ECLI:NL:RBAMS:2017:4101

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
13/665460-15, 13-258155-14 (TUL) en 13/702664-15 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op kledingwinkel met bedreiging en diefstal

Op 23 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een kledingwinkel op 15 september 2015. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing. Tijdens de zitting op 12 mei 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.M.F.R. Ketwaru. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreigingen met een mes en het afnemen van goederen van de aangever, waaronder een ketting, geld en schoenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen en de FOSLO-confrontatie beoordeeld. De aangever herkende de verdachte tijdens de confrontatie, wat de rechtbank als betrouwbaar beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en dat er geen rechtvaardigingsgronden waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, rekening houdend met de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf in een andere zaak gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/665460-15, 13-258155-14 (TUL) en 13-702664-15 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 23 mei 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.M.F.R. Ketwaru naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in kledingwinkel [naam kledingzaak] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 250 euro, in elk geval van enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [aangever] en/of kledingwinkel [naam kledingzaak] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
- ( nadat voornoemde [aangever] aan verdachte en/of zijn mededader(s) een ketting had overhandigd om te passen) tegen voornoemde [aangever] heeft/hebben gezegd: "Zo, nu kan ik gewoon weglopen zonder te betalen" en/of "Nee ik maak geen grap ik betaal niet" en/of dat hij, voornoemde [aangever] , geen politie moest bellen, in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de mouw van zijn, verdachte's en/of zijn mededader’s jas heeft/hebben gegrepen en/of uit voornoemde mouw van voornoemde jas een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te voorschijn heeft/hebben gehaald en/of
- ( vervolgens) voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [aangever] heeft/hebben getoond en/of met voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [aangever] heeft/hebben gewezen en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [aangever] heeft/hebben gezegd: "Ik maak geen grap! Ik ben heel agressief en jij gaat me nu het geld uit de kassa geven!", in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de gehele tijd zijn/hun hand op zijn/hun rug heeft/hebben gehouden (waardoor voornoemde [aangever] de indruk kreeg dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) mogelijk een wapen achter zijn/hun rug (vast) hield(en));
(Artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in kledingwinkel [naam kledingzaak] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen
- een ketting en/of
- een mobiele telefoon en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 60 euro en/of
- een pet en/of
- een paar schoenen (merk: New Balance),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of kledingwinkel [naam kledingzaak] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
- ( nadat voornoemde [aangever] aan verdachte en/of zijn mededader(s) een ketting had overhandigd om te passen) tegen voornoemde [aangever] heeft/hebben gezegd: "Zo, nu kan ik gewoon weglopen zonder te betalen" en/of "Nee ik maak geen grap ik betaal niet" en/of dat hij, voornoemde [aangever] , geen politie moest bellen, in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de mouw van zijn, verdachte's en/of zijn mededader’s jas heeft/hebben gegrepen en/of uit voornoemde mouw van voornoemde jas een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te voorschijn heeft/hebben gehaald en/of
- ( vervolgens) voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [aangever] heeft/hebben getoond en/of met voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [aangever] heeft/hebben gewezen en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [aangever] heeft/hebben gezegd: "Ik maak geen grap! Ik ben heel agressief en jij gaat me nu het geld uit de kassa geven!", in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [aangever] heeft/hebben gezegd: "maak je zakken leeg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in de zakken van voornoemde [aangever] heeft gevoeld en/of een telefoon en/of een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 60 euro uit de zakken van voornoemde [aangever] heeft/hebben gepakt en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [aangever] heeft/hebben gezegd: "Waar zijn de camerabeelden, laat me zien", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) tegen zijn mededader heeft gezegd: "Jij blijft hier wachten tot ik helemaal weg ben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) de gehele tijd zijn/hun hand op zijn/hun rug heeft/hebben gehouden (waardoor voornoemde [aangever] de indruk kreeg dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) mogelijk een wapen achter zijn/hun rug (vast) hield(en));
