6.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal aan de hand van de onderzoeksresultaten in het dossier beoordelen of door de verdachte aan zijn beroep op noodweer ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden.
Gedrag / Reden boosheid [slachtoffer]
Er is geen aannemelijke reden te vinden in het dossier waarom [slachtoffer] verdachte die ochtend, schijnbaar uit het niets, agressief zou hebben aangevallen. Verdachte heeft desgevraagd verschillende mogelijkheden geopperd. Geen daarvan vindt echter steun in het dossier en is daarmee aannemelijk geworden.
In eerste instantie heeft verdachte verklaard de indruk te hebben gehad dat [slachtoffer] die ochtend drugs (cocaïne) had gebruikt. Zij zou, zo vermoedde verdachte,de laatste twee, drie jaar cocaïne gebruiken. Ook zou zij veel verschillende medicijnen slikken, waaronder antidepressiva. Mogelijk dat zijn vrouw door drugs en medicijnen agressief is geworden, aldus verdachte.
Tijdens het toxicologisch onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) (rapport van 3 november 2016) zijn echter geen aanwijzingen gevonden dat [slachtoffer] drugs gebruikte. Ook voor medicijngebruik waaruit eventuele plotselinge agressie zou kunnen worden verklaard, zijn geen aanwijzingen gevonden. Los van de verklaring van verdachte, is er geen enkel onderzoeksresultaat dat wijst op agressie door [slachtoffer] in de richting van verdachte, niet in de uren voor het incident en ook niet in een verder verleden.
Ter terechtzitting van 29 juni 2017 heeft verdachte gesuggereerd dat [slachtoffer] kwaad zou zijn geworden door geroddel van moeders op het schoolplein die ochtend over dat verdachte vreemd zou gaan. Dit vindt echter geen bevestiging in verklaring van de vriendin van [slachtoffer] die haar die ochtend bij school heeft gesproken. Het gedrag van [slachtoffer] was volgens die vriendin die ochtend normaal. Ook andere vriendinnen met wie [slachtoffer] over haar relatie met verdachte sprak, hebben niets verklaard over vreemdgaan en boosheid van [slachtoffer] daarover.
Aanwijzingen agressief gedrag verdachte
Anders dan [slachtoffer] , kan verdachte wel in verband worden gebracht met agressieve incidenten, waaronder ook huiselijk geweld. Zo blijkt uit een persoonsgebonden overzicht, kenniscentrum huiselijk geweld, van 4 meldingen door [slachtoffer] in met name 2015 op grond waarvan verdachte op 22 maart 2015 ook een tijdelijk huisverbod heeft gekregen.
Inconsistenties
De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat het verhaal van verdachte in de loop de tijd in grote lijnen hetzelfde is gebleven. De rechtbank ziet ook in dat het, zeker gezien het aanzienlijke tijdsverloop, vrijwel niet uit te sluiten valt dat er enige inconsistenties zullen ontstaan tussen op verschillende momenten afgelegde verklaringen. Het feit dat de ene verklaring niet van a tot z overeenkomt met de andere verklaring zal een verklaring dan ook niet per definitie ongeloofwaardig maken.
Wat echter met name opvalt in het verhaal van verdachte, is dat hij juist over een essentieel onderdeel daarvan, namelijk het steken, wisselend heeft verklaard. Bij de 112-melding zegt verdachte dat hij zijn vrouw heeft neergestoken en geeft hij ook gedetailleerd aan waar hij haar heeft gestoken (in d’r hart, in d’r buik, in d’r been). Bij de rechter-commissaris verklaart verdachte op 22 april 2016 dat hij samen met [slachtoffer] heeft gestoken, in de buikrichting, en dat hij haar niet meer heeft gestoken toen alleen hij het mes in zijn hand had. Bij de politie op 13 mei 2016 verklaart verdachte dat hij, nadat hij één mes van [slachtoffer] heeft afgepakt, haar alleen in haar been heeft gestoken. Later bij de reconstructie en ook ter terechtzitting verklaart verdachte dat de eerste twee steken samen met [slachtoffer] waren in het bovenlichaam, dat hij vervolgens het mes uit haar rechterhand wist af te pakken en [slachtoffer] daarna nog in haar bovenlichaam en in haar been heeft gestoken.
Door zo wisselend te verklaren over dit belangrijke onderdeel van wat er zou zijn gebeurd, boeten deze verklaringen, naar het oordeel van de rechtbank, behoorlijk aan betrouwbaarheid in.
Telefonisch contact met ouders van [slachtoffer]
Vast staat dat er ten tijde van het voorval kort achter elkaar tweemaal telefonisch contact is geweest met de ouders van [slachtoffer] (p.0110). Tot een gesprek is het beide keren echter niet gekomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest die heeft geprobeerd te bellen. Hij deed dit door het nummer in te toetsen nadat hij op het bed was gesprongen.
