Beoordeling
5. De gevorderde voorzieningen hebben onder meer betrekking op de arbeidsomstandigheden en het inkomen van [eiseres] . Het spoedeisend belang is in dat geval, ook ten aanzien van nevenvorderingen zoals bonussen, gegeven.
6. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
7. Uit de stellingen van partijen volgt dat tussen partijen in het najaar 2016 discussie is ontstaan over de hoogte van de verschuldigde bonussen. Vaststaat dat [naam medeoprichter] namens Pyramid [eiseres] vervolgens in december 2016 een voorstel heeft gedaan met betrekking tot haar bonusaanspraken en dat, toen [eiseres] daarmee niet instemde, [naam medeoprichter] heeft voorgesteld de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Ook dat heeft [eiseres] geweigerd. Onbetwist is echter gebleven dat Pyramid reeds op 13 januari 2017 aan de organisatie heeft medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst met [eiseres] zou worden beëindigd. Pyramid voert weliswaar als reden daarvoor aan dat door reorganisatie de arbeidsplaats van [eiseres] was vervallen, maar het UWV heeft dat niet aannemelijk geoordeeld. Hoewel tegen het besluit van UWV een verzoekschrift bij deze rechtbank is ingediend door Pyramid, heeft zij in deze procedure niet nader toegelicht waarom de arbeidsplaats zou zijn vervallen, noch zelf het verzoekschrift overgelegd. Nu al voorafgaande aan de reorganisatieplannen en het verzoek aan het UWV aan [eiseres] de bonussen niet zijn betaald, een voorstel is gedaan met betrekking tot de verschuldigde bonus en vervolgens een voorstel is gedaan om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, is, voorlopig oordelend, de schijn gewekt, zoals [eiseres] stelt, dat Pyramid enkel van [eiseres] af wil vanwege de verschuldigdheid van de bonussen. Onder deze omstandigheden is het dan ook begrijpelijk dat [eiseres] zich, nadat zij de benodigde informatie om haar werkzaamheden uit te voeren niet kreeg en het bericht van ontslag aan de organisatie niet werd gerectificeerd, terwijl het UWV toestemming voor ontslag had geweigerd, op 20 april 2017 heeft ziek gemeld. Voorshands wordt dan ook geoordeeld dat Pyramid als werkgever door op deze wijze te handelen ernstig tekort is geschoten in haar verplichtingen als werkgever en dat [eiseres] daardoor niet langer in staat werd gesteld om haar werkzaamheden naar behoren uit te voeren. De verwachting bestaat dat indien [eiseres] weer behoorlijk tot het werk wordt toegelaten en het bericht van ontslag aan de organisatie wordt gerectificeerd, [eiseres] in staat zal zijn haar werkzaamheden naar behoren uit te voeren en zich vanaf dat moment beter zal melden. De vorderingen tot weder te werkstelling en rectificatie, op straffe van een dwangsom, zijn dan ook toewijsbaar.
8. Nu de ziekmelding het gevolg is van de omstandigheid dat Pyramid [eiseres] niet in staat heeft gesteld haar werkzaamheden naar behoren te verrichten, is de verwachting dat de bodemrechter zal oordelen dat Pyramid gehouden is tot doorbetaling van het gehele loon vanaf de ziekmelding. Onbetwist is gebleven dat Pyramid slechts 70% van het loon heeft betaald en dat de vakantietoeslag, verschuldigd in mei 2017, niet is betaald. Verder is niet betwist dat de gevorderde onkosten ten bedrage van in totaal € 5.980,00 verschuldigd zijn en dat deze niet zijn vergoed. De vordering tot betaling van het resterende loon over mei 2017, de wettelijke verhoging en rente daarover, de vakantietoeslag en de onkosten zijn dan ook toewijsbaar, alsmede de vordering om Pyramid te veroordelen 100% van het maandelijkse salaris vermeerderd met vakantietoeslag te blijven betalen zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt.
9. [eiseres] stelt verder in totaal aanspraak te maken op een bedrag van € 972.693,42 aan bonus over 2016 en het eerste kwartaal 2017. Pyramid betwist meer dan het reeds betaalde bedrag van in totaal € 20.380,00 aan bonus verschuldigd te zijn. Zij stelt in de eerste plaats dat uit hoofde van artikel 7 van de arbeidsovereenkomst maximaal € 24.000,00 per kwartaal aan bonus verschuldigd kan zijn. Vaststaat echter dat tussen partijen na het sluiten van de arbeidsovereenkomst het Compensatie Plan tot stand is gekomen, op grond waarvan veel hogere bonussen kunnen worden uitgekeerd. [eiseres] heeft, voorlopig oordelend, er dan ook op mogen vertrouwen dat met het tot stand komen van het Compensatie Plan het in de arbeidsovereenkomst genoemde maximum van € 24.000,00 per kwartaal is komen te vervallen.
10. Vaststaat verder dat [eiseres] een berekening heeft gemaakt van haar bonus over het eerste kwartaal van 2016 en dat Pyramid die bonus tijdig, te weten gelijktijdig met haar loon over april 2016, heeft uitbetaald. Voorts is gesteld noch gebleken dat Pyramid in 2016 zich op het standpunt heeft gesteld dat [eiseres] de bonus verkeerd berekende. Wel staat vast dat Pyramid de daarna berekende kwartaal bonussen niet heeft uitbetaald en voorstellen heeft gedaan over het uit te keren bedrag aan bonus. Pas ter zitting heeft [naam] , namens Pyramid, tegenover de gemotiveerde uitleg van de berekening van de bonussen van [eiseres] , uiteengezet waarom zij op een veel lager bedrag aan bonus uitkomt. Zij heeft verklaard dat alleen de gesloten overeenkomsten met klanten die daadwerkelijk de overeenkomsten geheel zijn nagekomen, mogen worden betrokken in de bonusberekening. Hoe dit zich verhoudt met de overeengekomen betalingstermijn van de bonus, te weten direct na afloop van het kwartaal waarin de overeenkomsten zijn gesloten, kon zij niet nader verklaren. Het is dan ook niet duidelijk geworden hoe dit gegeven in de berekening kan zijn verdisconteerd. Bovendien is in punt 8 van het Compensatie Plan bepaald dat als een overeenkomst wordt beëindigd, dit van invloed is op toekomstige bonussen. Nu daarnaast Pyramid niet concreet heeft aangevoerd welke deals vroegtijdig zouden zijn beëindigd, wordt er voorlopig van uit gegaan dat tussen partijen niet is overeengekomen dat dit een rol dient te spelen bij de onderhavige bonussen.
11. Gelet op het voorgaande, wordt geoordeeld dat gerede kans bestaat dat de door [eiseres] gevorderde som aan bonussen door de bodemrechter zal worden toegewezen. Het gevorderde voorschot van 50% van € 972.693,42 zal dan ook worden toegewezen. De vordering tot nakoming in de toekomst van de bonusregeling, zoals berekend door [eiseres] , wordt afgewezen, nu deze zich niet leent voor toewijzing als voorlopige voorziening.
12. Pyramid heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten betwist. Nu [eiseres] niet heeft gesteld dat deze kosten meer bedragen dan de kosten van het voorbereiden van de procedure en ter instructie van de zaak, waarvoor de veroordeling in de proceskosten een vergoeding is, zal deze vordering worden afgewezen.
13. Pyramid zal als de in het ongelijk gestelde partij wel worden veroordeeld in de proceskosten.