ECLI:NL:RBAMS:2017:4928

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
C/13/630615 / KG ZA 17-654
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conservatoir beslag op bankrekening van verkoper in geschil na verkoop gebrekkig paard

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen verschillende eisers en een gedaagde, die betrokken zijn bij de verkoop van het paard 'Handsome O'. De eisers, waaronder de besloten vennootschap Purioso Hoeve B.V., hebben conservatoir beslag gelegd op de bankrekeningen van de gedaagde, die in Noorwegen woont, om te voorkomen dat deze haar geld zou weghalen voordat er een beslissing is genomen over een schadeclaim die zij tegen het paardenbedrijf wil indienen. De gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen het beslag en vorderde opheffing ervan, terwijl de eisers de opheffing betwisten.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het paard 'Handsome O' op 7 februari 2015 is verkocht aan de gedaagde, maar dat er na de verkoop problemen zijn geconstateerd met het paard, waaronder een ernstig neurologisch probleem. De gedaagde heeft de koopovereenkomst ontbonden en terugbetaling van de koopsom geëist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat het paard al voor de verkoop gebrekkig was en dat de eisers mogelijk onrechtmatig hebben gehandeld door de verkoop van een gebrekkig paard.

De rechter heeft geconcludeerd dat het beslag op de bankrekeningen van de eisers in stand kan blijven, omdat er voldoende grond is voor de vordering van de gedaagde. De vordering tot rectificatie van uitlatingen op sociale media door de gedaagde is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat deze uitlatingen onrechtmatig waren. De eisers zijn veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/630615 / KG ZA 17-654 CB/BB
Vonnis in kort geding van 10 juli 2017
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PURIOSO HOEVE B.V,
gevestigd te Zevenhuizen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 4],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 19 juni 2017,
advocaat mr. M.J.A. Weda te Castricum,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] (Noorwegen), in deze zaak domicilie gekozen hebben te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaten mr. D.F. Berkhout en mr. I. Koudstaal te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] en ieder afzonderlijk [eiser 1] , Purioso, [eiser 3] en [eiser 4] worden genoemd. Gedaagde zal hierna worden aangeduid als [gedaagde] .

1.De procedure

Ter terechtzitting van 26 juni 2017 heeft [eisers] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat de eis ter zitting is aangevuld met de vordering dat [gedaagde] , in geval de beslagen niet worden opgeheven, zekerheid dient te stellen voor de als gevolg van de beslagen geleden schade. [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen deze niet eerder aangekondigde eisvermeerdering. Vervolgens heeft [gedaagde] verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eisers] : [eiser 1] en zijn echtgenote met mr. Weda;
aan de zijde van [gedaagde] : [gedaagde] en S.B. Christensen (Deense advocaat) met K. van den Berg (tolk in de Engelse taal) alsmede mrs. Berkhout en Koudstaal.

2.De feiten

2.1.
[eisers] houdt zich (onder meer) bezig met de handel in (sport)paarden.
Purioso wordt gehouden door [eiser 4] , waarvan de aandeelhouder Stichting Administratiekantoor [eiser 1] is. [eiser 1] is bestuurder van Stichting Administratiekantoor [eiser 1] en [eiser 4] . [eiser 4] is bestuurster van Purioso en [eiser 3] . [eiser 3] is op 4 maart 2015 opgericht.
2.2.
Op de ‘KWPN Select Sale 2015’- veiling van 7 februari 2015 heeft [eisers] via Purioso het paard ‘Handsome O’ voor € 300.000,00 (exclusief veilingkosten) verkocht aan [gedaagde] , die woonachtig is in Noorwegen.
2.3.
Op de verkoop van het paard zijn de veilingvoorwaarden ‘KWPN Select Sale 2015’ van toepassing. In artikel 12 van de die voorwaarden staat het volgende vermeld:
‘Het risico ter zake van de paarden, waaronder mede begrepen doch niet beperkt tot de schade aan en veroorzaakt door paarden, gaat op het moment van gunning onmiddellijk over van de verkoper op de bieder/koper. Zolang KSS geen algehele betaling van de bieder/koper heeft ontvangen, blijft de verkoper eigenaar van het paard.’
