Op 13 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen over de schorsing van de voorlopige hechtenis van een Bulgaarse verdachte, geboren in 1988 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis in overweging genomen, waarbij zij het dossier en de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting heeft bekeken. De rechtbank oordeelt dat er termen aanwezig zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen, onder bepaalde voorwaarden die de verdachte moet naleven.
De voorwaarden voor de schorsing zijn onder andere dat de verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis onttrekt, dat hij zich aan de tenuitvoerlegging van een eventuele andere straf houdt, en dat hij zich gedurende de schorsing niet aan strafbare feiten schuldig maakt. Daarnaast moet de verdachte verblijven op een specifiek adres in Bulgarije en moet hij de rechtbank en de officier van justitie op de hoogte stellen van eventuele adreswijzigingen.
De verdachte moet Bulgarije verlaten en terugkeren naar zijn woonland, waar toezicht op de schorsingsvoorwaarden zal worden gehouden. Hij mag Bulgarije niet verlaten, behalve om gevolg te geven aan een oproeping van justitie of politie in Nederland. De verdachte moet zich ook regelmatig melden bij de politie in Bulgarije en mag geen contact onderhouden met de slachtoffers of zich bemoeien met het werk van prostituees. De schorsing gaat in op het moment dat de erkenningsbeslissing van Bulgarije door het Internationaal Rechtshulp Centrum Haarlem is ontvangen en duurt tot de inhoudelijke behandeling van de strafzaak begint.