ECLI:NL:RBAMS:2017:4237

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
19 juni 2017
Zaaknummer
13/702858-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting in de bloemenhandel met valse namen en hoedanigheden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van meerdere gevallen van oplichting in de bloemenhandel. De zaak betreft een reeks van oplichtingen waarbij de verdachte zich voordeed als een bonafide koper en gebruik maakte van valse namen en hoedanigheden. De rechtbank heeft op 26 april 2017 uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 12 april 2017. De verdachte, geboren in Ecuador en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het oplichten van verschillende bedrijven door hen te bewegen tot de afgifte van grote partijen bloemen, met een totale waarde van meer dan 400.000 euro, zonder deze te betalen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 24 maanden eiste, in overweging genomen. De verdediging betoogde dat de verdachte ten onrechte was aangeklaagd en dat de feiten onvoldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door een vertrouwensband op te bouwen met de leveranciers en hen te misleiden met valse informatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van één van de ten laste gelegde feiten, maar achtte de overige feiten bewezen.

De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de schade die de slachtoffers hebben geleden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 1] V.O.F. De rechtbank heeft de vordering van [bedrijf 3] B.V. tot een bedrag van € 71.369,75 toegewezen, terwijl de vordering van [bedrijf 1] V.O.F. niet-ontvankelijk werd verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/702858-16 (Promis)
Datum uitspraak: 26 april 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Ecuador) op [geboortedatum] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het P.I. Huis van Bewaring [naam Huis van Bewaring] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.F. Roseval en van wat de raadsman mr. S. Ben Tarraf naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 1 november 2014 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het telkens aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 1] en/of [bedrijf 1] een of meer malen heeft bewogen tot de afgifte van een of meer (grote) (partijen) bloemen (totaal ter waarde van ongeveer 120.000
euro), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of (telkens) in strijd met de waarheid - zich bij voornoemde [persoon 1] voorgesteld en/of aangediend als [naam 1] en/of - zich voorgedaan als een bonafide koper, te weten als ware hij, verdachte, een medewerker en/of eigenaar van het bedrijf [bedrijf 2] CRL en/of - bij voornoemd persoon en/of bedrijf een of meerdere bestelling(en)/zending(en) van bloemen, ter waarde van (in totaal) 120.000 euro, geplaatst en/of afgenomen en/of - het bedrijf [bedrijf 2] CRL als factuuradres voor voornoemde bestelling(en) opgegeven;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 september 2014 tot en met 2 november 2014 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het telkens aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 2] en/of [bedrijf 3] B.V. een of meermalen heeft bewogen tot de afgifte van een of meer (grote) (partijen) bloemen (totaal ter waarde van ongeveer 170.000 euro), in elk geval
enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of (telkens) in strijd met de waarheid - zich bij voornoemde [persoon 2] voorgesteld en/of aangediend als [naam 1] en/of - zich voorgedaan als een bonafide koper, te weten als ware hij, verdachte, een medewerker en/of eigenaar van het bedrijf [bedrijf 2] CRL en/of - bij voornoemd persoon en/of bedrijf een of meerdere bestelling(en)/zending(en) van bloemen, ter waarde van (in totaal) 170.000 euro, geplaatst en/of afgenomen en/of -het bedrijf [bedrijf 2] CRL als factuuradres voor voornoemde bestelling(en) opgegeven;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 27 november 2015 te Naaldwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het telkens aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 3] en/of [bedrijf 4] een of meer malen heeft bewogen tot de afgifte van een of meer (grote) (partijen)
bloemen (totaal ter waarde van ongeveer 286.939,89 euro), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of (telkens) in strijd met de waarheid - zich bij voornoemde [persoon 3] voorgesteld en/of aangediend als [naam 2] en/of - zich voorgedaan als een bonafide koper, te weten als ware hij, verdachte,
een medewerker en/of eigenaar van het bedrijf [bedrijf 5]
