ECLI:NL:RBAMS:2017:4742

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
13/751384-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 6 juli 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Augsburg in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 8 mei 2017 en betreft een persoon die wordt verdacht van meerdere strafbare feiten in Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in Algerije in 1996, was op dat moment gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 22 juni 2017 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, en de rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak met dertig dagen vanwege de complexiteit van de zaak.

De rechtbank onderzocht de inhoud van het EAB, waarin melding werd gemaakt van een arrestatiebevel van het Amtsgericht Augsburg. De opgeëiste persoon werd beschuldigd van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de informatie over de nationaliteit van de opgeëiste persoon in het EAB voldoende was, ondanks zijn verklaring dat hij niet de Algerijnse nationaliteit had. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet de Nederlandse nationaliteit had en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering.

Uiteindelijk besloot de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen juridische belemmeringen waren. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er stond geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751384-17
RK-nummer: 17/2928
Datum uitspraak: 6 juli 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 mei 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 oktober 2016 door
Staatsanwaltschaft Augsburg(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeeïste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 1996,
alias
[alias opgeeïste persoon] ,
geboren te ‘onbekend’ op [alias geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [detentieplaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 juni 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. K. Bruns, advocaat te Maastricht, en door een tolk in de Arabische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting de volgende personalia opgegeven:
[opgeeïste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996
“burger van [plaats] ”.
De rechtbank stelt, mede op grond van de resultaten van het dactyloscopische onderzoek, vast dat de opgeëiste persoon de persoon is op wie het EAB betrekking heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het Amtsgericht Augsburg van 23 september 2016 (referentie: 31 Gs 1339/16 jug).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan 8 naar het recht van Duitsland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Genoegzaamheidsverweer

De rechtbank acht, met de officier van justitie en anders dan de raadsman, de informatie over de nationaliteit van de opgeëiste persoon in het EAB niet ongenoegzaam. De omstandigheid dat de opgeëiste persoon heeft gesteld dat hij niet de Algerijnse nationaliteit heeft, zoals vermeld in het EAB, maar burger van [plaats] zou zijn, maakt de informatie in het EAB nog niet ongenoegzaam. Voldoende is dat vaststaat dat de in overleveringsdetentie genomen en ter zitting verschenen persoon degene is van wie de overlevering wordt gevraagd en voorts dat vatstaat hij niet de Nederlandse nationaliteit heeft.

6.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet onderbouwd kunnen aantonen.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.
7.
Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen en 2, 5 en 7, van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeeïste persoon] alias [alias opgeeïste persoon]aan
Staatsanwaltschaft Augsburg(Duitsland) ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.