ECLI:NL:RBAMS:2017:4018

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2017
Publicatiedatum
9 juni 2017
Zaaknummer
C/13/613004 / HA RK 16-290
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor in verband met aanwijzing gemeentelijk monument

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 juni 2017 een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor afgewezen. Het verzoek was ingediend door de Vereniging Sloop de Bunker (VSB) en betrof de aanwijzing van een bunker in Amstelveen als gemeentelijk monument. VSB c.s. had vragen over de integriteit van wethouder [verweerder sub 2] en de rechtmatigheid van de aanwijzing, die volgens hen mogelijk was ingegeven door de wens van een fotograaf, [naam 1], om de bunker te renoveren en als fotostudio te gebruiken. VSB c.s. stelde dat er onvoldoende openheid van zaken was gegeven door de gemeente en dat zij via een voorlopig getuigenverhoor de werkelijke toedracht rond de aanwijzing van de bunker als monument wilde achterhalen.

De rechtbank oordeelde dat het verzoek moest worden afgewezen, omdat VSB c.s. geen concrete aanknopingspunten had aangedragen die hun vermoedens konden onderbouwen. De rechtbank stelde vast dat de vragen die VSB c.s. wilde stellen niet waren geformuleerd als te bewijzen feiten en dat het verzoek leek te zijn ingegeven door een zoektocht naar mogelijke verwijten, in plaats van een legitiem bewijsverzameling. Bovendien werd opgemerkt dat de rechtmatigheid van het aanwijzingsbesluit al ter beoordeling lag in een bestuursrechtelijke procedure. De rechtbank concludeerde dat VSB c.s. een te zwakke materiële rechtspositie had en dat het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor niet kon bijdragen aan de beoordeling van de vordering in de hoofdzaak. VSB c.s. werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot dat moment waren begroot op € 1.522,00.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/613004 / HA RK 16-290
Beschikking van 9 juni 2017
in de zaak van

1.de verenigingVERENIGING SLOOP DE BUNKER,gevestigd te Amstelveen,

2.
[verzoeker sub 2],
3.
[verzoeker sub 3],
4.
[verzoeker sub 4],
5.
[verzoeker sub 5],
allen wonende te [plaats] ,
verzoekers,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen

1.de publiekrechtelijke rechtspersoonGEMEENTE AMSTELVEEN,zetelend te Amstelveen,

2.
[verweerder sub 2],
wonende te [plaats] ,
verweerders,
advocaat mr. J. Liauw-A-Joe te Amsterdam.
Verzoeker sub 1 zal hierna worden aangeduid als VSB, verzoekers sub 2 tot en met 5 zullen worden genoemd bij hun achternaam. Gezamenlijk zullen verzoekers worden aangeduid als VSB c.s. Verweerders zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als de gemeente c.s. en afzonderlijk de gemeente respectievelijk [verweerder sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 september 2016;
  • de tussenbeschikking van 27 oktober 2016, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het verweerschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 13 maart 2017;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 maart 2017 met de daarin genoemde stukken.

