Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Strafbaarheid
5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
6.Weigeringsgrond artikel 9, eerste lid sub a OLW
geldautomaat in de omgeving Winterswijk en/of Doetinchem, in elk geval in Nederland. Uit de beschikking gevangenhouding van 9 juni 2016 volgt dat de raadkamer ten aanzien van dit feit 1 oordeelt dat er geen ernstige bezwaren bestaan, “
nu de officier van justitie in haar vordering gevangenhouding zich expliciet heeft beperkt tot voorbereidingshandelingen voor het zetten van een plofkraak in Nederland”. Het EAB ziet op 17 concreet omschreven plofkraken of pogingen daartoe in Duitsland. De strafvervolging in Nederland ziet op voorbereidingshandelingen ten behoeve van een plofkraak in Nederland; het overleveringsverzoek ziet dus op andere feiten, dan waarvoor de opgeëiste persoon in Nederland wordt vervolgd. Dat de Duitse en Nederlandse autoriteiten op enig moment hebben samengewerkt ten aanzien van feiten waar de opgeëiste persoon van wordt verdacht, doet hier niet aan af. Het verweer wordt verworpen.
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsartikelen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan het Staatsanwaltschaft Aachen ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.