(gevestigd [adres 1] Italië) en/of - bij voornoemd persoon en/of bedrijf een of meerdere bestelling(en)/zending(en) van bloemen, ter waarde van (in totaal) 286.939,89 euro, geplaatst en/of afgenomen en/of - het bedrijf [bedrijf 5] (gevestigd [adres 1] Italië) als factuuradres voor
voornoemde bestelling(en) opgegeven;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 1 november 2015 te Aalsmeer en/of Honselersdijk , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het telkens aannemen van een of meer valse na(a)m(en) en/of van een valse hoedanighe(i)d(en) en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[persoon 4] en/of [bedrijf 6] B.V. en/of [persoon 5] en/of [bedrijf 7] B.V. een of meermalen heeft bewogen tot de afgifte van een of meer (grote) partijen bloemen (totaal ter waarde van ongeveer 50.235,10 euro) en/of het verrichten van (een) afhandelingsdienst(en) (ter waarde van ongeveer 14.936 euro), in elk geval enig goed en/of dienst, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of (telkens) in strijd met de waarheid een of meermalen
- zich bij voornoemde perso(o)n(en) en/of bedrij(f)(ven) voorgesteld en/of aangediend als [naam 3] en/of
- zich voorgedaan als een bonafide koper, te weten als ware hij, verdachte,
een medewerker en/of eigenaar van het bedrijf [bedrijf 8] SRL (gevestigd te [adres 2] , te Roemenië)
- bij een of meer van voornoemde personen en/of bedrijven een of meerdere bestelling(en)/zending(en) van bloemen en/of afhandelingsdiensten geplaatst en/of afgenomen en/of
- voornoemd adres van [bedrijf 8] SRL , als factuuradres voor voornoemde bestelling(en) en/of diensten opgegeven.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De rechtbank verwijst naar de inhoud van het op schrift gestelde requisitoir dat door de officier van justitie aan de rechtbank is overgelegd en aan dit vonnis zal worden gehecht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verkeerde persoon is aangehouden. Subsidiair acht de raadsman de aangiften en daarmee de ten laste gelegde feiten onvoldoende onderbouwd. Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de ten laste gelegde handelingen geen oplichting opleveren. Verdachte dient daarom integraal te worden vrijgesproken. De rechtbank verwijst naar de inhoud van de door de raadsman overgelegde pleitnota welke aan dit vonnis zal worden gehecht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde: vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 3. is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Daartoe overweegt de rechtbank dat aangever [persoon 3] als enige van de aangevers heeft gesproken over het leveren van bloemen aan een persoon genaamd [naam 2] die handelde namens het bedrijf [bedrijf 5] uit Vittoria , Italië. Bovendien heeft hij deze persoon slechts éénmaal gezien. Nu de herkenning van de verdachte door [persoon 3] geen directe confrontatie betrof maar plaatsvond door middel van de door aangever [persoon 1] genomen en verspreide foto van verdachte, waarop te zien is dat hij na zijn arrestatie in een politiebusje zit, kan naar het oordeel van de rechtbank geen bewezenverklaring worden gebaseerd op deze herkenning.
4.4
Feiten en omstandigheden
Uit de wettige bewijsmiddelen welke zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis, blijken naar het oordeel van de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van feit 1
In mei 2014 wordt aangever [persoon 1] , mede-eigenaar van [bedrijf 1] , door een Roemeense bloemenhandelaar genaamd [naam 1] benaderd. [naam 1] stelt zich voor als vertegenwoordiger van het bedrijf [bedrijf 2] SRL en doet in die hoedanigheid aanvankelijk kleine en later steeds grotere bestellingen van bloemen bij [bedrijf 1] , die hij zowel contant als via bankoverschrijvingen betaalt. Langzaamaan bouwt hij een schuld op. In oktober 2014 vraagt [naam 1] om een meerdere grotere leveringen in verband met de dag van Allerheiligen. Hiervoor wil hij een langere betaaltermijn, die hij en aangever [persoon 1] overeen komen. Volgens [persoon 1] zou [naam 1] een betaling van circa 120.000 euro contant op Schiphol aan hem voldoen. Op de afgesproken datum komt hij echter niet opdagen en neemt hij zijn telefoon niet op. De volgende dag vertelt hij aangever [persoon 1] telefonisch dat hij is opgepakt door de Marechaussee en dat zijn geld is afgepakt. Daarna is [naam 1] niet meer bereikbaar voor [persoon 1] . Aangever [persoon 1] geeft in zijn aangifte van 9 maart 2015 aan dat ‘ [naam 1] ’ Engels sprak, betrouwbaar overkwam en een enorme kennis van de bloemenbranche had. [persoon 1] heeft [naam 1] in Roemenië een bezoek gebracht om diens bedrijf en de activiteiten daarvan te bekijken. Aangever [persoon 1] zegt [naam 1] zeer goed te kunnen herkennen.
