Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 december 2016,
- de akte overlegging producties van Nike, met producties
- de conclusie in incident ex artikel 11 Rv, met producties,
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident.
2.De geschil in het incident
Tussen partijen heeft er een korte handelsrelatie bestaan.(…)
In het kader van een aanpassing van haar distributiebeleid in Europa heeft[Nike]
deze relatie, bij brief van 17 september 2014, opgezegd per 31 augustus 2015.”
3.De beoordeling in het incident
irgendeinem Kaufvertrag”. Uit de eigen stellingen van Nike volgt dat de (beëindiging van de) handelsrelatie tussen Nike als verkoper en Tennistown als koper het voorwerp van geschil is. Nike vordert bovendien (onder meer) een verklaring voor recht dat geen schadevergoeding vanwege de beëindiging verschuldigd is. Uit de stellingen van Nike volgt dat haar vorderingen niet zien op een concrete koopovereenkomst, maar op het einde van de “handelsrelatie”. Die handelsrelatie bestond in ieder geval uit elkaar opvolgende koopovereenkomsten en werd (mede) beheerst door
Vertriebsrichtlinienvan Nike. Volgens Tennistown was er sprake van een distributieovereenkomst. Dat punt kan in het midden blijven, want een geschil over de beëindiging van die handelsrelatie, is niet een geschil dat voortvloeit uit of samenhangt met
irgendeinem(enige) koopovereenkomst: er is immers geen enkele koopovereenkomst aan te wijzen die onderwerp van het geschil is. Door Nike zijn geen feiten of omstandigheden aangedragen die - indien bewezen - de conclusie zouden kunnen dragen dat partijen over en weer redelijkerwijs van elkaar moeten hebben begrepen dat een geschil over het einde van de “handelsrelatie” zou worden bestreken door het forumkeuzebeding. Haar uitleg kan daarom niet worden gevolgd.