ECLI:NL:RBAMS:2017:5070

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
13/659087-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van misbruik van een ex-leerlinge door een conciërge

In de strafzaak tegen een conciërge, die beschuldigd werd van misbruik van een ex-leerlinge, heeft de rechtbank Amsterdam op 17 juli 2017 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1960, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 1998, tijdens een evenement op school. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 3 juli 2017 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. I.E. Leenhouwers, aanwezig waren.

De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die de verdachte zou hebben verricht, waarbij hij misbruik zou hebben gemaakt van zijn positie en het aanzienlijke leeftijdsverschil van 38 jaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende was om de verdachte te veroordelen, mede omdat er geen ander bewijs was dat haar verklaring ondersteunde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het ten laste gelegde feit niet bewezen kon worden en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/659087-16 (Promis)
Datum uitspraak: 17 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ruijs en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. I.E. Leenhouwers naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (gelet op onder meer het aanzienlijke leeftijdsverschil (38 jaar) tussen hem, verdachte en [naam ex-leerlinge] en/of het feit dat hij, verdachte, als conciërge en/of toezichthouder bij een (nachtelijk) evenement van het [naam Gymnasium] werkzaam was) of door misleiding, [naam ex-leerlinge] , geboren op [geboortedatum] 1998, van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen van verdachte die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte:
  • voornoemde [naam ex-leerlinge] , ex-leerling van voornoemd Gymnasium, gedurende de nachtelijke uren, toegang geboden tot de voornoemd Gymnasium en/of
  • voornoemde [naam ex-leerlinge] weggelokt en/of afgezonderd van andere in voornoemd Gymnasium aanwezige personen door haar te vragen of zij de nieuwe gymzaal al had gezien, althans een vraag van gelijke aard en/of strekking en/of
  • voornoemde [naam ex-leerlinge] de woorden toegevoegd: "Je hebt wel een lekkere kont gekregen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking" en/of in elk geval een of meer seksueel getinte opmerkingen richting voornoemde [naam ex-leerlinge] gemaakt en/of
  • voornoemde [naam ex-leerlinge] , in de lift richting de verdieping alwaar voornoemde gymzaal is gelegen, (onverhoeds) van achteren benaderd en/of (vervolgens) het lichaam van voornoemde [naam ex-leerlinge] vastgepakt en/of betast en/of bevoeld en/of voornoemde [naam ex-leerlinge] in de nek/hals gezoend en/of
  • voornoemde [naam ex-leerlinge] rondgeleid in voornoemde gymzaal en/of haar vervolgens aangeboden ook een (achter) in de gymzaal afsluitbare kamer te bekijken en/of
  • (vervolgens) voornoemde [naam ex-leerlinge] in voornoemde kamer gevraagd om op zijn schoot te gaan zitten en/of
  • (vervolgens) voornoemde [naam ex-leerlinge] op de mond gezoend en/of de borst(en), in elk geval het lichaam van voornoemde [naam ex-leerlinge] aangeraakt en/of betast en/of bevoeld en/of
  • voornoemde [naam ex-leerlinge] gevraagd (op haar knieën) te gaan zitten en/of gevraagd zijn penis in haar mond te nemen en/of (vervolgens) zijn penis eenmaal of meermalen in haar mond gebracht en/of geduwd en/of gehouden en/of
  • de (onder)broek van voornoemde [naam ex-leerlinge] naar beneden/uit getrokken en/of (vervolgens) de vagina van voornoemde [naam ex-leerlinge] aangeraakt en/of bevoeld en/of betast en/of gezoend en/of gelikt en/of zijn vinger(s) in de vagina van voornoemde [naam ex-leerlinge] gebracht en/of geduwd en/of
  • voornoemde [naam ex-leerlinge] in een situatie gebracht waarin zij werd overrompeld en/of niet tegen zijn, verdachtes, verzoeken in durfde te gaan.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken voor de misleiding en het vingeren van aangeefster omdat deze handelingen niet volgen uit het dossier. Het ten laste gelegde feit kan voor het overige wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de verklaring van aangeefster en de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte. Aangeefster heeft consistent verklaard, haar verklaring over die nacht komt overeen met de verklaringen van getuigen en aangeefster heeft geen reden om verdachte valselijk te belasten. Sterker nog, zij had juist een heel goed contact met hem en heeft om die reden ook lang gewacht met het naar buiten brengen van haar verhaal. De verklaringen van aangeefster zijn dan ook betrouwbaar. De kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte kan als steunbewijs gelden. Verdachte heeft kennelijk leugenachtig beweerd dat aangeefster met vreemden naar school is gekomen die hij had weggestuurd en stelt dit pas bij als de verbalisant die hem verhoort vertelt dat de namen van de jongens waarmee aangeefster naar de school is gekomen al bekend zijn. Pas dan erkent verdachte dat aangeefster met deze specifieke jongens naar de school is gekomen en dat hij die jongens wel degelijk kent. Verdachte heeft de jongens wel, maar aangeefster niet weggestuurd. Alleen al hieruit kan de conclusie worden getrokken dat hij kennelijk alleen met haar wilde zijn. Zijn seksuele bedoelingen zijn af te leiden uit de seksueel getinte uitlatingen die hij van te voren tegen aangeefster deed. Reconstruerend heeft verdachte ongeveer een half uur de tijd gehad om het ten laste gelegde feit te begaan. Hij had ook gelegenheid door aangeefster mee te nemen naar het kamertje van de gymleraar. Dit kamertje was altijd afgesloten en die nacht alleen voor verdachte toegankelijk omdat hij de moedersleutel had. Bovendien kon aangeefster deze kamer beschrijven terwijl zij daar nooit eerder is geweest. Verdachte had redelijkerwijze moeten vermoeden dat aangeefster minderjarig was. Ook wist verdachte dat aangeefster toen niet bepaald nuchter meer was. Verdachte kende aangeefster, voor wie hij een vertrouwenspersoon was en van wie verdachte op de hoogte was van haar moeilijke thuissituatie. Onder deze omstandigheden, met een leeftijdsverschil van maar liefst 38 jaar, heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn overwicht, aldus de officier van justitie.