Op 22 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure met parketnummer 13/751642-15, betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Győr District Court in Hongarije. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1965 in Hongarije, die in het kader van een strafrechtelijk onderzoek door de Hongaarse autoriteiten werd gezocht. De officier van justitie diende een vordering in op basis van artikel 23 van de Overleveringswet (OLW) om het EAB in behandeling te nemen. De rechtbank heeft de procedure echter onderbroken en vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de betekenis van 'rechterlijke beslissing' in het kader van het EAB.
Tijdens de zittingen op 1 december 2015 en 21 juli 2016 zijn er verschillende vragen gesteld aan de Hongaarse autoriteiten over de status van de opgeëiste persoon en de relevantie van een nationaal aanhoudingsbevel. Op 6 juli 2016 werd een nieuw EAB uitgevaardigd, dat inhoudelijk gelijk was aan het eerdere EAB. De rechtbank heeft geoordeeld dat met de uitvaardiging van het nieuwe EAB het eerdere EAB geacht moet worden te zijn ingetrokken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank op 22 juni 2017 de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot behandeling van het EAB, en het geschorste bevel tot overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door de rechters A.J. Dondorp, A.K. Glerum en B. Poelert, in aanwezigheid van griffier R.R. Eijsten. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.