Uitspraak
- een brief van de raadsvrouw d.d. 8 februari 2017 aan de rechter-commissaris met daarin drie verzoeken met betrekking tot het onderzoek;
- een e-mailbericht van de officier van justitie aan de rechter-commissaris van
- een afwijzende beschikking van de rechter-commissaris van 15 februari 2017 op deze verzoeken;
- een e-mailwisseling uit de periode 15 februari 2017 tot en met 9 maart 2017 tussen de raadsvrouw en de rechter-commissaris, welke besloten wordt met het verzoek tot wraking;
- een schriftelijke toelichting van de raadsvrouw op het wrakingsverzoek d.d.
- een schriftelijke reactie van de rechter-commissaris op het wrakingsverzoek d.d. 28 maart 2017.
1.De feiten
2.Het verzoek en de gronden daarvan
3.Het standpunt van de rechter-commissaris
4.Het standpunt van het openbaar ministerie
5.De beoordeling van het verzoek
‘deze enkele en overigens summiere betwisting’zijn van feitelijke aard en houden geen waardeoordeel in. Daaruit kan geen vooringenomenheid van de rechter-commissaris worden afgeleid. Dat geldt ook voor de beslissing van de rechter-commissaris om verzoeker niet nader te horen op dat getuigenverzoek. Voorts is de wijze waarop de rechter-commissaris met betrekking tot de camerabeelden invulling heeft gegeven aan artikel 34 Sv welwillend te noemen en vormt ook dit geen enkele objectieve grond die vrees dat de rechter-commissaris niet onpartijdig is rechtvaardigt.
AF;
bevond ten tijde van indiening van het verzoek.
mr. P. Tanis, griffier.