Op 13 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van een Bulgaarse verdachte behandeld. De verdachte, geboren in 1989 in Bulgarije en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een Huis van Bewaring. De rechtbank heeft het dossier en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er termen aanwezig waren om de voorlopige hechtenis te schorsen, onder bepaalde voorwaarden die de verdachte bereid was na te leven.
De rechtbank heeft een aantal voorwaarden gesteld aan de schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte moet zich houden aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis, zich melden bij justitie of politie, en mag zich gedurende de schorsing niet aan strafbare feiten schuldig maken. Daarnaast moet de verdachte verblijven op een specifiek adres in Bulgarije en moet hij de rechtbank en de officier van justitie op de hoogte stellen van eventuele adreswijzigingen. De verdachte moet Bulgarije verlaten na de inwerkingtreding van de schorsing en zich daar melden bij de politie.
De beslissing om de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen is genomen met ingang van het moment waarop de erkenningsbeslissing van Bulgarije door het Internationaal Rechtshulp Centrum Haarlem is ontvangen, en geldt tot het moment waarop de inhoudelijke behandeling van de strafzaak begint. De rechtbank heeft de schorsing onder voorwaarden goedgekeurd, waarbij de verdachte zich ook niet mag bemoeien met prostitutie en geen contact mag onderhouden met de slachtoffers.