2.4.
Handsome O is niet onmiddellijk met [gedaagde] mee naar Noorwegen gegaan maar is tot 17 februari 2015 bij [eisers] gebleven. Op 17 februari 2015 hebben [eiser 1] en zijn echtgenote Handsome O naar Katrinelund (een door [gedaagde] aangewezen stal) in Denemarken gebracht.
2.5.
Eind februari 2015 heeft [gedaagde] zich bij de veiling en [eisers] gemeld met de mededeling dat in Denemarken is geconstateerd dat Handsome O (onder andere) lijdt aan een ernstig neurologisch probleem, dat in de volksmond ‘hanentred’ wordt genoemd ( in het Engels: ‘stringhalt’). [gedaagde] heeft in dit verband verwezen naar door dr. [dierenarts 1] en dr. [dierenarts 2] (twee dierenartsen) verrichte onderzoeken. [gedaagde] geeft in haar berichtgeving te kennen dat zij de koop ongedaan wenst te maken.
2.6.
Bij brief van 12 maart 2015 heeft de veiling aan [gedaagde] laten weten dat op basis van de bevindingen van dierenarts dr. [dierenarts 3] die Handsome O op 2 maart 2015 in Denemarken had onderzocht niet kan worden geconcludeerd dat Handsome O lijdt aan een neurologisch probleem op grond waarvan de koopovereenkomst zou kunnen worden ontbonden.
2.7.
Vervolgens zijn partijen akkoord gegaan met het aanvragen van een bindend advies bij dr. [dierenarts 4] te Utrecht. Het rapport van dr. [dierenarts 4] van 29 april 2015 vermeldt voor zover hier van belang het volgende:
‘Two questions had been formulated, that were asked to be answered during this visit:
Does the horse show “Stringhalt”? This question was subsequently reformulated, after explanation to everybody present, to: does the horse show a neurological gait deficit, expressed as hypermetria?
If so, how long has the problem been present?
(…)
End conclusion:
Probability diagnosis related to question 1.
Based on the information obtained during the exams performed on the 18th of April, with consensus of all parties present, the data suggest the presence of some form of soft tissue injury in the cervical region, as evidenced by the very mild ataxia and the occasional hypermetria of both hind legs and paraspinal muscle re-innervation. The overall moderate body stiffness of the horse, as illustrated by the diminished bending on short circles with outward positioning of the hind quarters, as well as by the minimal active lateral bending in the stable and adverse reaction to passive movement of the whole spinal column, have to be classified as abnormal. Given the multiple skin abrasions, together with the overall picture of abnormalities seen as described above, a traumatic origin cannot be excluded.
Time frame related to question 2.
Videos from before the sale have been made available (…) as well as the video of the 21st of February 2015. On the video dating from before the sale, no hypermetria in any of the legs or other signs of neurological deficits are seen. On the video dating from the 21st of February, hypermetria similar to the one described above is visible in both legs; the frequency seems to be less than reported before (see letter of the veterinarian [dierenarts 2] ). This means that it cannot be excluded that in the period between both recordings (hence, after the stallion show and before the 21st of February) some insult has occurred, resulting in the current abnormalities. However, it should be realised that no hard evidence for the occurrence of such an event exists.’
2.8.
Bij brief van 29 mei 2015 van haar Noorse advocaat aan de veiling en Purioso heeft [gedaagde] de koopovereenkomst ontbonden en vernietigd en terugbetaling van de koopsom gevorderd.
In reactie op deze brief heeft de advocaat van [eisers] laten weten dat geen aanleiding wordt gezien voor ontbinding van de koopovereenkomst, kort gezegd, omdat er tot aan de levering van Handsome O geen gebrek bestond.
De (advocaat van de) veiling heeft laten weten dat [gedaagde] voor een eventuele claim bij Purioso moet zijn.
2.9.
Op 1 oktober 2015 herhalen de Nederlandse advocaten van [gedaagde] het standpunt van [gedaagde] dat de koopovereenkomst is ontbonden (op grond van dwaling of bedrog) en dat zij recht heeft op terugbetaling van de koopsom en vergoeding van de door haar geleden schade.