(Artikel 312 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het dossier een gedetailleerde aangifte bevat en dat er een FOSLO-confrontatie met aangever heeft plaatsgevonden, waarbij hij verdachte met zekerheid herkent. Dat de FOSLO-confrontatie maanden na het incident heeft plaatsgevonden, doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van deze herkenning, sterker nog het ondersteunt zijn herkenning, mede gelet op het feit dat aangever heel specifiek aangeeft waaraan hij verdachte herkent. Als verdachte op 18 september 2015 wordt aangehouden in verband met een andere zaak heeft hij bovendien schoenen aan die overeenkomen met de schoenen die bij de winkel zijn weggenomen op 15 september 2015. Tot slot heeft verdachte gelogen bij zijn verhoor bij de politie over [medeverdachte] , terwijl hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij hem wel degelijk kent.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar zijn op schrift gestelde pleitnotitie vrijspraak bepleit voor het ten laste gelegde wegens onvoldoende bewijs. De raadsman heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende betoogd. Verdachte ontkent de hem verweten gedragingen. De verklaring van aangever en de herkenning tijdens de FOSLO-confrontatie zijn van dezelfde bron afkomstig. Deze verklaring en herkenning worden niet gesteund door onafhankelijk bewijs. De FOSLO-herkenning is bovendien onzorgvuldig tot stand gekomen en kan dus niet voor het bewijs worden gebruikt. Het gegeven, dat verdachte drie dagen na het incident wordt aangehouden met soortgelijke schoenen, kan niet als steunbewijs dienen, omdat de weggenomen schoenen niet bijzonder afwijkend of specifiek zijn en de schoenmaat niet overeenkomt. De weggenomen schoenen hebben immers maat 45,5, terwijl verdachte schoenmaat 46 heeft. Ook de CIE-verklaring kan niet voor het bewijs worden gebezigd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Foslo-confrontatie
Het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek (Staatsblad 2002, 46; hierna: het Besluit) is gebaseerd op artikel 61a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). In het Besluit worden nadere regels gegeven voor – onder meer – de toepassing van de (foto)confrontatie. In artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit wordt onder meervoudige confrontatie verstaan: een confrontatie waarbij de verdachte en minimaal vijf andere personen die uiterlijke gelijkenis vertonen met de verdachte, worden getoond. De feitelijke samenstelling van de fotoselectie moet worden ingekleurd door het signalement van de verdachte dat door de getuige/aangever in een eerder stadium - voorafgaand aan de fotoconfrontatie - is gegeven.
Aangever heeft in de aangifte 15 september 2015 omtrent dader NN2 onder meer verklaard dat het een negroïde man was, ongeveer 1.90 tot 2,00 meter lang, kaal geschoren, met tattoo traantjes onder zijn oog en met pigment naast zijn oog, waarvan het leek alsof het kapot gekrabd was en daarna hersteld.
Uit de processen-verbaal met betrekking tot de gehouden fotoconfrontatie van 24 juni 2016 blijkt dat aan aangever een fotosamenstelling is getoond, bestaande uit een foto van verdachte met daarbij acht foto’s van figuranten die wat betreft etnische afkomst, huidskleur, geslacht, leeftijd, gelaatskenmerken, haarkleur en haardracht gelijkenis vertonen met de foto van verdachte.
De foto’s van de figuranten zijn geselecteerd door [naam confrontatieleider] , een door de korpschef aangewezen confrontatieleider van fotobewijs-confrontaties. De fotoselectie is vervolgens getoond aan twee test-observatoren met hetzelfde geslacht, dezelfde generatie en etnische achtergrond als de getuige. Test-observator A antwoordde, nadat hem was gevraagd of er in de selectie iemand was opgenomen die hij om welke reden dan ook zou aanwijzen, dat hij niemand zou kunnen aanwijzen die niet in de selectie paste. Test-observator B antwoordde op deze vraag dat hij de persoon afgebeeld op foto nummer 5 erg boos vond kijken. Dit was geen reden voor de confrontatieleider om de fotoselectie te herzien.
