Overwegingen
1. [derde belanghebbende] heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname te brengen van eiseres. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), beslist dat de kennisneming door eiseres van medische stukken in dit geding is voorbehouden aan een gemachtigde van eiseres die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen. Om te voorkomen dat die gegevens langs de weg van deze uitspraak alsnog bij eiseres bekend worden, zal de rechtbank, voor zover nodig, de medische situatie van [derde belanghebbende] hierna globaal benoemen.
2. [derde belanghebbende] , geboren op [geboortedatum] , was werkzaam bij eiseres als senior organisatiepsycholoog. Op 15 mei 2014 is zij wegens ziekte uitgevallen voor haar werk. In februari 2016 heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd.
3. Na dossierstudie en spreekuuronderzoek heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de primaire verzekeringsarts gevolgd in haar conclusie dat [derde belanghebbende] bij einde wachttijd, 12 mei 2016, geen benutbare mogelijkheden heeft. Om die reden is geen functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld en heeft geen arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsartsen zijn van mening dat de belastbaarheid in de toekomst nog kan verbeteren en hebben een herbeoordeling over enkele maanden, in januari 2017, geïndiceerd. [derde belanghebbende] is vanaf 12 mei 2016 in aanmerking gebracht voor een uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Niet onderzocht is of de arbeidsongeschiktheid ook duurzaam is.
4. De geïndiceerde herbeoordeling had op het moment van de zitting bij de rechtbank nog niet plaatsgevonden.
Het geschil: moest verweerder de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid onderzoeken?
5. Partijen zijn het erover eens dat [derde belanghebbende] op de datum in geding, 12 mei 2016, volledig arbeidsongeschikt is wegens het ontbreken van benutbare mogelijkheden. Zij verschillen van mening over de vraag of verweerder per de datum in geding, 12 mei 2016, (eveneens) onderzoek had moeten doen naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid.
6. Ter zitting heeft verweerder op vragen van de rechtbank toegelicht dat de besluitvorming is gebaseerd op artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a en d, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit). Volgens verweerder is de medische situatie niet stabiel en is sprake van wisselende belastbaarheid voor arbeid. De duurzaamheid kan in zo'n geval pas worden onderzocht als duidelijk is dat die belastbaarheid niet kan verbeteren. Tijdens de zitting heeft verweerder bevestigd dat de verzekeringsartsen niet zijn toegekomen aan de vraag of de arbeidsongeschiktheid van [derde belanghebbende] duurzaam is. Zolang er geen stabiele situatie is, is beoordeling van de duurzaamheid niet aan de orde, aldus verweerder.
7. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat in dit geval een belastbaarheids-patroon had kunnen en moeten worden opgesteld. Voor [derde belanghebbende] zou dat kunnen betekenen dat zij recht heeft op een uitkering volgens de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Volledige arbeidsongeschiktheid kan immers niet alleen op basis van het ontbreken van benutbare mogelijkheden, maar ook op basis van een belastbaarheidspatroon en loonkundige schatting worden aangenomen. Verweerder had de duurzame arbeidsbeperkingen kunnen en moeten vaststellen en aan de hand daarvan onderzoek moeten laten doen door een arbeidskundige voor een loonkundige schatting.
8. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
9. Het gaat hier om een aanvraag voor een WIA-uitkering. Verweerder dient dan op grond van de Wet WIA mede aan de hand van de mate van arbeidsongeschiktheid te beoordelen of en zo ja, voor welke WIA-uitkering de aanvrager in aanmerking komt. Indien sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, moet vervolgens worden beoordeeld voor welke uitkering iemand in aanmerking komt: een WGA-uitkering voor personen die niet duurzaam arbeidsongeschikt zijn of een IVA-uitkering voor personen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. In het geval van [derde belanghebbende] , die volledig arbeidsongeschikt is geacht, wordt het karakter van de toe te kennen uitkering bepaald door het al dan niet duurzaam zijn van haar arbeidsongeschiktheid. Gelet op het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van de WIA dient verweerder daarom in zo’n geval te beoordelen of sprake is van duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid.