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Er is niet voldaan aan het bewijsminimum omdat er naast de verklaring van aangeefster geen steunbewijs is voor de kern van de beschuldiging. Ook de verklaring van aangeefster zelf is niet erg betrouwbaar. De aangifte is zeven maanden na het incident gedaan en niet ‘spontaan’ vanuit aangeefster zelf, maar op ingeven of aandringen van haar omgeving. Bovendien worden de gedragingen vaag beschreven. De kennis die aangeefster, blijkens haar beschrijving, van het kamertje heeft kan ze op eigen gelegenheid hebben verkregen. De verklaring van aangeefster dat zij anderen is tegen gekomen toen ze samen met verdachte uit de lift komt, wordt door geen van de getuigen bevestigd. Niemand heeft haar samen met verdachte boven in het schoolgebouw gezien. Daarnaast is verdachte gezien de tijdlijn niet in de gelegenheid geweest om het ten laste gelegde feit te begaan. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat in seksuele zin iets is voorgevallen tussen verdachte en aangeefster stelt de verdediging zich op het standpunt dat geen sprake is van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding in de zin van artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht en dat verdachte ook om die reden moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet bewezen. De verklaring van aangeefster vindt onvoldoende ondersteuning in andere bewijsmiddelen. Ten aanzien van het steunbewijs is de rechtbank het met de officier van justitie eens dat de verklaringen van de getuigen aan wie aangeefster de ten laste gelegde feiten heeft omschreven, de-audituverklaringen betreffen. Het steunbewijs kan dus niet uit deze verklaringen bestaan.
Dat de beschrijving die aangeefster van het kamertje voor de gymleraar geeft overeenkomt met de kamer die zich bevindt in de buurt van de door haar aangegeven plek in de school, vindt de rechtbank ook niet voldoende voor steunbewijs. Niet valt uit te sluiten dat aangeefster eerder in of voor de deur van die ruimte is geweest, omdat uit het dossier volgt dat aangeefster op een zeker moment die nacht zonder toezicht door de school heeft gelopen. Het is mogelijk dat aangeefster, als het kamertje op slot zat, door het raam van de deur heeft gekeken waarbij, blijkens de door de raadsvrouw overgelegde foto’s, het overgrote deel van de ruimte kan worden bekeken.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte niet kennelijk leugenachtig, waardoor deze verklaring niet als steunbewijs gebruikt kan worden. Weliswaar heeft verdachte wisselend verklaard over het al dan niet kennen van de jongens waar aangeefster mee was en de aanwezigheid van een collega op de bewuste nacht, maar de rechtbank acht dit – mede gezien het tijdsverloop van meer dan acht maanden tussen het verhoor van verdachte en de bewuste nacht, en de omstandigheid dat er destijds in korte tijd twee feesten op school waren waarbij de school ‘s nachts open bleef – onvoldoende om van kennelijke leugenachtigheid te spreken. Het is onder die omstandigheden goed mogelijk dat verdachte zich in eerste instantie heeft vergist. Verder steunbewijs wordt door de officier van justitie gevonden in het gegeven dat verdachte het gezelschap van aangeefster heeft weggestuurd met het kennelijk doel om alleen te zijn met aangeefster. Die intentie is naar het oordeel van de rechtbank niet genoegzaam komen vast te staan. De rechtbank acht het aannemelijk dat de scholieren door verdachte zijn weggestuurd omdat de rector van de school rond 05:45 zou arriveren en zij niet door haar mochten worden gezien. Het voorgaande volgt uit meerdere getuigenverklaringen en het gegeven dat het gezelschap waarmee aangeefster naar de school was gekomen, haar heeft gezocht maar niet heeft kunnen vinden toen zij werden weggestuurd door de verdachte.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat niet genoegzaam is komen vast te staan dat verdachte de tijd en/of gelegenheid heeft gehad om het ten laste gelegde feit te begaan. Uit de getuigenverklaringen van [naam getuige 1] en [naam getuige 2] volgt immers dat verdachte in ieder geval tussen 04:30 en 05:30 constant in gezelschap van anderen is geweest en dat voornoemde getuigen om 05:53 op het terrein vóór de school samen een selfie hebben gemaakt. Uit de getuigenverklaring van de rector van de school, [naam rector] , volgt dat zij rond 05:45 bij de school aankwam omdat de leerlingen die aan de festiviteiten mee zouden doen om 06:00 zouden arriveren. Voorts meent getuige [naam getuige 3] zich te herinneren dat verdachte omstreeks 05:45 koffie is gaan zetten. Zelfs wanneer deze laatste getuigenverklaring buiten beschouwing zou worden gelaten, heeft de voornoemde tijdspanne van één kwartier - waarin verdachte zich onbespied had kunnen wanen - onvoldoende gelegenheid geboden om het ten laste gelegde feit te begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende steunbewijs voor de belastende verklaring van aangeefster. Gelet op artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, waarin staat dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige, dient verdachte daarom van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

5.De vordering van de benadeelde partij

Omdat verdachte wordt vrijgesproken, komt de rechtbank aan een beoordeling van de vordering van de benadeelde partij niet toe. De benadeelde partij wordt in die vordering niet-ontvankelijk verklaard.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [naam ex-leerlinge] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.I. Robijns, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2017.