ECLI:NL:RBAMS:2017:4473

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
AWB 16/8095
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens onvolledige onderbouwing betalingsonmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 juni 2017 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring, welke was afgewezen. Vervolgens had zij bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar haar beroep is niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen, omdat zij het formulier ter onderbouwing van haar beroep op betalingsonmacht niet volledig had ingevuld. Eiseres had niet aangegeven of zij over vermogen beschikte, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen of zij recht had op ontheffing van het griffierecht. Bovendien was er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiseres was niet verschenen op de zitting en had geen bewijs geleverd voor haar stelling dat zij het griffierecht inmiddels had betaald. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiseres het griffierecht niet binnen de gestelde termijn had betaald. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en indien eiseres alsnog had betaald, zou het bedrag worden teruggestort.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/8095

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: M.A. Weijman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 24 november 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2017. Partijen zijn niet verschenen.

Overwegingen

1. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht € 168,-. De griffier stelt op grond van artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent dat het hele bedrag binnen die termijn moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn moet zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is, als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
2. Van de verplichting tot betaling van griffierecht kan ontheffing worden verleend, indien sprake is van betalingsonmacht. Eiseres heeft een beroep op betalingsonmacht gedaan.
3. De rechtbank heeft eiseres bij brief van 6 februari 2016 verzocht het bij die brief meegestuurde formulier ter onderbouwing van het beroep in te vullen en samen met de gevraagde gegevens binnen twee weken na verzending van die brief aan de rechtbank terug te sturen. In de brief van 6 februari 2016 van de rechtbank staat voorts het volgende: “
Let op: Stuur het formulier en de gevraagde gegevens compleet ingevuld en op tijd retour. Is het formulier niet op tijd retour gestuurd, is het niet compleet ingevuld en/of ontbreken de gegevens, dan wordt uw beroep op betalingsonmacht afgewezen.
4. Eiseres heeft het formulier weliswaar binnen de gestelde termijn, maar onvolledig teruggestuurd. Eiseres heeft op het formulier namelijk niet aangegeven of zij wel of niet over vermogen beschikt. De griffier heeft het beroep op betalingsonmacht daarom bij brief van 22 februari 2017 vooralsnog afgewezen. De griffier heeft daarbij aangegeven dat eiseres een (nieuwe) nota voor het griffierecht ontvangt.
5. In de brief van 22 februari 2017 van de rechtbank staat voorts het volgende: “
Let op! De rechter die uw beroep behandelt, beslist definitief over uw beroep op betalingsonmacht. Indien de rechter mijn beslissing om uw beroep op betalingsonmacht af te wijzen, bevestigt, dan wordt u niet wederom een termijn voor de betaling van het griffierecht gegund. Betaalt u het griffierecht niet binnen de op de nota gestelde betalingstermijn, dan kan dat er dus nog steeds toe leiden dat de rechter uw beroep niet-ontvankelijk verklaart.
6. De griffier heeft eiseres bij aangetekende brief van 28 februari 2017 opnieuw in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
7. Bij aangetekend verzonden brief van 29 maart 2017 heeft de griffier eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
8. Eiseres heeft het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald.
9. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht van het griffierecht op goede gronden is afgewezen. Het niet volledig invullen van het formulier ter onderbouwing van het beroep maakt het niet mogelijk om na te gaan of eiseres op goede gronden aanspraak kan maken op ontheffing van de wettelijke verplichting tot het betalen van een griffierecht.
10. Eiseres is voorts niet ter zitting verschenen en zij heeft tijdens het onderzoek ook niet op een andere manier gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te onderbouwen dat het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Wel heeft de rechtbank op de dag van de zitting een faxbericht van eiseres ontvangen waarin zij toelicht dat de redenen om het griffierecht niet te betalen is dat zij pas sinds kort weer een baan heeft en van plan is om het griffierecht met het volgende salaris te betalen. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank niet als verschoonbare reden worden aangemerkt als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Evenmin heeft eiseres met deze niet onderbouwde verklaring aannemelijk gemaakt dat zij niet over voldoende middelen beschikte om het in beginsel verschuldigde griffierecht te voldoen.
11. Op 20 juni 2017, na sluiting van het onderzoek, heeft de rechtbank een fax-bericht ontvangen van eiseres, waarin zij stelt dat zij het griffierecht op die datum heeft betaald. Deze stelling is niet onderbouwd met betalingsbewijs. Als eiseres inderdaad het griffierecht heeft betaalt, geldt dat deze betaling te laat is. Zoals de rechtbank al bij de brief van 22 februari 2017 had gewaarschuwd, indien de rechter het beroep op betalingsonmacht bevestigt, wordt niet wederom een termijn gegund voor de betaling van het griffierecht.
12. De rechtbank concludeert dat eiseres gehouden was het griffierecht te betalen binnen de daarvoor gestelde termijn van vier weken na 29 maart 2017. Nu eiseres het griffierecht niet binnen die termijn heeft betaald, is het beroep niet-ontvankelijk.
13. Voor zover eiseres alsnog heeft betaald, zal het bedrag teruggestort worden door de rechtbank.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van mr. C.A.R. Bleijendaal, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.