Dat verdachte degene is geweest die telefonisch contact heeft gezocht met de ouders van [slachtoffer] , acht de rechtbank bijzonder onaannemelijk. Verdachte heeft bij de politie (p.01 053) en ter terechtzitting op 29 juni 2017 verklaard dat hij op dat moment heel erg in paniek was en dat alles heel snel ging. Verdachte heeft over zijn relatie met zijn schoonouders verklaard dat deze niet hecht was, en dat hij zich bij hen thuis niet erg op zijn gemak voelde en daar niet graag over de vloer kwam. Desondanks zou hij er dan voor hebben gekozen om in een dergelijke panieksituatie waarbij [slachtoffer] met twee messen op hem af kwam, haar ouders te bellen en hij zou dat hebben gedaan door het nummer in te toetsen. Maar áls dan de verbinding tot stand komt doet verdachte daar vervolgens niets mee. De verbinding wordt verbroken. En even later wordt er nog een keer gebeld en wordt er wederom opgehangen.
Aard van het letsel bij verdachte en [slachtoffer]
Verdachte heeft verklaard dat de messteken zijn toegebracht terwijl hij met [slachtoffer] in een hevige worsteling was geraakt. Een worsteling waarbij [slachtoffer] als agressor moet worden gezien en verdachte zich vooral verdedigde.
Uitgebreid forensisch geneeskundig onderzoek door het NFI heeft niets opgeleverd wat de verklaring van verdachte op dit punt ondersteunt. Opmerkelijk is dat verdachte bij die naar eigen zeggen hevige worsteling, waarbij [slachtoffer] hem telkens weer met veel agressie probeerde te steken, zelf nauwelijks letsel heeft opgelopen. Ook de aard en plaats van de verwondingen van [slachtoffer] zijn zodanig dat deze niet passen in de lezing van verdachte. Dit zijn immers vooral diepe steekwonden met niet onderbroken wondranden, in de borstkas tweemaal een steekwond van minimaal 7 cm diep, in de buik een steekwond van 10 cm diep en in het been een steekwond van 14 cm diep (aanvullend rapport inzake de sectie op [slachtoffer] d.d. 20 maart 2017).
Gezien de heftige worsteling waar zij in zouden hebben verkeerd is het niet te verklaren dat er daarnaast geen bijkomende verwondingen, zoals krassen, scheurverwondingen en bloeduitstortingen, in de buurt van de steekwonden zijn geconstateerd.
Tijdsverloop worsteling
Uit politieonderzoek (p. 0110) is gebleken dat tussen het einde van de tweede poging tot telefonisch contact met de ouders van [slachtoffer] en het voor de eerste keer bellen met 112 door verdachte, 11 seconden zitten. Bij de reconstructie is verdachte tot tweemaal toe gevraagd het hele voorval zo vloeiend mogelijk en in het juiste tempo na te spelen. De beelden daarvan zijn ook op de terechtzitting getoond. Verdachte is er bij de reconstructie niet in geslaagd het door hem gestelde scenario binnen die 11 seconden uit te voeren. In de snelste variant bij de reconstructie zaten er tussen het bellen van de ouders en het bellen van 112 minimaal 30 seconden, zodat in werkelijkheid alles meer dan twee keer zo snel zou moeten hebben plaatsgevonden.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat in een dergelijk kort tijdsbestek van 11 seconden verdachte het dekbed zou hebben opgepakt, dit over [slachtoffer] heeft gegooid, er een worsteling heeft plaatsgevonden waarbij minimaal vier keer is gestoken, waarna [slachtoffer] onderuit is gegaan, verdachte haar naar de zijkant van het bed heeft gesleept en vervolgens heeft geprobeerd met het dekbed het bloeden te stelpen .
Messen
Verdachte heeft van begin af aan verklaard dat [slachtoffer] met twee grote keukenmessen op hem af kwam. Het had dan ook voor de hand gelegen dat de politie bij doorzoeking van de woning beide messen had aangetroffen. Er is tijdens de doorzoekingechter slechts één mes aangetroffen waarvan kon worden vastgesteld dat dit bij de steekpartij is gebruikt. Dit (afgebroken) mes zat in het been van het [slachtoffer] . Over het tweede mes heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] dit liet vallen nadat hij haar in haar been had gestoken, en dat hij dat mes vervolgens heeft weggelegd of weggeschopt. Dit tweede mes is echter nooit gevonden. Er waren in de woning nog wel andere messen aanwezig (onder andere een mes op het balkon en een mes in de keuken), maar hierop zaten geen bloedsporen, terwijl ook volgens verdachte dit geen messen waren die [slachtoffer] vast had toen zij op hem afkwam.
Kortom: ook hier bieden de resultaten van het onderzoek geen ondersteuning van verdachte’s verklaring.
Conclusie
Dit alles maakt dat de rechtbank het door verdachte geschetste scenario niet aannemelijk acht, omdat dit onvoldoende steun vindt in de onderzoeksresultaten.
De rechtbank verwerpt dan ook het noodweerverweer. De rechtbank acht niet aannemelijk dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door [slachtoffer] . Nu er geen sprake is geweest van een noodweersituatie, kan het beroep op noodweerexces evenmin slagen.
6.3.1.Ten aanzien van de zaken A en B
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.