2.De feiten

2.1.
Tegenover de Wolfert van Borsselenweg 117 en de Pauluskerk (perceel H 1849) te Amstelveen ligt een bunker die is gebouwd in de Tweede Wereldoorlog (hierna: de bunker).
2.2.
VSB is een vereniging die volgens haar statuten tot doel heeft “
om de[bunker]
te laten slopen, en elke vorm van gebruik tegen te gaan”. [verweerder sub 2] is wethouder van de gemeente; monumenten zijn onderdeel van zijn portefeuille.
2.3.
In het bestemmingsplan van 2008 van de gemeente heeft het plantsoen waarin de bunker is gelegen een groenbestemming gekregen.
2.4.
Op 24 november 2015 heeft [verweerder sub 2] in een blog op zijn persoonlijke website [site] (hierna: de website) onder meer geschreven:
“De bekende Amstelveense fotograaf [naam 1] vroeg me of hij de bunker mocht kopen van de gemeente. De bedoeling van hem is om hem in originele staat terug te brengen. (…) Wij vinden dat de bunker behouden moet blijven. Daarom gaan we aan de slag om de bunker een nieuwe (positieve) toekomst te geven als fotostudio, of galerie.”
2.5.
Het college van Burgermeester en Wethouders van de gemeente (hierna: het college van B&W) heeft onderzocht of de bunker in aanmerking komt om te worden aangewezen als gemeentelijk monument in de zin van de Erfgoedverordening 2010 van de gemeente Amstelveen (hierna: de Erfgoedverordening). In dit kader is een redengevende omschrijving opgesteld, waarin beknopt de geschiedenis van de bunker is weergegeven.
2.6.
Aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van de gemeente (hierna: de CRK) is advies gevraagd omtrent aanwijzing van de bunker als gemeentelijk monument. Op 23 maart 2016 heeft de CRK in haar vergadering hierover positief geadviseerd, volgens het van de vergadering opgemaakte verslag “
hoofdzakelijk op basis van de cultuurhistorische waarden”.
2.7.
Op 31 mei 2016 heeft het college van B&W in haar vergadering het besluit genomen om de bunker aan te wijzen als gemeentelijk monument in de zin van de Erfgoedverordening en de bunker toe te voegen aan de gemeentelijke monumentenlijst (hierna: het aanwijzingsbesluit). Op 8 juni 2016 is het aanwijzingsbesluit gepubliceerd in het Gemeenteblad 2016 nr. 74994.
2.8.
Op 31 mei 2016 heeft [verweerder sub 2] op zijn website een filmpje geplaatst, waarin hij onder meer heeft gezegd:
“De bunker is bij toeval een monument geworden. Aanleiding was een vraag vorig jaar van de Amstelveense fotograaf [naam 1] of hij het mocht kopen. (…) Samen met onze burgemeester [naam 4] bezoek ik regelmatig ons gemeentelijk vastgoed en zo kwamen we ook bij de bunker. Wij waren het snel eens om de bunker niet te verkopen, maar alles op alles te zetten om het een positieve toekomst te geven. (…) Daarom hebben we nu een gemeentelijk monument van de bunker gemaakt. Hiermee is slopen juridisch niet meer mogelijk.”
2.9.
Op 28 juni 2016 heeft een Commissievergadering RWN (Ruimte, Wonen en Natuur) van de gemeente plaatsgevonden. Daarin is het Raadsvoorstel Kadernota 2017 aan de orde gekomen. In de Kadernota 2017 is onder meer geschreven dat voor de renovatie van de bunker een bedrag van 150.000 euro is opgenomen.
2.10.
Bij brieven van 30 juni 2016 heeft [verzoeker sub 3] een drietal WOB-verzoeken gedaan aan het College van B&W, waarin onder meer om stukken en informatie is verzocht inzake de aanloop naar het besluit tot aanwijzing van de bunker als monument en inzake de communicatie tussen de gemeente en [naam 1] . Bij besluiten van 20 juli 2016 heeft het College van B&W van een aantal stukken kopieën verstrekt, van een aantal stukken openbaarmaking geweigerd en voor het overige geconcludeerd dat er geen schriftelijke documenten zijn die verstrekt kunnen worden. Bij brief van 30 augustus 2016 heeft [verzoeker sub 3] bezwaar gemaakt tegen voornoemde besluiten.
2.11.
Op 21 juli 2016 heeft VSB c.s. bezwaar gemaakt tegen het aanwijzingsbesluit. Bij besluit op bezwaar van 29 augustus 2016 heeft het college van B&W de bezwaarschriften, overeenkomstig het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften, niet-ontvankelijk verklaard. Op 26 september 2016 is VSB c.s. in beroep gegaan van het besluit op bezwaar. De beroepsprocedure is thans aanhangig bij de bestuursrechter. Men is in afwachting van een zittingsdatum.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank op grond van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen ten overstaan van een rechter-commissaris.
3.2.
VSB c.s. legt aan haar verzoek – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag. Bij VSB c.s. zijn vragen gerezen rond de integriteit van [verweerder sub 2] mede vanwege diens relatie met [naam 1] , en rond de rechtmatigheid van het optreden van de gemeente c.s. bij de aanwijzing van de bunker als gemeentelijk monument. VSB c.s. heeft het vermoeden dat door het aanwijzingsbesluit de wens van [naam 1] – om de bunker te renoveren en als fotostudio te gebruiken – wordt verwezenlijkt op kosten van de Amstelveense burgers. Op verzoeken van VSB c.s. om openheid van zaken te geven is volgens VSB c.s. niet, althans in onvoldoende mate, gereageerd. VSB c.s. ziet zich derhalve genoodzaakt middels een voorlopig getuigenverhoor de werkelijke toedracht rond de aanwijzing van de bunker als monument boven water te krijgen en aldus inzicht te krijgen in de (on)rechtmatigheid van de handelwijze van de gemeente c.s. VSB c.s. wenst – kort samengevat – vragen te stellen over de wijze van besluitvorming rondom de aanwijzing van de bunker, de relatie tussen [verweerder sub 2] en [naam 1] en de overeenstemming tussen de renovatieplannen en de oorspronkelijke plannen van [naam 1] .