De aan de getuige getoonde fotoselectie voldoet dan ook aan artikel 1 van het Besluit en is op een zorgvuldige wijze samengesteld. Aan de zorgvuldigheid van de samenstelling van de selectie doet niet af dat niet alle figuranten getatoeëerde traantjes hebben onder hun oog. De rechtbank stelt dat het ondoenlijk is om acht personen te selecteren die volledig voldoen aan het door aangever opgegeven signalement. Dat is praktisch niet uitvoerbaar. Ten aanzien het standpunt van de raadsman dat de haargroei van de figuranten verschilt van de foto van verdachte én het door aangever opgegeven signalement, is de rechtbank van oordeel dat het gaat om dusdanig kleine variaties van de haargroei, dat dit geen afbreuk doet aan de zowel de zorgvuldigheid van de selectie als de betrouwbaarheid van de herkenning.
Aangever heeft tijdens de foslo-confrontatie een persoon met zekerheid herkend als een van de daders, te weten de persoon die het mes bij zich had (de rechtbank begrijpt: NN2). Aangever verklaarde: “Ik herken hem gewoon. Hij is vaker in mijn winkel geweest. Ik herken hem gewoon, zelfs zonder tatoeage”. De rechtbank heeft ook gelet hierop geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning. De rechtbank weegt daar in het bijzonder bij mee dat aangever verklaart dat hij verdachte al eerder in zijn winkel heeft gezien, en dat verdachte toen schoenen bij hem heeft gekocht, en dat de daders ongeveer 20 minuten in zijn winkel aanwezig zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat de politie de voor de foslo-confrontatie gangbare methode heeft gevolgd en dat deze confrontatie zorgvuldig is geschied. De rechtbank twijfelt dan ook niet aan de herkenning van verdachte door aangever. Het verweer wordt verworpen.
Aantreffen gestolen goed bij verdachte
Uit de aangifte van 15 september 2015 blijkt dat bij de winkeloverval een paar donkerblauw/ grijze New Balance schoenen zijn weggenomen met maat 45,5. Drie dagen na het incident van 15 september 2015 wordt verdachte aangehouden in een andere zaak. Verdachte is in deze zaak gefouilleerd. De schoenen in de fouillering van verdachte zijn grijs/donkerblauwe sportschoenen van het merk New Balance. De schoenen in de fouillering komen dus overeen met de gestolen schoenen zoals omschreven in de aangifte. Er is van deze schoenen geen schoenmaat vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat het verschil van een halve schoenmaat, zo zou verdachte volgens de verdediging schoenmaat 46 hebben, niet zodanig is dat op grond alleen daarvan onvoldoende aannemelijk is dat de op 18 september 2015 onder verdachte aangetroffen schoenen een ander paar schoenen betreft dan het paar dat drie dagen daarvoor is gestolen.
Kennelijk leugenachtige verklaring
Verdachte heeft op 31 oktober 2016 bij de politie verklaard dat hij [medeverdachte] niet kent. Uit registraties van de politie blijkt dat verdachte in de periode 2014- 2016 zowel is staande gehouden als is aangehouden met [medeverdachte] . Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij [medeverdachte] wel degelijk kent. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte] binnen het door aangegeven opgegeven signalement van dader NN1 past, meer specifiek gelet op de gouden/zilveren tanden en het door aangever opgegeven kenmerk van de zogenaamde “Grill” bij deze dader. Verdachte heeft voor zijn onware verklaring bij de politie geen enkele steekhoudende verklaring gegeven. De rechtbank acht de verklaring van verdachte bij de politie leugenachtig en diende ter verhulling van zijn eigen daderschap.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 15 september 2015 te Amsterdam, in kledingwinkel [naam kledingzaak] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 250 euro, toebehorende aan voornoemde [aangever] en/of kledingwinkel [naam kledingzaak] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend
- nadat voornoemde [aangever] aan verdachte en zijn mededader een ketting had overhandigd om te passen tegen voornoemde [aangever] hebben gezegd: "Zo, nu kan ik gewoon weglopen zonder te betalen" en "Nee ik maak geen grap ik betaal niet" en dat hij, voornoemde [aangever] , geen politie moest bellen, en
- vervolgens de mouw van zijn, verdachte's of zijn mededader’s jas heeft gegrepen en uit voornoemde mouw van voornoemde jas een mes, te voorschijn heeft gehaald en
- vervolgens voornoemd mes, aan voornoemde [aangever] heeft getoond en met voornoemd mes, in de richting van voornoemde [aangever] heeft gewezen en
- vervolgens tegen voornoemde [aangever] heeft gezegd: "Ik maak geen grap! Ik ben heel agressief en jij gaat me nu het geld uit de kassa geven!", en
- de gehele tijd zijn hand op zijn rug heeft gehouden waardoor voornoemde [aangever] de indruk kreeg dat hij, verdachte’s mededader mogelijk een wapen achter zijn rug vast hield;
en/of
hij op 15 september 2015 te Amsterdam, in kledingwinkel [naam kledingzaak] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een ketting en
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 60 euro en
- een pet en
- een paar schoenen (merk: New Balance),
toebehorende aan [aangever] en/of kledingwinkel [naam kledingzaak] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend
- nadat voornoemde [aangever] aan verdachte en zijn mededader een ketting had overhandigd om te passen tegen voornoemde [aangever] heeft gezegd: "Zo, nu kan ik gewoon weglopen zonder te betalen" en "Nee ik maak geen grap ik betaal niet" en dat hij, voornoemde [aangever] , geen politie moest bellen, en
- vervolgens de mouw van zijn, verdachte's of zijn mededader’s jas heeft gegrepen en uit voornoemde mouw van voornoemde jas een mes, te voorschijn heeft gehaald en
- vervolgens voornoemd mes, aan voornoemde [aangever] heeft getoond en met voornoemd mes, in de richting van voornoemde [aangever] heeft gewezen en
- vervolgens tegen voornoemde [aangever] heeft gezegd: "Ik maak geen grap! Ik ben heel agressief en jij gaat me nu het geld uit de kassa geven!", en
- vervolgens tegen voornoemde [aangever] heeft gezegd: "maak je zakken leeg", en waarna hij, verdachte in de zakken van voornoemde [aangever] heeft gevoeld en een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 60 euro uit de zakken van voornoemde [aangever] heeft gepakt en
- vervolgens tegen voornoemde [aangever] heeft gezegd: "Waar zijn de camerabeelden, laat me zien", en
- vervolgens tegen zijn mededader heeft gezegd: "Jij blijft hier wachten tot ik helemaal weg ben", en
- daarbij de gehele tijd zijn hand op zijn rug heeft gehouden waardoor voornoemde [aangever] de indruk kreeg dat hij, verdachte’s mededader mogelijk een wapen achter zijn rug vast hield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging (hierna: tul) met parketnummer 13.702664.15 wordt afgewezen en de proeftijd van de tul met parketnummer 13.258155.14 wordt verlengd met één jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in geval van een veroordeling bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Mede gelet op die omstandigheden heeft oplegging van een gevangenisstraf geen toegevoegde waarde meer. De raadsman verzoekt dan ook een voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Ten aanzien van de tullen verzoekt de raadsman deze af te wijzen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de winkel [naam kledingzaak] . Hij is met een mes deze winkel binnengegaan en heeft dit mes getoond aan de medewerker om hem te dwingen geld én goederen af te geven. Verdachte en zijn mededader hebben zich blijkbaar laten leiden door geldelijk gewin en zich geen rekenschap gegeven van de traumatische gevolgen van hun daad voor het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Dat het een heftige indruk heeft gemaakt op het slachtoffer, blijkt uit zijn aangifte waarin hij verklaart dat hij dusdanig angstig is geweest dat hij niet direct de politie heeft durven te bellen. Voor de samenleving in het algemeen roepen dit soort gewapende overvallen gevoelens van angst, onrust en onveiligheid op.
Gelet op de ernst van het feit, een gewapende overval samen met een ander gepleegd, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf allereerst acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS geeft als oriëntatiepunt bij een overval op een winkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar.
Vervolgens heeft de rechtbank beoordeeld of er factoren zijn dat maken dat in het geval van verdachte naar boven of beneden toe van dit uitgangspunt moet worden afgeweken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die uit het dossier naar voren komen en op de zitting naar voren zijn gebracht, waaronder de behandeling die hij momenteel ondergaat. De rechtbank heeft echter onvoldoende inzicht kunnen krijgen in de psychische problematiek van verdachte, omdat hij geweigerd heeft mee te werken aan enig persoonlijkheidsonderzoek. Gelet hierop kan de rechtbank deze omstandigheden niet in strafmatigende zin meewegen.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen enkele verantwoording heeft afgelegd voor zijn handelen. In de houding van verdachte ten aanzien van het delict ziet de rechtbank dan ook aanleiding om dit als strafverzwarende factor mee te laten wegen. Omdat verdachte immers niet heeft laten zien dat hij inzicht heeft in het kwalijke van zijn handelen, moet het ervoor worden gehouden dat de kans dat hij nogmaals soortgelijk gedrag zal vertonen groot is.
Uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 april 2017 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en geweldsdelicten. De rechtbank weegt dit als strafverzwarende factor mee.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Hoewel sprake is van twee strafverzwarende omstandigheden, acht de rechtbank een gevangenisstraf overeenkomstig het uitgangspunt voor de duur van twee jaar passend.
Door de verdediging is gemotiveerd aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de huidige behandeling van verdachte in de besloten psychiatrische kliniek in [plaatsnaam] zou doorkruisen. Dat een in gang gezette behandeling wordt doorkruist betekent echter niet dat ernstige feiten, waar iemand pas voor terecht staat nadat met een behandeling is begonnen, onbestraft moeten blijven, door die met een louter voorwaardelijke straf af te doen. Bij geringe feiten valt zo’n praktische insteek te billijken, maar het gaat hier om een gewapende overval in vereniging. Het belang van verdachte bij voortzetting van de ingezette behandeling dient dan te wijken voor het belang van de samenleving dat mensen die gewapende overvallen plegen, daarvoor worden afgestraft. Dat de samenleving ook gebaat is bij behandeling van verdachte, maakt dat niet anders, zeker nu sprake is van onderbreking van de behandeling, en niet van verder achterwege laten van behandeling. De voorwaarden waaronder verdachte nu wordt behandeld zullen na het uitzitten van een gevangenisstraf herleven, en het ligt in de rede dat voortzetting van de nu ingezette behandeling daarbovenop als voorwaarde zal worden gesteld in het kader van een v.i. regeling voor de door de rechtbank op te leggen straf. In detentie zal daarnaast een op de psychische problematiek van verdachte afgestemd regime worden gekozen, en zal bijvoorbeeld het ingezette medicijngebruik kunnen worden voortgezet.
8.4
Vorderingen tot tenuitvoerlegging (tullen)
Tul 13.702664.15
Bij de stukken bevindt zich de op 8 november 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen tul van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.702664.15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 13 juli 2016 van rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot 100 dagen gevangenisstraf, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 50 niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is toegezonden.
De rechtbank stelt vast dat de datum van dit vonnis later is dan de pleegdatum van de onderhavige zaak en dat ten tijde van het onderhavige feit de proeftijd niet was aangevangen. De officier van justitie dient derhalve in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Tul 13.258155.14
Bij de stukken bevindt zich de op 7 november 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen tul van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.258155.14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 26 juni 2015 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot € 400 geldboete, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot € 200 niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De proeftijd is op 13 juli 2016 verlengd voor de duur van één jaar.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolen te verzekeren
en
afpersing
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
twee jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover deze voorwaardelijk is opgelegd in de zaak met parketnummer 13.258155.14 van 26 juni 2015, zijnde een geldboete van € 200, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 4 dagen hechtenis.
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in haar vordering in de zaak onder parketnummer 13.702664.15.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.A.J. Purcell, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en J.M.L.I. van Hommerich, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Nieuwenhuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 mei 2017.