Op 6 juli 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Augsburg in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 8 mei 2017 en betreft een persoon die wordt verdacht van meerdere strafbare feiten in Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in Algerije in 1996, was op dat moment gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 22 juni 2017 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, en de rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak met dertig dagen vanwege de complexiteit van de zaak.
De rechtbank onderzocht de inhoud van het EAB, waarin melding werd gemaakt van een arrestatiebevel van het Amtsgericht Augsburg. De opgeëiste persoon werd beschuldigd van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de informatie over de nationaliteit van de opgeëiste persoon in het EAB voldoende was, ondanks zijn verklaring dat hij niet de Algerijnse nationaliteit had. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet de Nederlandse nationaliteit had en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering.
Uiteindelijk besloot de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen juridische belemmeringen waren. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er stond geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.