ECLI:NL:RBAMS:2017:4095

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
13/701506-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit en handel in hennep met aanzienlijke hoeveelheden

Op 7 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit en de handel in hennep. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat leidde tot de ontdekking van aanzienlijke hoeveelheden hennep in een garagebox en een bestelbus. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 1.089,45 gram hennep op 23 maart 2017 in Diemen, en het afleveren, verstrekken en vervoeren van 4 dozen hennep op 11 januari 2017 in Amstelveen. Tijdens de zitting op 24 mei 2017 heeft de officier van justitie, mr. A. van de Venn, bewijs gepresenteerd dat de verdachte in de nabijheid van de garagebox was en afstandsbedieningen bij zich had die toegang gaven tot de box waar de hennep was aangetroffen. De verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de hennep en dat hij niet de feitelijke heerschappij had over de aangetroffen drugs. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het eerste feit overtuigend was, maar sprak de verdachte vrij van het tweede feit en sprak hem partieel vrij van het derde feit. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701506-17 (Promis)
Datum uitspraak: 7 juni 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [gba-adres]
, en aldaar feitelijk verblijvende.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 maart 2017 te Diemen opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 1.089,45 gram hennep, althans een grote hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 500 gram van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2017 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 42,35 kilogram
(vier tassen en vier dozen), althans een grote hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 500 gram van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op of omstreeks 11 januari 2017 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 33,25 kilogram
(4 dozen), althans een grote hoeveelheid, hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 500 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 (medeplegen) en 3 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Feit 1 in het bijzonder op grond van de processen-verbaal van bevindingen over het aantreffen van afstandsbedieningen bij verdachte van garagebox nummer [nummer 1] te Diemen en het daarin aantreffen van twee tassen met hennep en diverse papieren op naam van [verdachte] .
Feit 2 onder meer op grond van het proces-verbaal van observatie, waaruit blijkt dat verdachte zich samen met [persoon 1] op 11 januari 2017 fysiek in de garagebox in Amstelveen bevond waar later vier dozen en vier tassen met gesealde hennep zijn aangetroffen. Zij hebben beiden vier dozen uit de garagebox in de auto van verdachte geladen, waarna verdachte de dozen heeft overgeladen in de bestelbus van medeverdachte [persoon 2] , alwaar de dozen door de verbalisanten zijn aangetroffen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in de garagebox aangetroffen hennep in de machtssfeer van verdachte en [persoon 1] was en dat bij beiden, gelet op de doordringende hennepgeur in de garagebox, op zijn minst een zekere mate van wetenschap ten aanzien van de aanwezigheid van deze drugs bestond.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier ter aanvulling op feit 2 opgemerkt dat, hoewel er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [persoon 1] , [persoon 1] onvoldoende aandeel heeft gehad in het vervoeren en vervolgens verstrekken van de vier dozen hennep aan medeverdachte [persoon 2] . Verdachte dient volgens de officier van justitie dan ook partieel ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde medeplegen te worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft voorts verwezen naar de zich in het dossier bevindende foto’s van in totaal vier dozen op een weegschaal, waarop telkens het gewicht van de dozen is afgebeeld, te weten in totaal 33,16 kilo. Uit het feit dat er een A4-tje op de dozen ligt met de tekst "auto", kan worden afgeleid dat dit de dozen zijn die in de bestelbus van medeverdachte [persoon 2] zijn aangetroffen, aldus de officier van justitie. Op één van de dozen is een dactyloscopisch spoor van verdachte aangetroffen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van de hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, wegens onvoldoende bewijs van wetenschap van of feitelijke heerschappij over de vermeende hoeveelheid hennep.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat niet aannemelijk is gemaakt dat verdachte eigenaar dan wel huurder van de garageboxen [nummer 2] en [nummer 1] in Diemen was noch dat hij deze wilde betreden of daar überhaupt ooit is geweest.
Het enkele feit dat verdachte sleutels van de garageboxen had en er enkele documenten van hem in garagebox [nummer 1] lagen, is daarvoor niet voldoende. De vermeende hennep was bovendien aan het zicht onttrokken, zodat verdachte zich niet bewust hoefde te zijn geweest van de aanwezigheid daarvan, laat staan dat hij de feitelijke heerschappij daarover had.
Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de raadsman primair gesteld - zakelijk weergegeven - dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat verdachte de beschikkingsmacht over de in de garagebox in Amstelveen aangetroffen vier dozen en vier tassen hennep heeft gehad. Verdachte heeft deze goederen niet in zijn bestelbus geplaatst en niet aangeraakt.
Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen tussen verdachte en [persoon 1] . Verdachte heeft geen wezenlijke of significante bijdrage geleverd in het gezamenlijk opzettelijk verrichten van verboden gedragingen. Voorts is niet gebleken dat verdachte op verschillende momenten op de hoogte zou kunnen of zelfs zou moeten zijn geweest dat er hennep in de dozen zat. De hennep zat verpakt in dozen en tassen en was aan het zicht van verdachte onttrokken.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat uit het dossier niet duidelijk is geworden hoeveel dozen verdachte vanuit de garagebox in zijn bestelbus heeft geladen en hoeveel dozen er vervolgens naar de bestelbus van medeverdachte [persoon 2] zijn overgeladen. Het enkele feit dat er in deze laatste bus vier dozen hennep zijn aantroffen, wil niet zeggen dat verdachte vier dozen met hennep heeft vervoerd. Er kunnen voor het overhevelen al een of meerdere dozen in de bestelbus van medeverdachte [persoon 2] hebben gezeten, aldus de raadsman. Voorts blijkt niet uit het dossier dat de in de garagebox aangetroffen vermeende hennep een totaal gewicht van 42,35 kilo had en de vier in de bestelbus van medeverdachte [persoon 2] aangetroffen dozen een gewicht van 33,25 kilogram.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 2 en partiële vrijspraak ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht, met de raadsman, niet bewezen wat onder 2 is ten laste gelegd, nu niet uit het dossier blijkt dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de dozen en tassen hennep die door de politie naderhand in de garagebox zijn aangetroffen. Verdachte zal dan ook van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aan van het onder 3 ten laste gelegde medeplegen zal de rechtbank verdachte, conform de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, partieel vrijspreken, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat medeverdachte [persoon 1] een aandeel heeft gehad in het vervoeren en vervolgens verstrekken van vier dozen hennep aan medeverdachte [persoon 2] .
4.3.2.
Oordeel ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
Anders dan de raadsman is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, zoals in de bijlage weergegeven, blijkt dat er op
23 maart 2017 te Diemen in een garagebox met nummer [nummer 1] twee tassen met hennep zijn aangetroffen. Verdachte bevond zich in de buurt van deze box en hij had afstandsbedieningen bij zich die toegang tot deze box gaven. Ook zijn er documenten op naam van verdachte aangetroffen in de kast waar ook de tassen met hennep lagen.
Onder deze omstandigheden mag van verdachte een redelijke verklaring worden gevergd. Nu verdachte zich telkenmale op zijn zwijgrecht heeft beroepen, zal de rechtbank er op grond van voornoemde feiten en omstandigheden van uitgaan dat de garagebox bij verdachte in gebruik was en dat verdachte wetenschap had van de in die box aanwezige tassen met hennep.
4.3.3.
Oordeel ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit
Anders dan de raadsman is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de verschillende processen-verbaal van bevindingen, zoals in de bijlage weergegeven, blijkt dat verdachte en [persoon 1] op 11 januari 2017 dozen uit een garagebox in Amstelveen in de auto van verdachte hebben geladen, waarna verdachte een aantal dozen vlak in de buurt van de garage in de bestelbus van medeverdachte [persoon 2] heeft overgeladen. In de garagebox zijn meerdere dozen met hennep aantroffen en er hing een zeer sterke en penetrante hennepgeur. De dozen in de garagebox kwamen qua formaat en de wijze van verpakking van de hennep overeen met de vier dozen hennep die in de bestelbus van medeverdachte [persoon 2] zijn aangetroffen.
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af, mede gezien de scherpe penetrante hennepgeur in de garage, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat er hennep zat in de dozen die hij eerst vanuit de garagebox in zijn eigen bestelbus heeft geplaatst en vervolgens aan medeverdachte [persoon 2] heeft overgedragen.
