rol speelt. Dat blijkt ook uit de functieomschrijving. Op de competentie samenwerken is zij bovendien altijd goed beoordeeld. Eiseres heeft inmiddels de nodige inzichten gekregen in de wijze waarop ASS van invloed is op haar communicatie met anderen en heeft handvatten gekregen om beter te functioneren in het sociale verkeer. Verweerder moet haar de kans geven dit in de praktijk te brengen, zoals ook de bezwarencommissie en het Uwv hebben geadviseerd. Eiseres herkent zich niet in de stelling van verweerder dat een terugkeer vanwege de arbeidsverhoudingen met haar collega’s en leidinggevende onhoudbaar is. Eiseres heeft er groot belang bij weer op haar eigen niveau aan de slag te gaan, omdat haar carrière op het spel staat.
Beoordeling door de rechtbank
3.1.
De rechtbank ziet zich gesteld voor een tweetal vragen. Allereerst of verweerder terecht heeft besloten dat de functie van eiseres niet passend is voor eiseres. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, komt de rechtbank toe aan de vraag of verweerder toch in redelijkheid heeft kunnen besluiten eiseres niet te laten re-integreren in haar eigen functie.
Is de functie passend?
3.2.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen geen verschil van mening bestaat over de in de FML vastgestelde beperkingen. De door verweerder ingeschakelde bedrijfsarts Fokke en de verzekeringsarts van het Uwv hebben bij eiseres dezelfde beperkingen vastgesteld. De vraag is dan of deze beperkingen maken dat eiseres haar eigen functie niet kan uitoefenen.
3.2.2.
Verweerder heeft ter onderbouwing van het standpunt dat de functie van eiseres niet passend voor haar is, verwezen naar het besluit van 18 september 2009 waarbij eiseres een verlenging van haar tijdelijke aanstelling heeft gekregen wegens zorgen over haar houding en gedrag. Verweerder verwijst verder naar het opgestelde overzicht van incidenten in de periode van oktober 2012 tot en met juli 2014 en enkele in de beroepsprocedure overgelegde e-mails van collega’s over het functioneren van eiseres.
3.2.3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder hiermee teruggrijpt naar gedragingen en incidenten uit de periode voordat bij eiseres ASS werd vastgesteld. Eiseres heeft sinds de diagnose veel in het werk gesteld om haar beperkingen beter te begrijpen en hier mee om te gaan. De rechtbank volgt verweerder dan ook niet in diens standpunt dat op basis van deze gegevens geconcludeerd moet worden dat de functie van eiseres niet passend voor haar is.
3.2.4.
Naar oordeel van de rechtbank heeft het Uwv in het deskundigenoordeel inzichtelijk gemotiveerd waarom eiseres, ondanks de vastgestelde beperkingen, zou kunnen re-integreren in haar eigen werk. Het Uwv verschilt op dit punt van inzicht met de door verweerder ingeschakelde arbeidsdeskundige Faber. De rechtbank ziet in wat verweerder naar voren heeft gebracht echter geen aanleiding het deskundigenoordeel van het Uwv niet te volgen. Niet is gebleken dat de beperkingen van eiseres een dusdanig grote rol spelen in de betreffende functie, dat zij deze functie – al dan niet met aanpassingen of onder begeleiding van een coach – in het geheel niet zou kunnen vervullen. Zeker nu eiseres sinds haar indiensttreding bij verweerder altijd positief is beoordeeld op de wijze waarop zij haar functie heeft vervuld. De stelling van verweerder dat het rapport van het Uwv niet volledig is en slechts een eenzijdig beeld geeft, is door verweerder niet onderbouwd. Het had daarbij wel op de weg van verweerder gelegen aan de hand van een deskundigenrapport de conclusies van het Uwv te weerleggen.
3.2.5.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft vastgesteld dat de functie van eiseres niet passend is voor eiseres. Dit maakt dat de rechtbank toekomt aan de beantwoording van de tweede vraag.
Heeft verweerder terecht geweigerd eiseres te laten re-integreren in haar eigen functie?
3.3.1.
Verweerder heeft geweigerd eiseres te laten re-integreren in haar eigen functie, omdat volgens verweerder sprake is van verstoorde arbeidsverhoudingen en van het team en de leidinggevende niet kan worden verlangd dat zij weer met eiseres gaan samenwerken.
3.3.2.
De rechtbank ziet in de stukken die verweerder ter onderbouwing van dit standpunt heeft overgelegd geen aanleiding aan te nemen dat eiseres niet terug kan keren in haar eigen functie. Het door verweerder overgelegde overzicht van incidenten en de e-mails van collega’s zien op situaties van voor de gestelde diagnose. Eiseres heeft na haar diagnose niet meer in haar eigen functie gewerkt en verweerder heeft dus niet ervaren hoe eiseres binnen het team functioneert nu zij én haar collega’s inzicht hebben in haar beperkingen. Uit de stukken blijkt dat de inspanningen van verweerder in de gesprekken met eiseres voornamelijk waren gericht op re-integratie in een andere functie; de optie van terugkeer naar de eigen functie is hierbij onvoldoende onderzocht. Naar oordeel van de rechtbank geven de overgelegde stukken geen blijk van dermate ernstig verstoorde arbeidsverhoudingen dat re-integratie met goede afspraken en begeleiding, conform het advies van de bezwarencommissie, geen kans van slagen heeft. Van verweerder mag, tenslotte, als goed werkgever worden verwacht dat re-integratie op de eigen werkplek, op zijn minst gedurende een proefperiode, wordt ingezet.
Conclusie
4.1.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder eiseres ten onrechte niet heeft laten re-integreren in haar eigen functie. Gelet hierop dient het beroep gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit te worden vernietigd.
4.2.
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal, doende wat verweerder had behoren te doen, het primaire besluit van 3 november 2016 herroepen en bepalen dat eiseres mag re-integreren in haar eigen functie.
4.3.
Voor het opleggen van de door eiseres gevraagde dwangsom ziet de rechtbank echter thans geen aanleiding. De rechtbank heeft geen redenen om aan te nemen dat verweerder de uitspraak van de rechtbank niet zal naleven. Bovendien kan van het opleggen van een dwangsom een ongewenste druk uitgaan die niet bijdraagt aan een goede relatie tussen partijen. Partijen zijn erbij gebaat dat zij in goed overleg met elkaar tot afspraken komen over wat er nodig is om re-integratie in de eigen functie te laten slagen. Vanzelfsprekend zal hierbij door partijen voortvarend gehandeld moeten worden.
Proceskosten en griffierecht
5. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep, welke zijn begroot op € 1.980,- aan kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 495,- per punt).
6. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,- aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het besluit van 3 november 2016;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.980,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Reichert, voorzitter, en mr. J.C.S. van Limburg Stirum en mr. J.M.R. Vastenburg, leden, in aanwezigheid van mr. A. Mol, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2017.
De griffier is niet in staat deuitspraak mede teondertekenen.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.