10. Verweerder heeft niet beoordeeld of sprake is van duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van [derde belanghebbende] . Verweerder heeft zich hierbij beroepen op artikel 2, tweede lid, van het Schattingsbesluit.
11. Artikel 2, eerste lid, van het Schattingsbesluit bepaalt, voor zover hier van belang, dat de beoordeling van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidsdeskundig onderzoek. Artikel 2, tweede lid, van het Schattingsbesluit omschrijft in welke gevallen van het arbeidsdeskundig onderzoek kan worden afgezien.
12. Uit artikel 2 van het Schattingsbesluit volgt niet dat de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid achterwege kan worden gelaten. In artikel 2, tweede lid, van het Schattingsbesluit is dan ook geen steun te vinden voor de stelling van verweerder dat een onderzoek naar de duurzaamheid achterwege kan blijven, als sprake is van een medisch instabiele situatie. Dat bij een medisch instabiele situatie van het arbeidsdeskundig onderzoek kan worden afgezien is een ander verhaal. Dit betekent dat verweerder beoordeling van de duurzaamheid ten onrechte achterwege heeft gelaten. Daarmee is het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.
13. Verweerder zal alsnog de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van [derde belanghebbende] moeten onderzoeken. Partijen zijn het er niet over eens of een dergelijk onderzoek ook een arbeidsdeskundig onderzoek moet omvatten. De rechtbank begrijpt het standpunt van verweerder zo, dat van arbeidsdeskundig onderzoek kan worden afgezien op grond van artikel 2, tweede lid onder d van het Schattingsbesluit, omdat [derde belanghebbende] zodanig wisselend belastbaar is dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft.
14. Hoewel artikel 2, tweede lid, van het Schattingsbesluit de bevoegdheid geeft om in de daar omschreven gevallen af te zien van arbeidsdeskundig onderzoek, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij in dit geval van die bevoegdheid (tot het afzien van arbeidsdeskundig onderzoek) gebruik mocht maken. Hierbij is van belang dat [derde belanghebbende] (rest)klachten heeft als gevolg van verschillende incidenten die haar zijn overkomen in augustus 2013, mei 2014 en februari 2016. Uit de bevindingen van de verzekeringsartsen maakt de rechtbank op dat toename van belastbaarheid niet is uitgesloten, maar dat de belastbaarheid niet verder zal verbeteren dan tot maximaal het niveau van 2015. De arbeidsmogelijkheden van [derde belanghebbende] waren in 2015 echter beperkt, omdat zij toen slechts in staat was 16 uur per week te werken en (blijvende) beperkingen had als gevolg van de incidenten in augustus 2013 en mei 2014. De arts-gemachtigde van eiseres heeft gemotiveerd betoogd dat het mogelijk is vast te stellen welke arbeidsbeperkingen van [derde belanghebbende] duurzaam zijn. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de situatie van [derde belanghebbende] , onvoldoende gemotiveerd waarom het in dit geval niet mogelijk is om vast te stellen welke arbeidsbeperkingen (in ieder geval die beperkingen die in 2015 al bestonden en op 12 mei 2016 nog steeds) als duurzaam zijn aan te merken. Dit zal dus alsnog moeten gebeuren en ook zal op basis van die (duurzame) beperkingen een arbeidsdeskundig onderzoek moeten plaatsvinden. Ook als wordt uitgegaan van de meest optimale herstelsituatie is immers niet uitgesloten dat uit een dergelijk (theoretisch) arbeidskundig onderzoek zal blijken dat [derde belanghebbende] (duurzaam) niet meer dan 20% van haar maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Gelet op het voorgaande zal de alsnog uit te voeren beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid mede een arbeidsdeskundig onderzoek moeten inhouden.
15. De rechtbank ziet aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb. Verweerder wordt in de gelegenheid gesteld het hiervoor geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dat betekent dat verweerder alsnog de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid beoordeelt van [derde belanghebbende] per 12 mei 2016. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het gebrek kan worden hersteld op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
16. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder van die gelegenheid gebruik maakt, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.