Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde 2 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaringszaak],
[gedaagde 2 in hoofdzaak en eiser 2 in vrijwaringszaak],
1.De procedure in de hoofdzaak
- het vonnis in incident van 30 december 2015 waarbij is bepaald dat op de vorderingen Nederlands recht van toepassing is,
- het vonnis van 9 maart 2016 waarbij de vordering ex artikel 843a Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) is afgewezen,
- het vonnis van 27 juli 2016 waarbij het Arcari c.s. is toegestaan dat [gedaagde vrijwaringszaak] wordt gedagvaard,
- het tussenvonnis van 19 oktober 2016 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie van 3 april 2017 met de daarin genoemde processtukken en proceshandelingen,
- de brief van 11 april 2017 van de zijde van [eiser hoofdzaak] en [gedaagde vrijwaringszaak] met opmerkingen over het proces-verbaal.
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- het tussenvonnis van 8 februari 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie van 3 april 2017 met de daarin genoemde processtukken en proceshandelingen,
- de brief van 11 april 2017 van de zijde van [gedaagde vrijwaringszaak] en [eiser hoofdzaak] met opmerkingen over het proces-verbaal.
3.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaring
investor shares -in Brightwell Portfolio Fund Sicav plc (hierna: Brightwell). Alle aandelen met stemrecht – zogenaamde
founder shares –worden gehouden door (de nalatenschap van) [naam 2] . Brightwell beheert verschillende investeringsfondsen. Houders van Class B aandelen in BF maken aanspraak op het Brightwell Sub-Fund A. Brightwell, Sub-Fund A deed haar investeringen via verschillende dochterondernemingen, waaronder Beaumont Discretionary Trading Ltd. (BDT), Beaumont Systematic Trading Ltd. (BST) en Beaumont Cash Management Ltd. (BCM) (hierna tezamen: de handelsentiteiten.