2.10.
Op 8 december 2015 (aangevuld op 16 januari 2016) heeft [gedaagde] bij de rechtbank Noord-Nederland om een voorlopig getuigenverhoor gevraagd. Dit verzoek is bij beschikking van 18 februari 2016 toegewezen, waarna de getuigenverhoren in september 2016 en januari 2017 hebben plaatsgevonden.
2.11.
Na daartoe op 1 juni 2017 van de voorzieningenrechter te Amsterdam verkregen verlof, waarbij de vordering van [gedaagde] is begroot op € 465.790,00 (inclusief rente en kosten) heeft [gedaagde] op 2 juni 2017 beslag gelegd op de rekeningen van [eisers] en op de onroerende zaak van [eiser 1] .
2.12.
Bij dagvaarding van 7 juni 2017 heeft [gedaagde] bij de rechtbank te Noord-Nederland een bodemprocedure aanhangig gemaakt jegens [eisers]
In de dagvaarding stelt [gedaagde] zich kort gezegd op het standpunt dat Purioso en [eiser 1] met de verkoop van een gebrekkig paard onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. Daarnaast heeft zij zich op het standpunt gesteld dat [eiser 1] , [eiser 4] en [eiser 3] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door na de verkoop van het Handsome O binnen het bedrijf een herstructurering door te voeren met als doel om [gedaagde] als schuldeiser van Purioso te benadelen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert samengevat - op straffe van dwangsommen:
I. [gedaagde] te veroordelen de gelegde beslagen op de bankrekeningen van [eiser 4] en [eiser 3] op te heffen;
II. [gedaagde] te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatietekst op haar Facebook met een inhoud zoals weergegeven in het petitum van de dagvaarding en haar te verbieden tot het plaatsen van nieuwe mededelingen over de procedures rondom Handsome O.
Ten slotte vordert [eisers] om [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.2.
[eisers] vraagt uitsluitend opheffing van de beslagen op de rekeningen van [eiser 4] en [eiser 3] . Volgens [eisers] hebben deze vennootschappen niets van doen met de verkoop van Handsome O en kunnen deze vennootschappen dan ook niet voor de vordering van [gedaagde] worden aangesproken. [gedaagde] betwist dit. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat niet alleen Purioso en [eiser 1] maar ook [eiser 4] en [eiser 3] aansprakelijk zijn voor de levering door Purioso van een gebrekkig paard. In dit verband heeft [gedaagde] gewezen op de omstandigheid dat [eiser 3] is opgericht nadat de vordering van [gedaagde] bekend was. Volgens haar is de gehele bedrijfsvoering van Purioso overgeheveld naar [eiser 3] en van Purioso een lege vennootschap gemaakt om verhaal op Purioso onmogelijk te maken. Hiermee is sprake van misbruik van identiteitsverschil van Purioso en [eiser 3] en heeft [gedaagde] op grond van onrechtmatig handelen ook een vordering op [eiser 4] en [eiser 3] (vereenzelviging), aldus [gedaagde] .
4.3.
Voor beantwoording van de vraag of de beslagen op de rekeningen van [eiser 4] en [eiser 3] dienen te worden opgeheven is allereerst van belang of de vordering van [gedaagde] voor de levering van een gebrekkig paard summierlijk ondeugdelijk is. Vervolgens dient te worden beoordeeld of [eiser 4] en [eiser 3] aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de schade die [gedaagde] heeft geleden.
4.4.