Ten aanzien van feit 2
Aangever [persoon 1] heeft ‘ [naam 1] ’ in die periode ook doorverwezen naar aangever [persoon 2] , mede-eigenaar van [bedrijf 3] , voor het leveren van de bloemensoort ‘Gyps’. Aangever [persoon 2] heeft rond 22 september 2014 contact opgenomen met [naam 1] . Hij sprak vloeiend Engels, had veel verstand van bloemen, wist de veilingprijzen en kwam betrouwbaar en professioneel over. In totaal doet [naam 1] bij aangever [persoon 2] 14 bestellingen. De bestellingen voor 1 november 2014 werden steeds groter. [naam 1] vertelde dat dat te maken had met Allerheiligen op 1 november. [persoon 2] heeft [naam 1] tweemaal ontmoet, eenmaal op Schiphol en eenmaal op het bedrijf van [persoon 2] . Omdat er niet meer werd betaald zijn de laatste twee leveringen geannuleerd. Aangever [persoon 2] heeft met [naam 1] een afspraak gemaakt om naar Roemenië te gaan, hetgeen [naam 1] een goed idee vond. [naam 1] is niet verschenen op het vliegveld van Boekarest. Zijn telefoonnummer bestaat niet meer, contact blijkt niet meer mogelijk.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Op 10 oktober 2016 ziet aangever [persoon 1] drie mannen op straat zijn kant op lopen. Een van hen lijkt zijn gezicht te verbergen. [persoon 1] herkent deze man – later blijkt: verdachte – dan als de persoon die hem onder de naam [naam 1] heeft opgelicht. [persoon 1] heeft vervolgens aangever [persoon 2] gebeld, die door dezelfde persoon was opgelicht. [persoon 2] herkent de man die [persoon 1] samen met een ander in bedwang houdt direct als [naam 1] . Samen hebben zij de persoon in bedwang gehouden totdat de politie ter plaatse was. Na de arrestatie heeft [persoon 1] een foto van verdachte gemaakt op het moment dat verdachte in de deuropening van een politiebusje was gezeten.
Ten aanzien van feit 4
In juni 2015 krijgt aangever [persoon 4] , in- en verkoper bij [bedrijf 6] B.V. te Honselersdijk , via Facebook contact met een koper genaamd [naam 3] . Laatstgenoemde zou het bedrijf [bedrijf 8] uit Roemenië vertegenwoordigen en in die hoedanigheid wilde hij bloemen en planten inkopen. Hij kwam betrouwbaar over en deed op dat moment ook zaken met andere bedrijven in Nederland. Tussen 1 juni en 30 september 2015 heeft [naam 3] diverse orders geplaatst. Deze leveringen zijn in eerste instantie grotendeels (contant) betaald. Uiteindelijk bleef, volgens aangever, een vordering van 50.235,10 euro open staan. Aangever [persoon 4] heeft [naam 3] ongeveer 15 keer gezien en is ook eens met hem uit eten geweest. [persoon 4] heeft na de aanhouding van verdachte van de politie Aalsmeer de foto gekregen die aangever [persoon 1] bij de aanhouding van verdachte heeft gemaakt. [persoon 4] herkent de man op deze foto als [naam 3] .
