Uitspraak
DEXIA NEDERLAND B.V.,
- de dagvaarding van 20 mei 2015 van 10 eisers, waaronder [eiser] , met producties.
- het verzoek van 14 maart 2016 van Dexia om splitsing van het procesdossier en de reactie van 21 maart 2016 van eisers.
- Bij rolmededeling van 7 april 2016 is beslist dat het procesdossier zal worden gesplitst. Vervolgens is bepaald dat eisers in de gelegenheid wordt gesteld per eiser een nadere akte in te dienen. Vervolgens zijn ingediend:
- de nadere akte van [eiser] ,
- de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
- Bij tussenvonnis van 14 juli 2016 is bepaald dat de onderhavige zaak schriftelijk zal worden voortgeprocedeerd. Vervolgens zijn ingediend.
- de conclusie van repliek in van [eiser] , met een productie,
- de conclusie van dupliek van Dexia.
3.Vordering van [eiser]
€ 88.877,50 en subsidiair een schadevergoeding ten bedrag van 66,67% van de totale schade.
- [eiser] vordert verder de artikelen 2,3 of 5 uit de lease-overeenkomsten zelf, welke gaan over het verlenen van en korting van 50% over de nog resterende termijnen of dat van de nog resterende vooruitbetaalde termijnen 50% wordt teruggegeven, evenals artikel 6 Bijzonder Voorwaarden Effectenlease te vernietigen, aangezien het hier gaat om oneerlijke bedingen in de zin van Richtlijn 93/13/EEG, zodat door de terugwerkende kracht geacht wordt dat de bepalingen nimmer hebben bestaan;
- [eiser] vordert vervolgens het bedrag bedoeld in sub II en sub III te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling door de afnemer, althans vanaf d dag dat Dexia in verzuim verkeert tot aan de dag van algehele terugbetaling, conform het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1198.
-Tot besluit vordert [eiser] Dexia te veroordelen de uitbetaling van voornoemde bedragen te verrichten aan/op bankrekeningnummer 61.37.25.956 ten name van Stichting Derdengelden Juridico te Almelo conform het gestelde in de volmacht.
4.Standpunten partijen
5.Beoordeling van de vorderingen
lease-overeenkomsten II tot en met VII heeft behaald.
kanvoorzien. Daarvan is sprake indien een afnemer partij is bij
uitsluitenddergelijke overeenkomsten. In dat geval voorziet de Duisenbergregeling
nimmerin een vergoeding. Geconstateerd wordt dat in het geval van [eiser] hiervan geen sprake is. De door hem afgesloten overeenkomsten (althans meerdere daarvan) komen wel voor een vergoeding in aanmerking, maar omdat deze overenkomst(en) positieve eindresultaten hebben geboekt ontvangt [eiser] geen vergoeding. De vergoeding zag slechts op een percentage van de restschuld.
Artikel 11 WCAM-overeenkomst heeft betrekking op voorrang bij de vaststelling van het vergoedingsrecht en niet wie als gerechtigde dient te worden aangemerkt.
konzijn. In dat geval heeft een verbindendverklaring geen gevolg indien de gerechtigde na het bekend raken van zijn schade door een schriftelijke mededeling aan in casu Dexia heeft laten weten niet gebonden te willen zijn. Echter, in het onderhavige geval heeft de Duisenbergregeling, de daaraan voorafgaande onderhandelingen en de aan de afnemers gezonden correspondentie met betrekking tot de Duisbergeregeling voor alle afnemers helder gemaakt dat de lease-overeenkomsten met een verlies (schade) kon eindigen. Daarnaast heeft [eiser] ieder jaar terzake deze overeenkomsten jaaroverzichten (productie 6 bij conclusie van antwoord van Dexia) ontvangen, zodat ook hieruit bleek dat er een restschuld zou ontstaan. Uit het voorgaande volgt dat [eiser] bekend kon zijn met de omstandigheid dat er terzake de twee overeenkomsten VIII en IX een restschuld kon ontstaan.
en b) bij de verkeerde instantie ingediend. Aan deze verklaring wordt dan ook voorbij gegaan.