In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf], rechtsopvolger van [bedrijf 2], en Deutsche Bank N.V. De zaak betreft de uitleg van renteswapovereenkomsten en de vraag of een opslag bovenop de vaste swaprente ten onrechte door Deutsche Bank is geïncasseerd. De eiser, [bedrijf], heeft in 2004 renteswapovereenkomsten afgesloten met ABN AMRO, die later overgingen naar Deutsche Bank. De eiser stelt dat de opslag die door Deutsche Bank in rekening is gebracht, in strijd is met de gemaakte afspraken en vordert terugbetaling van deze opslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rente die [bedrijf] aan de bank moet betalen bestaat uit het 3-maands Euribor-tarief en een individuele opslag. De rechtbank oordeelt dat de opslag niet onderdeel uitmaakt van de variabele referentierente onder de renteswaps, en dat [bedrijf] niet kan worden gevolgd in haar betoog dat de opslagkosten ten onrechte zijn geïncasseerd. De vorderingen van [bedrijf] worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van Deutsche Bank en ABN AMRO.