Een man die zich voordeed als [naam 3] heeft rond 10 april 2015 contact opgenomen met een medewerkster van het bedrijf van aangever [persoon 5] . Er werden wekelijks in opdracht van [naam 3] ladingen afgehandeld. Tot augustus, begin september 2015 heeft [naam 3] betaald voor de door hem gedane bestellingen. Daarna moesten er betalingsherinneringen worden verzonden. Begin oktober 2015 heeft [persoon 5] grotere zendingen voor [naam 3] geregeld in verband met Allerheiligen. Er bleef een schuld open staan van 14.936 euro. [naam 3] reageerde niet meer op deze e-mails en telefoontjes. [persoon 5] heeft [naam 3] eenmaal ontmoet. [persoon 5] heeft na de aanhouding van verdachte beschikking gekregen over de foto die aangever [persoon 1] bij de aanhouding van verdachte heeft gemaakt. [persoon 5] herkent de man op deze foto als [naam 3] .
4.5
Nadere bewijsoverwegingen
Herkenning van verdachte
De herkenning door aangevers [persoon 1] en [persoon 2] van de man die hen heeft opgelicht, is naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar. Zij hebben deze man immers meermalen in persoon ontmoet en treffen hem dan in persoon aan. Bovendien heeft [persoon 1] de man zelf doorverwezen naar [persoon 2] , zij hebben daarom met dezelfde persoon te maken gehad. In hun aangiften hebben zij een vergelijkbaar signalement, dat niet heel specifiek is maar verdachte ook niet uitsluit, opgegeven.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat aan de herkenning door middel van de door aangever [persoon 1] genomen en verspreide foto van verdachte, al zittend in het politiebusje vlak na zijn arrestatie, in beginsel slechts beperkte bewijswaarde kan worden gehecht. Deze fotoconfrontatie is niet conform de aan een door de politie uitgevoerde fotoconfrontatie te stellen eisen verlopen.
De herkenning door aangever [persoon 4] van de man die hem heeft opgelicht, is naar het oordeel van de rechtbank echter toch relevant. Weliswaar vond dit plaats op basis van de door [persoon 1] genomen foto, maar dat neemt niet weg dat [persoon 4] heeft verklaard dat hij de man die hem heeft opgelicht ongeveer 15 keer heeft gezien en dat hij vrijwel wekelijks bij het bedrijf langskwam. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat aangever [persoon 4] niet inconsistent heeft verklaard over het aantal keren dat hij [naam 3] heeft gezien. Bovendien is hij met hem uit eten geweest. Onder deze omstandigheden kent de rechtbank wel bewijswaarde toe aan de herkenning van [persoon 4] van verdachte op de door [persoon 1] genomen foto.
Aangever [persoon 5] geeft aan de man die hem heeft opgelicht in ieder geval één keer te hebben gezien en hij heeft verklaard dat hij veel mensen ziet. De rechtbank is van oordeel dat aan een herkenning middels de door [persoon 1] gemaakte foto gelet daarop op zich zelf staand weinig bewijswaarde kan worden gehecht. Toch is er voldoende aanleiding om ervan uit te gaan dat [persoon 5] en [persoon 4] het over dezelfde persoon hebben. In hun aangiftes noemen [persoon 5] en [persoon 4] immers dezelfde personalia en contactgegevens van de persoon die hen heeft opgelicht. Bovendien blijkt uit onderzoek naar e-mailadressen dat middels het door beide aangevers genoemde emailadres [emailadres] contact is geweest met zowel [persoon 5] als [persoon 4] . Nu het onwaarschijnlijk is dat een andere persoon onder diezelfde gegevens en in dezelfde periode vergelijkbare handelingen verricht in dezelfde branche, acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook de persoon is, die [persoon 5] heeft opgelicht.