Dat Handsome O aan een ernstig gebrek lijdt is tussen partijen niet (meer) in geschil. Partijen verschillen wel van mening over de vraag wanneer dit gebrek is ontstaan en wat de oorzaak van het gebrek is. Volgens [gedaagde] moet het gebrek bij Handsome O al hebben bestaan voor de levering omdat de eerste dag in Denemarken al is waargenomen dat er iets mis was met Handsome O. Handsome O is daarop onmiddellijk door twee dierenartsen onderzocht, uit welk onderzoek is gekomen dat zij (onder meer) hanentred heeft. Ook verdere onderzoeken komen tot deze conclusie. [gedaagde] betwist dat er in Denemarken iets met Handsome O is gebeurd dat kan hebben geleid tot het geconstateerde gebrek. Volgens haar moet het gebrek al hebben bestaan ten tijde van de veiling. Het kan zijn dat het een aangeboren afwijking betreft waarvan [eisers] heeft geweten en die bij de veiling is gemaskeerd maar het is ook mogelijk dat het gebrek het gevolg is van een trauma dat voor de veiling dan wel in de dagen dat Handsome O na de veiling nog bij [eisers] heeft verbleven heeft plaatsgevonden. In beide gevallen is er sprake van een situatie die dient te leiden tot de ontbinding van de koopovereenkomst, aldus [gedaagde] . [eisers] heeft een en ander bestreden en zich op het standpunt gesteld dat hij een gezond paard heeft afgeleverd in Denemarken en dat het gebrek het gevolg moet zijn van een ongeval dat na levering heeft plaatsgevonden.
4.5.
De voorzieningenrechter is gelet op de stukken, waaronder de verklaringen van de medewerkers van Katrinelund in Denemarken, waar Handsome O door [eiser 1] en zijn echtgenote is afgeleverd, van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat het gebrek in ieder geval niet na levering van Handsome O is ontstaan. Uit de verklaringen komt naar voren dat Handsome O in de avond op Katrinelund is afgeleverd en meteen in haar box is gezet en dat de volgende dag meteen is geconstateerd dat zij een atypisch loopje had. Aanvankelijk werd gedacht dat dit kwam door de beenbeschermers die zij had gedragen bij het vervoer, maar de vreemde manier van lopen, die een van de medewerkers van Katrinelund ook herkende als hanentred, bleef aan. Dat er in Denemarken een ongeluk heeft plaatsgevonden dat heeft geleid tot het gebrek is niet aannemelijk geworden. [gedaagde] heeft erkend dat een van de medewerkers van Katrinelund van Handsome O is afgevallen maar heeft, met ondersteuning van een verklaring van die medewerker, bestreden dat Handsome O daarbij gewond is geraakt. In tegenstelling tot hetgeen [eisers] heeft betoogd, valt in het bindend advies van [dierenarts 4] (2.7.) ook niet te lezen dat het gebrek bij Handsome O voortvloeit uit een ongeval, en al helemaal niet dat dit ongeval na de levering heeft plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande wordt er voorshands vanuit gegaan dat het gebrek reeds bestond voordat Handsome O in Denemarken is afgeleverd, of door een aangeboren afwijking of door een ongeval voor de levering. Dit betekent dat voorshands aannemelijk is dat in ieder geval Purioso als verkoper aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde] heeft geleden als gevolg van de levering van een gebrekkig paard.
4.6.
Thans dient te worden beoordeeld of, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, ook voldoende aannemelijk is dat [eiser 4] en [eiser 3] aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de door [gedaagde] geleden schade en de vordering op hen ook summierlijk deugdelijk moet worden bevonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat het geval. Daarbij is in aanmerking genomen dat vaststaat dat [eisers] , vlak nadat hij bekend was geworden met de claim van [gedaagde] [eiser 3] heeft opgericht en bedrijfsactiviteiten uit Purioso naar deze onderneming heeft overgeheveld. Voor deze herstructurering heeft hij geen met stukken onderbouwde verklaring gegeven. Met hetgeen hij daar ter zitting over heeft laten verklaren, te weten dat er reeds langer het voornemen bestond om activiteiten binnen het bedrijf te splitsen en daartoe een vennootschap op te richten, is een zakelijke noodzaak voor deze herstructurering in ieder geval onvoldoende toegelicht. Voorshands kan dan ook niet worden uitgesloten dat deze herstructurering is doorgevoerd om verhaal op Purioso voor de (volledige) vordering van [gedaagde] onmogelijk te maken. Daarmee kan worden aangenomen dat misbruik is gemaakt van identiteitsverschil en hebben (ook) [eiser 4] en [eiser 3] onrechtmatig jegens [gedaagde] gehandeld.
4.7.
