Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. K.F.E. den Hartog, en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. P.M.A.C. van de Wouw, naar voren hebben gebracht.
Rechtbank Amsterdam
In de strafzaak tegen een 36-jarige man, die beschuldigd werd van doodslag op een 26-jarige man in de Vluchtgarage in Amsterdam in 2014, heeft de rechtbank Amsterdam op 22 juni 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij verantwoordelijk was voor de fatale verwondingen van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de verdachte met voorbedachten rade had gehandeld. De zaak kwam voort uit een reeks vechtpartijen waarbij het slachtoffer betrokken was, en de rechtbank concludeerde dat de aanwezigheid van de verdachte tijdens het derde incident niet voldoende was om hem als medepleger of medeplichtige aan te merken. De rechtbank stelde vast dat de dood van het slachtoffer het gevolg was van ernstig hersenletsel, maar dat de rol van de verdachte niet zodanig was dat hij verantwoordelijk kon worden gehouden voor de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen afgewezen en hem vrijgesproken van alle beschuldigingen.