Oplichtingshandelingen
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door gebruikmaking van een valse naam, een valse hoedanigheid en zich voordoend als een bonafide verkoper, de aangevers bewogen tot het leveren van bloemen. Hij heeft telkens een vertrouwensband met de leverancier weten op te bouwen door de eerste, kleinere, bestellingen te betalen. Langzaamaan doet hij steeds grotere bestellingen zonder deze volledig of tijdig te betalen, zodat er een schuld wordt opgebouwd. Voor de feestdag Allerheiligen heeft verdachte vervolgens een extra grote bestelling geplaatst bij zowel [persoon 1] als [persoon 5] . Bij [persoon 1] heeft hij nog een ruimere betalingstermijn bedongen, waarna hij openstaande bedragen niet heeft betaald. In alle gevallen was hij op enig moment niet meer te vinden of te bereiken. [persoon 1] is, voorafgaand aan de door hem gedane leveringen aan verdachte, zelfs naar Roemenië afgereisd om het bedrijf te bezoeken. Verdachte heeft daar volgens aangever [persoon 1] een toneelstuk opgevoerd, compleet met klanten die het bedrijf bezochten. [persoon 2] is naar Boekarest afgereisd omdat verdachte hem had voorgehouden dat hij hem een groot openstaand bedrag zou voldoen. Verdachte kwam echter niet opdagen, [persoon 2] heeft de reis voor niets ondernomen. Verdachte heeft door vertrouwensrelaties met de leveranciers aan te gaan en deze zo lang mogelijk te doen voortbestaan, het moment waarop de aangevers tot het (definitieve) inzicht kwamen dat zij niet met een eerlijke handelspartner te maken hadden klaarblijkelijk zo lang mogelijk willen uitstellen. Gelet op de geraffineerde handelwijze van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank naast het gebruik van een valse naam en een valse hoedanigheid tevens sprake van gebruikmaking van een listige kunstgreep. Door deze specifieke, ernstige vorm van bedrieglijk handelen heeft hij bij de slachtoffers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken. Onder invloed van die onjuiste voorstelling van zaken zijn de slachtoffers bewogen tot het leveren van grote partijen bloemen.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet vaststaat dat de bestellingen waarover de aangevers spreken ook daadwerkelijk geleverd zijn. Gelet op de gedetailleerde verklaringen van de aangevers wordt dit verweer evenwel verworpen.
Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat hier geen sprake is van een oplichtingssituatie omdat er in wezen sprake zou zijn van een civielrechtelijk geschil, verwerpt de rechtbank dit verweer. De rechtbank overweegt in dit verband dat hiertoe al redengevend is dat de verdachte zich heeft bediend van een valse naam.
Schakelbewijs
Voor het bewijs van de onder feit 4 ten laste gelegde oplichtingen acht de rechtbank ook de specifieke modus operandi van belang zoals deze blijkt uit de bewijsmiddelen van feit 1 en 2.
De rechtbank acht in dat kader relevant dat verdachte telkens:
- gebruik heeft gemaakt van een valse naam en hoedanigheid als ware hij een Roemeen die een bedrijf vertegenwoordigt;
- Engels sprak, betrouwbaar en professioneel overkwam met veel verstand van de bloemenhandel;
- een vertrouwensband heeft opgebouwd met de opgelichte leveranciers door in het begin kleinere bestellingen te doen en wel (deels) te betalen;
- langzaamaan een schuld heeft opgebouwd, terwijl de bestellingen groter werden;
- voor de feestdag Allerheiligen bij [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 5] grote bestellingen heeft geplaatst, waarna de rekening onbetaald bleef en het contact werd verbroken.
Medeplegen
Hoewel het dossier wel aanknopingspunten bevat op grond waarvan kan worden aangenomen dat verdachte niet alleen heeft gehandeld, ziet de rechtbank onvoldoende bewijs voor het tenlastegelegde medeplegen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de aangevers [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 4] hebben verklaard dat verdachte altijd alleen was.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bewijsmiddelenbijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 mei 2014 tot en met 1 november 2014 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen [persoon 1] en/of [bedrijf 1] meer malen heeft bewogen tot de afgifte van grote partijen bloemen, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich bij voornoemde [persoon 1] voorgesteld als [naam 1] en
- zich voorgedaan als een bonafide koper, te weten als ware hij, verdachte, een medewerker of eigenaar van het bedrijf [bedrijf 2] SRL en
- bij voornoemd persoon en bedrijf bestellingen van bloemen geplaatst en afgenomen en
- het bedrijf [bedrijf 2] SRL als factuuradres voor voornoemde bestellingen opgegeven;
2.