[eisers] heeft met een beroep op artikel 12 van de veilingvoorwaarden, zoals weergegeven onder 2.3, nog gesteld dat het risico voor schade aan Handsome O reeds op de veiling is overgegaan op [gedaagde] . De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat [eisers] zich in redelijkheid niet op deze veilingvoorwaarde kan beroepen, nu Handsome O niet onmiddellijk ook aan [gedaagde] is meegegeven maar nog enige dagen door [eisers] onder zich is gehouden. Bovendien lijken deze voorwaarden te zijn geschreven ten behoeve van de veilingorganisatie zélf.
4.8.
Al met al kan voorshands niet worden geconcludeerd dat de vordering van [gedaagde] op [eiser 4] en [eiser 3] summierlijk ondeugdelijk is.
4.9.
[eisers] heeft nog gesteld dat het beslag op [eiser 4] en [eiser 3] onnodig is omdat het beslag op het onroerend goed van [eiser 1] reeds voldoende zekerheid biedt, maar ook dat heeft hij niet met stukken onderbouwd aangetoond. [eisers] stelt weliswaar dat de waarde van het onroerend goed hoger ligt dan de hypotheek die erop rust, maar dit blijkt nergens uit. Het had op zijn weg gelegen om dit bijvoorbeeld met een taxatierapport en hypotheekstukken aan te tonen. Het enige stuk dat hierover gegevens laat zien betreffen de door [gedaagde] in het geding gebrachte jaarstukken van Purioso, die een hypothecaire schuld van € 1,2 miljoen vermelden, terwijl [eiser 1] ter zitting heeft verklaard dat het om een hypothecaire schuld van € 750.000,00 gaat. Ten slotte staat nog niet vast voor hoeveel het beslag op de rekening van Purioso doel heeft getroffen, nu de bank nog geen verklaring heeft afgegeven. Hieruit volgt dat vooralsnog niet kan worden geconcludeerd dat het beslag op de rekeningen van [eiser 4] en [eiser 3] onnodig is.
4.10.
Gelet op het voorgaande bestaat er geen grond voor opheffing van de beslagen. Een belangenafweging maakt dit niet anders.
Een en ander neemt overigens niet weg dat [eisers] kan onderzoeken of de bank wil meewerken aan het stellen van vervangende zekerheid door het verstrekken van een bankgarantie. Ten tijde van de zitting had [eisers] daar nog niet met de bank over gesproken.
4.11.
Ter zitting heeft [eisers] zijn vordering nog aangevuld met de vordering dat [gedaagde] , in geval de beslagen niet worden opgeheven, zekerheid dient te stellen voor de als gevolg van de beslagen geleden schade. Deze pas ter zitting ingestelde eisvermeerdering wordt buiten beschouwing gelaten, nu [gedaagde] zich op deze vordering niet heeft kunnen voorbereiden en zij bij toelating van die eisvermeerdering in haar procesbelangen wordt geschaad. Daar komt bij dat, gelet op hetgeen [gedaagde] ter zitting over haar financiële situatie heeft verklaard, niet valt aan te nemen dat [eisers] op dit punt iets te vrezen heeft.
4.12.
Ten aanzien van de vordering onder 3.1 II (rectificatie en verbod tot plaatsen van nieuwe mededelingen) is niet aannemelijk geworden dat [gedaagde] zich niet op zodanige wijze over [eisers] heeft uitgelaten, dat dit als onrechtmatig kan worden aangemerkt. [gedaagde] heeft niet meer gedaan dan zich op Facebook uit te laten over het geschil dat zij heeft met [eisers] . Zij heeft daarbij niet onnodig grievende bewoordingen gebruikt. Dat daarbij mogelijk een onjuistheid is gemeld, namelijk dat beslag is gelegd op de paarden in plaats van de paardenstal, maakt dat niet anders. Dit is bovendien door [gedaagde] gecorrigeerd nadat zij met deze onjuistheid bekend was geworden. Ten slotte is niet aannemelijk geworden dat [eisers] als gevolg van enige uitlating van [gedaagde] schade heeft geleden. Deze vordering is derhalve niet toewijsbaar.
4.13.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 287,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.103,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.103,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2017. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB