ECLI:NL:RBAMS:2017:4097

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
13/669015-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor bedreiging, belediging en mishandeling van homoseksuelen

Op 7 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 februari 2017 in Amsterdam twee slachtoffers heeft bedreigd, beledigd en mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers meermalen heeft uitgescholden voor 'homo' en 'kanker homo', en hen heeft bedreigd met de dood. Daarnaast heeft hij één van de slachtoffers in het gezicht geslagen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan hulpverlening. De benadeelde partijen, de slachtoffers, hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen tot bedragen van €150 en €200 voor immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van deze schadevergoedingen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van bedreiging, belediging en mishandeling gehandhaafd. De uitspraak is gedaan in het kader van de bescherming van de slachtoffers en het bevorderen van de maatschappelijke veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/669015-17
Datum uitspraak: 7 juni 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
, en aldaar feitelijk verblijvende.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. P.C. Velleman en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.D.H. Hamer, en de reclasseringsmedewerker, L. van Veen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 februari 2017 te Amsterdam [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal uitgescholden voor homo en/of kanker homo en/of vieze homo en/of -daarbij- (met een mobiele telefoon) filmopname(s) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gemaakt en/of dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd hij de filmopnames op Facebook en/of You Tube zou plaatsen en/of met andere Syriers zou delen zodat die die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] konden opzoeken en doden en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Jullie moeten dood omdat jullie homo's zijn" en/of "Ze gaan je opsporen en maken je af", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art. 285 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2017 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] op/tegen het gezicht heeft geslagen of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(art. 300 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 18 februari 2017 te Amsterdam, zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten homoseksuelen en/of transgenders, wegens hun homoseksuele gerichtheid, door (op straat en/of in de tram) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen of eenmaal uit te schelden voor kankerhomo en/of kankerhomootje en/of kankermoeder en/of te roepen kijk naar die kankerhomootjes, in elk geval telkens woorden van dergelijke aard of strekking en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te bespugen;
(art. 137c Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 18 februari 2017 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen of eenmaal de woorden toe te voegen: kanker homo en/of en/of kankerhomootje en/of kankermoeder en/of te roepen kijk naar die kankerhomootjes, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art. 266 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 18 februari 2017 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 2] in het openbaar heeft beledigd, door die [slachtoffer 2] meermalen of eenmaal in het gezicht te spugen;
(art. 266 Wetboek van Strafrecht).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen hetgeen onder 2 en 3 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
op 18 februari 2017 te Amsterdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen uitgescholden voor homo en kanker homo en vieze homo en -daarbij- met een mobiele telefoon filmopnames van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gemaakt en dreigend tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd dat hij de filmopnames op Facebook en/of You Tube zou plaatsen en met andere Syriërs zou delen zodat die die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] konden opzoeken en doden en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: “Jullie moeten dood omdat jullie homo's zijn" en "Ze gaan je opsporen en maken je af";
3. subsidiair:
op 18 februari 2017 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het openbaar mondeling heeft beledigd door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: kanker homo en kankerhomootje en kankermoeder en te roepen kijk naar die kankerhomootjes;
4.
op 18 februari 2017 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 2] in het openbaar heeft beledigd, door die [slachtoffer 2] in het gezicht te spugen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 3 subsidiair en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro) en dat voorts de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd. De onder verdachte inbeslaggenomen telefoon kan, na het wissen van de filmopnames van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , aan verdachte worden teruggegeven. De officier van justitie stelt zich voorts op het standpunt dat verdachte met begeleiding door Vluchtelingenwerk voldoende in de hulpverlening is ingebed en ziet geen aanleiding om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met onder meer de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact op te leggen.
8.2.
Het standpunt/strafmaat verweer van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte inmiddels met behulp van de Reclassering over passende huisvesting beschikt en naar school gaat. Hoewel er geen aanwijzingen voor vrees voor herhaling zijn, acht de raadsman een gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf met voortzetting van het reclasseringscontact geïndiceerd, nu dit, naast de begeleiding door Vluchtelingenwerk, tot op heden positief uitpakt.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zonder enige aanleiding de slachtoffers op de openbare weg en in de tram in het bijzijn van andere mensen heeft beledigd en bedreigd. Verdachte heeft de slachtoffers onder andere uitgescholden voor kankerhomo en heeft gedreigd om de filmopnames die hij van de slachtoffers heeft gemaakt op internet te zetten. Ook heeft verdachte één van de slachtoffers in zijn gezicht geslagen. Dergelijk gedrag is onacceptabel. Verdachte heeft de slachtoffers respectloos bejegend en angst aangejaagd en heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer dat door hem geslagen is. Bovendien versterken dergelijk gedrag en zinloos geweld de reeds in de samenleving aanwezige gevoelens van angst en onveiligheid.
Verdachte is blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
20 februari 2017 niet eerder voor dergelijke delicten veroordeeld. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, als stok achter de deur, een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf aan verdachte op te leggen onder na te noemen, door de reclasseringsmedewerkster ter terechtzitting genoemde, bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet voorts, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de recente positieve ontwikkelingen, een meerwaarde in voortduring van het thans in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde verplichte reclasseringscontact.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden.
De verdediging heeft de vordering niet betwist maar heeft, gelet op de draagkracht van verdachte, verzocht om de vordering te matigen.
De rechtbank waardeert de door de benadeelde partij geleden schade, alle omstandigheden in aanmerking genomen, op een bedrag van € 150,00 (honderdvijftig euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 februari 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voor het overige deel is de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 3 subsidiair en 4 bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden.
De verdediging heeft de vordering niet betwist maar heeft, gelet op de draagkracht van verdachte, verzocht om de vordering te matigen.
De rechtbank waardeert de door de benadeelde partij geleden schade, alle omstandigheden in aanmerking genomen, op een bedrag van € 200,00 (tweehonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 februari 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voor het overige deel is de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 55, 57, 266, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde:
Eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
Mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 60 (zestig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot 40 (veertig) uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich moet melden bij het kantoor van het Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd aan de Weesperzijde 70 te Amsterdam en zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en dat veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. moet meewerken aan het traject van Vluchtelingenwerk, ook als dit een vorm van behandeling inhoudt bij expertisecentrum Transculturele Therapie of een soortgelijke instelling, indien geïndiceerd en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. moet meewerken aan ambulante woonbegeleiding van de Volksbond/Streetcornerwork of een soortgelijke organisatie, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggave aan verdachte,
na verwijdering van de filmopnamesvan de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , van:
- 1 zaktelefoon, kleur wit, HUAWEI, 53399462.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], p/a [adres] t.n.v. de heer [naam] , toe tot een bedrag van € 150,00 (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 februari 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk in de vordering.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen de som van € 150,00 (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 februari 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 (drie) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan één van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2], p/a [adres] t.n.v. de heer [naam] , toe tot een bedrag van € 200,00 (tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 februari 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk in de vordering.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] te betalen de som van € 200,00 (tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 februari 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 (drie) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan één van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.T. Hylkema, voorzitter,
mrs. S. Ju en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van D.N. van Rappard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2017.