in de periode van 22 september 2014 tot en met 2 november 2014 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen [persoon 2] en/of [bedrijf 3] B.V. heeft bewogen tot de afgifte van grote partijen bloemen ter waarde van (in ieder geval) 71.369,75 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich bij voornoemde [persoon 2] voorgesteld en aangediend als [naam 1] en
- zich voorgedaan als een bonafide koper, te weten als ware hij, verdachte, een medewerker of eigenaar van het bedrijf [bedrijf 2] SRL
- bij voornoemd persoon en bedrijf bestellingen van bloemen ter waarde van (in ieder geval) 71.369,75 euro geplaatst en afgenomen en
het bedrijf [bedrijf 2] SRL als factuuradres voor voornoemde bestelling(en) opgegeven;
4.
in de periode van 1 april 2015 tot en met 1 november 2015 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het telkens aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen [persoon 4] en/of [bedrijf 6] B.V. en [persoon 5] en/of [bedrijf 7] B.V. heeft bewogen tot de afgifte van partijen bloemen, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich bij voornoemde personen en bedrijven voorgesteld en/of aangediend als [naam 3] en
- zich voorgedaan als een bonafide koper, te weten als ware hij, verdachte, een medewerker en/of eigenaar van het bedrijf [bedrijf 8] SRL (gevestigd te [adres 2] , te Roemenië),
- bij voornoemde personen en bedrijven bestellingen van bloemen afgenomen en
- voornoemd adres van [bedrijf 8] SRL als factuuradres voor voornoemde bestellingen opgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 tot en met 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat, indien verdachte wordt veroordeeld, een straf moet worden opgelegd van niet langer dan de periode van het voorarrest.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vier oplichtingen. Verdachte is zeer geraffineerd te werk gegaan. Hij heeft zich voorgedaan als iemand die hij niet is en het doen voorkomen alsof hij optrad namens een bedrijf. Verdachte had daarbij veel kennis van zaken. Verdachte heeft zodoende een vertrouwensband weten op te bouwen met de gedupeerde leveranciers met als doel om daarvan misbruik te maken. Aanvankelijk werd nog wel betaald voor de leveringen, maar na enige tijd, terwijl de bestellingen groter werden, werd er ineens niet meer betaald en was verdachte nergens meer te vinden. Verdachte heeft door zijn handelen laten zien dat hij geen respect heeft voor de ondernemingen die hij heeft opgelicht en voor de mensen achter die ondernemingen.
Verdachte heeft geprobeerd het moment waarop hij ontmaskerd zou worden als oplichter zo lang mogelijk proberen op te rekken, waarbij hij zich kennelijk geen moment heeft bekommerd om zijn slachtoffers. Zo heeft hij aangever [persoon 1] naar Roemenië laten komen waar hij hem op het verkeerde been heeft gezet door een bedrijf te tonen dat op het eerste gezicht bonafide lijkt te zijn. Verdachte heeft aangever [persoon 2] voor niets naar Roemenië laten afreizen.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd, enkel en alleen ten behoeve van zijn eigen financieel gewin. Hij heeft de benadeelden slechts gebruikt om er zelf financieel beter van te worden. Verdachte heeft geen enkel moment spijt betuigd ten opzichte van de benadeelden, die grote schade hebben geleden. Aldus heeft hij geen enkel inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen of op andere wijze laten blijken dat hij zich iets aantrekt van de (persoonlijke) schade die hij aanricht.