3.3.
VSB c.s. wensen – zoals ter mondelinge behandeling toegelicht en in zoverre in mindering op hun eerdere verzoek – nog slechts de volgende personen als getuigen te horen:
[naam 2] , adviseur erfgoed en lid van de monumentencommissie voor de gemeente;
[naam 3] , stadsarchitect/adviseur welstand voor de gemeente;
[naam 1] ; en
[verweerder sub 2] .
3.4.
De gemeente c.s. verzet zich tegen inwilliging van het verzoek en voert hiertoe – kort weergegeven – het volgende aan. VSB c.s. streeft een oneigenlijk doel na en maakt misbruik van haar bevoegdheid, omdat haar verzoek niet is ingegeven door de wens bewijs te verzamelen, maar bedoeld is om de sloop van de bunker te kunnen bewerkstelligen. Dat is een bestuursrechtelijke aangelegenheid. VSB c.s. geeft een aantoonbaar valse voorstelling van zaken. Op basis van de feiten heeft VSB c.s. geen civielrechtelijke vordering, dus heeft zij ook geen belang bij haar verzoek. Er is sprake van een
fishing expedition. VSB c.s. heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld die ze willen bewijzen en die kunnen leiden tot een vordering uit onrechtmatige daad. Bovendien zou toewijzing van een verzoek leiden tot een onevenredige belasting van de gemeente die door VSB c.s. al voortdurend op allerlei manieren over deze kwestie benaderd wordt, aldus de gemeente c.s.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige is dat de rechter in beginsel op de voet van artikel 186 Rv, gelezen in samenhang met artikel 166 Rv, een getuigenverhoor beveelt zo vaak een partij dit verzoekt, indien de te bewijzen feiten zijn betwist, het bewijs daarvan door getuigen is toegelaten en de te bewijzen feiten tot een beslissing in de zaak kunnen leiden.
4.2.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan evenwel, ook als het verder aan de eisen voor toewijzing voldoet, onder meer worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, waarvan onder meer sprake kan zijn wanneer de bevoegdheid een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken wordt uitgeoefend met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Ook kan toewijzing van het verzoek achterwege blijven indien het strijdig is met een goede procesorde, dan wel indien toewijzing van het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig beoordeeld bezwaar. Voorts is ook de in artikel 3:303 BW neergelegde regel, dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt, op het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van toepassing.
4.3.
Met de gemeente c.s. is de rechtbank van oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen. De stelling van VSB c.s. dat de gemeente c.s. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, is gebaseerd op haar vermoeden dat er een vriendschappelijke relatie bestaat tussen [verweerder sub 2] en [naam 1] en dat thans via gemeentelijke procedures en op kosten van de gemeenschap de droom van [naam 1] wordt gerealiseerd. VSB c.s. heeft echter – zeker gelet op het gemotiveerde verweer van de gemeente c.s. – geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die zouden maken dat deze vermoedens gerechtvaardigd zijn. Dat [naam 1] de wethouder ooit op het bestaan van de bunker heeft geattendeerd, de bunker wilde kopen en als fotograaf wel eens voor de gemeente heeft gewerkt, is daartoe onvoldoende. VSB c.s. heeft verder niet concreet onderbouwd waarom aangenomen mag worden dat de bunker ter beschikking zal worden gesteld aan [naam 1] . Bij deze stand van zaken zou toewijzing van het verzoek naar het oordeel van de rechtbank louter leiden tot een
fishing expeditionwaarvoor het voorlopig getuigenverhoor niet is bedoeld. Dit geldt te meer, nu geen van de door VSB c.s. opgeworpen vragen zijn geformuleerd als te bewijzen feiten. Het betreft een groot aantal vragen met een open en ruim karakter, waarbij bovendien het belang van sommige vragen voor de vermeende vordering niet duidelijk is. De opgeworpen vragen versterken dus het beeld dat slechts sprake is van een zoektocht naar mogelijke verwijten.
4.4.
Bovendien geldt dat VSB c.s. onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom haar vermoedens, zo deze al bewaarheid zouden worden, leiden tot een onrechtmatige daad van de gemeente c.s. jegens verzoekers. Dat de voorgenomen renovatie op onrechtmatige wijze zal worden uitgevoerd, heeft VSB c.s. niet, althans onvoldoende onderbouwd, gesteld, nog daargelaten dat zonder nadere toelichting niet valt in te zien waarom dit onrechtmatig zou zijn jegens verzoekers. Voor het overige geldt dat de rechtmatigheid van het aanwijzingsbesluit ter beoordeling voorligt in de bestuursrechtelijke procedure. De rechtbank is dan ook van oordeel dat VSB c.s. een te zwakke materiële rechtspositie heeft, althans dat hetgeen VSB c.s. wenst te bewijzen niet kan bijdragen aan de beoordeling van de vordering in de hoofdzaak. Het verzoek dient daarom ook te worden afgewezen wegens onvoldoende belang.
4.5.
De overige stellingen van partijen behoeven bij deze uitkomst geen verdere bespreking.
4.6.
VSB c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van de gemeente c.s. worden tot op heden begroot op:
  • vast recht € 618,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.522,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt VSB c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente c.s. tot op heden begroot op € 1.522,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.M. van Hassel, rechter, bijgestaan door mr. W.A. Bree, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2017. [1]

Voetnoten

1.type: WAB