Uit de aangifte van [persoon 1] blijkt dat hij is overvallen door twee daders. Dader 1 bleek verdachte te zijn en dader 2 medeverdachte [medeverdachte] . Terwijl verdachte de aangever onder dreiging van een scherp voorwerp beroofde van zijn geld, was de medeverdachte bezig zijn auto te doorzoeken. De medeverdachte heeft een koeltas van de Albert Heijn en een tablet uit de auto van de aangever gepakt. Vervolgens zijn hij en de medeverdachte weggerend. Tijdens het wegrennen riep de verdachte tegen de medeverdachte: “Kom [voornaam medeverdachte] ”. [voornaam medeverdachte] is de eerste voornaam van de medeverdachte. Zij zijn vervolgens weggefietst, aldus de aangever.
Het signalement dat de aangever heeft gegeven van de daders komt overeen met dat van verdachte en de medeverdachte. Dader 2 zou een trainingspak aan hebben van het merk Paris Saint Germain. De medeverdachte bleek inderdaad een trainingspak van dat merk aan te hebben. Ook de kleding van verdachte komt overeen met de omschrijving ervan door de aangever.
Volgens de aangever had dader 1 één gouden tand. Verdachte heeft weliswaar meer gouden tanden, maar het is mogelijk dat de aangever niet alle gouden tanden heeft gezien.
Dader 1 had volgens de aangever een steekvoorwerp bij zich. Verdachte heeft op de zitting toegegeven dat hij een mes bij zich had.
Kort na de overval fietsten verdachte en de medeverdachte met hoge snelheid langs de verbalisanten, die hen sommeerden te stoppen. Zij gaven daar geen gehoor aan en uiteindelijk zijn zij, zeer kort na de overval, aangehouden. Verbalisanten beschrijven dat er verder niemand op straat was en dat het helemaal stil was.
Op de later aangetroffen koeltas van de Albert Heijn zijn sporen gevonden, die na onderzoek bloedsporen bleken te zijn met een enkelvoudig DNA-profiel dat matcht met het DNA van de medeverdachte. Het NFI-rapport moet aldus gelezen worden dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon dezelfde match heeft, kleiner is dan één op één miljard. Het bloed op de tas kan dus gekoppeld worden aan de medeverdachte. De medeverdachte bleek gewond te zijn aan zijn hand. Dat verklaart ook waarom er bloed op de tas zat, die hij uit de auto heeft gepakt. De medeverdachte heeft geen heldere verklaring gegeven over hoe zijn bloed op de tas terecht is gekomen.
Dat verdachte geen specifieke sporen heeft achtergelaten zegt nog niet dat hij daar niet is geweest.
Voorts zijn bij de medeverdachte twee onaangebroken pakjes sigaretten aangetroffen, van hetzelfde merk als de sigaretten die de aangever in zijn bus had liggen.
Het telefoonnummer waarmee de aangever was gebeld om een bestelling te plaatsen, staat bovendien op naam van de broer van de medeverdachte. Het adres, waar de aangever naar toe moest komen, [adres 2] , is het adres waar de oma van verdachte woont.
Verder zijn er bierblikjes aangetroffen van het merk 8.6 op de plek, waar de daders vandaan kwamen en waar ze naartoe terug gingen. De medeverdachte heeft verklaard dat hij die bewuste avond bier van dit merk heeft genuttigd.
De verklaringen van verdachte en de medeverdachte over een alternatief scenario, waarbij de neef van verdachte en ene “ [naam] ” de daders zijn, zijn ongeloofwaardig en stemmen niet met elkaar overeen. De verklaring dat de neef van verdachte een Facebookbericht aan hem zou hebben gestuurd waaruit zou blijken dat de neef en een ander de daders zijn, is eveneens ongeloofwaardig en wordt ingebracht om ruis en verwarring te creëren. Het enige waar verdachte en de medeverdachte gelijkluidend over verklaren, is dat zij samen op de fiets hebben gezeten.