Verdachte is blijkens het uittreksel justitiële documentatie in Nederland niet eerder veroordeeld. De rechtbank houdt rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Die oriëntatiepunten sluiten aan bij het benadelingsbedrag. De rechtbank heeft alleen bij feit 2 een bedrag van ruim 71.000,- euro bewezen verklaard omdat de hoogte van de overige bedragen niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld. Wanneer uitsluitend van dit benadelingsbedrag wordt uitgegaan geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 tot 9 maanden. De rechtbank acht in dit geval een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf evenwel passend en geboden aangezien verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen en de rechtbank er niet aan twijfelt dat ook bij de oplichtingen van feit 1 en 4 sprake is geweest van een aanzienlijke benadeling – al is de hoogte daarvan niet exact vast te stellen. Daarnaast geldt dat verdachte op geen enkel moment ook maar enige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De rechtbank zal van de eis van de officier van justitie afwijken, nu zij verdachte vrij spreekt van het onder 3. ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft, behoudens de door de raadsman ter terechtzitting genoemde omstandigheid dat verdachte regelmatig last heeft van clusterhoofdpijnen, geen informatie over de persoonlijke omstandigheden van verdachte welke eventueel aanleiding geven tot strafmatiging.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Beslag
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen: 1 STK Horloge (Rolex).
De rechtbank oordeelt dat dit voorwerp dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[bedrijf 3] B.V.
De benadeelde partij [bedrijf 3] B.V. (hierna ook ‘ [persoon 2] ) vordert € 172.232,55 aan materiële schadevergoeding.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2. bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering is door de verdediging betwist. De raadsman heeft – kort gezegd – aangevoerd dat uit de stukken niet kan worden afgeleid dat de hoogte van de door de benadeelde partij genoemde schade daadwerkelijk is geleden. De raadsman heeft hiertoe onder meer gesteld dat nergens uit blijkt dat bestellingen ook daadwerkelijk zijn geleverd.
De rechtbank zal de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 71.369,75 toewijzen omdat dit bedrag afdoende is onderbouwd met het leveringsoverzicht, de facturen en de vrachtbrieven die zich in het dossier bevinden. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf het einde van de bewezenverklaarde periode: 2 november 2014.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voor wat betreft dat gedeelte onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank ziet aanleiding om ten aanzien van het toegewezen bedrag de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). op te leggen.
[bedrijf 1] V.O.F./ [persoon 1]
De benadeelde partij [bedrijf 1] V.O.F./ [persoon 1] vordert € 128.411,40 ter zake van onbetaalde facturen.
De vordering is door de verdediging betwist. De raadsman heeft – kort gezegd – betoogd dat uit de stukken niet kan worden afgeleid dat de hoogte van de door de benadeelde partij genoemde schade daadwerkelijk is geleden. De raadsman heeft hiertoe onder meer gesteld dat nergens uit blijkt dat bestellingen ook daadwerkelijk zijn geleverd.
De rechtbank overweegt dat zich in het dossier geen facturen, vrachtbrieven of andere documenten bevinden ter onderbouwing van de bedragen die gemoeid waren met de levering van de partijen bloemen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de vordering door verdachte kan de rechtbank de hoogte van de geleden schade niet vaststellen. Evenmin zijn er voldoende aanknopingspunten om de door [persoon 1] geleden schade te begroten. Het ‘account statement’ en de overgelegde e-mailcommunicatie zijn daartoe, gelet op de betwisting door de verdediging, onvoldoende. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[bedrijf 4] / [bedrijf 9]
[bedrijf 4] / [bedrijf 9] , vertegenwoordigd door [persoon 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet ontvankelijk is nu verdachte van het onder 3. ten laste gelegde wordt vrijgesproken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 3. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van 1 STK Horloge (Rolex).
Met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [bedrijf 3] B.V.
Wijst de vordering van [bedrijf 3] B.V., gevestigd in Aalsmeer, toe tot € 71.369,75 (eenenzeventigduizend driehonderd negenenzestig euro en vijfenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [bedrijf 3] B.V. voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [bedrijf 3] B.V., € 71.369,75 (eenenzeventigduizend driehonderd negenenzestig euro en vijfenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen.
Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van
356 dagenvervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [bedrijf 1] V.O.F./ [persoon 1]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [bedrijf 4] / [bedrijf 9]
Verklaart [bedrijf 4] / [bedrijf 9] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. A.M.F. Huigen en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.E. van Diepen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2017.