Ten aanzien van de hoeveelheid hennep overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het dossier op dat punt veel te wensen overlaat. De kennisgevingen van inbeslagneming ontbreken, er zijn geen itemnummers aan de inbeslaggenomen dozen en tassen gekoppeld en er is niet per doos of tas een omschrijving van de inhoud en het gewicht daarvan gegeven. Wel bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van bevindingen waarin is vermeld dat de inbeslaggenomen dozen sealbags met weed bevatten en dat de softdrugs zonder de dozen en tassen waarin zij is aangetroffen is gewogen en dat het totale – de rechtbank begrijpt: netto – gewicht van de inbeslaggenomen henneptoppen 75,6 kilogram betreft. Dit proces-verbaal is opgemaakt door verbalisanten die ook bij de observatie op 11 januari 2017 betrokken zijn geweest. Een van deze verbalisanten, [verbalisant] , is degene geweest die de dozen en tassen hennep in de garagebox heeft aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan kan worden vastgesteld dat het totale gewicht van alle aangetroffen hennep, namelijk de vier dozen en vier tassen uit de garagebox en de vier dozen uit de bestelbus van verdachte, 75,6 kilogram bedraagt.
Daarnaast bevinden zich in het dossiers foto’s van in totaal vier dozen op een weegschaal met het gewicht daarop afgebeeld
(respectievelijk: 9,56 kg, 9,47 kg, 9,47 kg en 4,66 kg).Op de dozen ligt een wit A4-tje met daarop onder meer de tekst "auto". Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat deze werkwijze een onvoldoende waarborg biedt om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat het hier de dozen uit de bestelbus van verdachte betreft. De rechtbank zal daarom geen specifiek gewicht bewezen verklaren, maar volstaan met de vaststelling dat verdachte vier dozen met hennep heeft vervoerd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte:
1.
op 23 maart 2017 te Diemen opzettelijk aanwezig heeft gehad 1.089,45 gram hennep;
3.
op 11 januari 2017 te Amstelveen, opzettelijk heeft afgeleverd, verstrekt en vervoerd,
4 dozen met hennep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie is bij de strafeis uitgegaan van een gewicht van ruim 75 kilogram. Als strafverzwarende omstandigheid heeft de officier van justitie meegewogen dat er ten aanzien van feit 3 sprake is van medeplegen en dat verdachte feit 1 slechts enkele weken na feit 3 heeft begaan.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat bij de strafmaat rekening dient te worden gehouden met het feit dat ten aanzien van feit 3 niet een specifiek gewicht van de hoeveelheid hennep is komen vast te staan. De raadsman heeft verzocht te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis van verdachte al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke (gevangenis)straf. Verdachte heeft de zorg voor zijn kind wanneer zijn partner werkt en hij is mantelzorger voor zijn moeder die zeer hulpbehoevend is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft op 11 januari 2017 een voor de handel geschikte en strafbare hoeveelheid hennep afgeleverd, verstrekt en vervoerd en heeft korte tijd later een eveneens voor verdere verspreiding geschikte hoeveelheid hennep voorhanden gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaat met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit. Verdachte heeft, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 april 2017, eerder een geldboete opgelegd gekregen ter zake het bezit van softdrugs, en is in een verder verleden (2005) al eens veroordeeld voor henepteelt. Kennelijk heeft dat hem er niet van weerhouden zich opnieuw bezig te houden met hennep.
Bij het bepalen van de strafmaat in zaken als deze komt veel betekenis toe aan de hoeveelheid verdovende middelen. Zoals hiervoor onder 4.3 is weergegeven kan dat in deze zaak niet exact worden vastgesteld. Wel is duidelijk dat het gezamenlijk netto gewicht van de 8 dozen en 4 tassen ruim 75 kilo betrof, en dat 4 van de 8 dozen een gezamenlijk (bruto) gewicht van ruim 33 kilogram hadden. Ook is bekend dat de vier dozen uit de bestelbus qua formaat en wijze van verpakking van de hennep overeenkwamen met de vier dozen uit de garagebox. Op grond van deze gegevens, neemt de rechtbank aan dat de vier dozen uit de bestelauto in ieder geval 25 kilogram aan hennep bevat zullen hebben. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat voor wat betreft feit 3 van deze hoeveelheid uitgaan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank ziet, de persoonlijke omstandigheden van verdachte afgezet tegen de ernst van de feiten en de omstandigheid dat deze in zeer korte periode zijn begaan, geen aanleiding om de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen, zoals door de raadsman verzocht. Alles overwegend komt de rechtbank tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.T. Hylkema, voorzitter,
mrs. S. Ju en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.N. van Rappard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2017.