Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
vonnis van de kantonrechter
Stichting Wellant,
[gedaagde]
gedaagde,
Rechtbank Amsterdam
Op 11 juli 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen Stichting Wellant en een gedaagde, die niet is verschenen. De eiseres, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit N.V., vorderde betaling van een bedrag dat verband houdt met een lesovereenkomst die zou zijn gesloten door de minderjarige van de gedaagde. De facturen waar betaling voor werd gevorderd, dateren van 8 september 2014, en de minderjarige was op dat moment 15 jaar oud. De gedaagde werd gedagvaard in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind.
De kantonrechter overwoog dat de vordering zich materieel richt tegen het vermogen van de minderjarige, wat betekent dat een veroordelend vonnis na meerderjarigheid tegen de gedaagde ten uitvoer kan worden gelegd. Echter, de rechter stelde vast dat de eiseres niet voldoende had aangetoond dat de minderjarige aansprakelijk was voor de vordering. Een minderjarige is namelijk onbekwaam om een lesovereenkomst te sluiten, tenzij dit met toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger gebeurt. De eiseres heeft niet duidelijk gemaakt of de overeenkomst is gesloten door de gedaagde of door haar minderjarige kind, en heeft geen toelichting gegeven op de aansprakelijkheid van de minderjarige.
Daarom concludeerde de kantonrechter dat de eiseres niet aan haar stelplicht had voldaan, wat leidde tot de afwijzing van de vordering als kennelijk ongegrond. De kantonrechter heeft de eiseres bovendien veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die tot op dat moment op nihil waren begroot. Dit vonnis werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de griffier.