ECLI:NL:RBAMS:2017:3954

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
13/701367-16 en 13/684200-14 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak en opzetheling van goederen in Amsterdam

Op 7 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met braak en opzetheling van gestolen goederen. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan tussen 18 februari 2016 en 8 juni 2016 in Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van goederen uit auto’s, waaronder usb-sticks en een zonnebril, en het helen van fietsen en een telefoon. Tijdens de zitting op 24 mei 2017 heeft de officier van justitie, mr. M. Modder, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. J. Gunning, hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de diefstal met braak uit de auto van [slachtoffer 1] en de opzetheling van de usb-sticks van [slachtoffer 3]. De verdachte werd echter vrijgesproken van de meeste andere beschuldigingen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij betrokken was bij diefstallen uit de auto’s van andere slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en enkele vorderingen toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/701367-16 en 13/684200-14 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 7 juni 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [GBA] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. Gunning naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat

1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 februari 2016 tot en met 25 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer personenauto(s) heeft weggenomen een of meer goederen waaronder een zonnebril en/of 2 usb-sticks, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [autoverhuurbedrijf 1] B.V. en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot de de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;

en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 februari 2016 tot en met 25 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere usb-stick(s) toebehorende aan dhr. [slachtoffer 3] heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 februari 2016 tot en met 25 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruit(en) van personenauto(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

3.(gevoegde zaak 13/702043-16)

primair:
hij op of omstreeks 30 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Politie Eenheid Amsterdam , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 mei 2016 tot en met 04 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

4.(gevoegde zaak 13/702079-16)

primair:
hij op of omstreeks 8 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan de politie Eenheid Amsterdam , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, die weg te nemen fiets onder zijn, verdachtes, bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij op of omstreeks 8 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

5.(gevoegde zaak 13/702079-16)

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 december 2015 tot en met 8 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een telefoon heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten bewezen moeten worden verklaard. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 kan bewezen worden dat verdachte goederen heeft gestolen uit de auto’s van [slachtoffer 1] / [autoverhuurbedrijf 1] B.V., [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] / [slachtoffer 5] . Met uitzondering van de auto van [slachtoffer 2] stonden alle auto’s van aangevers dicht bij elkaar geparkeerd. Een getuige heeft gezien dat er in meerdere auto’s op de [straat 1] is ingebroken. Verdachte is kort daarna aangehouden, nadat hij door de politie was gezien bij de auto van [slachtoffer 11] (feit 2) en op de vlucht een lifehammer had weggegooid. Bij verdachte zijn goederen aangetroffen die uit de auto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn weggenomen. De verklaring van verdachte dat hij deze goederen van een vriend zou hebben gehad, is ongeloofwaardig.
Bij verdachte zijn daarnaast ook goederen aangetroffen die een week eerder uit de auto van [slachtoffer 3] zijn weggenomen. Nu er geen ander bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij deze diefstal, kan ten aanzien van [slachtoffer 3] niet de diefstal, maar wel de heling worden bewezen.
[slachtoffer 6] weet niet zeker of er goederen uit haar auto zijn weggenomen, dus kan ook in dat geval geen voltooide diefstal worden bewezen.
Met betrekking tot de onder feit 2 ten laste gelegde vernielingen kan het volgende worden gesteld. Toen de politie verdachte op 25 februari 2016 signaleerde, stond hij bij de auto van [slachtoffer 11] . Bij het wegrijden gooide hij een lifehammer weg. De getuige, die melding deed van de auto-inbraken, heeft verder de auto’s van [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 8] beschreven als auto’s waarin (door dezelfde persoon) is ingebroken Zij hebben allen aangifte gedaan. Er is daarom voldoende bewijs dat deze vernielingen zijn begaan door verdachte.
Ten aanzien van de auto’s van [slachtoffer 13] en [slachtoffer 7] kan echter geen bewezenverklaring volgen, omdat niemand heeft gezien dat verdachte ook de ruiten van hun auto’s heeft ingetikt.
Bij feit 3 is er in ieder geval voldoende bewijs voor de subsidiair ten laste gelegde heling. De advertentie op www.marktplaats.nl (hierna: Marktplaats) waarin de gestolen fiets werd aangeboden, is gekoppeld aan een e-mailadres dat aan verdachte zou kunnen toebehoren en de adverteerder verkocht daarnaast ook een bromfiets, die van verdachte blijkt te zijn. De koper heeft de stem van verdachte herkend als de persoon met wie hij heeft gesproken en verdachte is bellend gezien op de plaats waar de koop plaats zou vinden.
Ook bij feit 4 is er voldoende bewijs voor de subsidiair ten laste gelegde heling. De politie heeft gezien dat verdachte de gestolen fiets vast hield op de plek waar mensen hadden afgesproken om die fiets te kopen. De kopers verklaren ook dat verdachte de fiets wilde verkopen en dat de stem van verdachte gelijk was aan die van de persoon met wie zij naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats telefonisch contact hadden. Bovendien rende verdachte heel hard weg toen de politie er aan kwam, waaruit blijkt dat hij wist dat er iets niet pluis was met de fiets.
Verdachte ontkent ten stelligste dat de onder 5 ten laste gelegde telefoon van diefstal afkomstig is en heeft verklaard dat hij die telefoon al twee jaar had. Dat is echter onmogelijk, want die telefoon was pas een half jaar eerder gestolen. Op de telefoon stonden ook geen foto’s van verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, maar heel veel foto’s van anderen. Ook was er een e-mailadres van iemand anders aan de telefoon gekoppeld. Dat verdachte toch zo stellig ontkent, bewijst dat hij wist dat de telefoon was gestolen. De ten laste gelegde heling kan dus worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent de onder 1 ten laste gelegde diefstallen met braak en vernielingen. Hij was die nacht met een vriend. Op een gegeven moment raakte hij deze vriend ter hoogte van de Admiraal de Ruijterweg kwijt. Nadat hij die vriend weer had gevonden ter hoogte van de Geuzenkade, vroeg die vriend aan verdachte om enkele goederen voor hem te bewaren. Hierna ging die vriend er weer vandoor en kort daarna is verdachte aangehouden. De inhoud van het dossier weerspreekt deze verklaring niet.
In aanvulling hierop kan het onder 1 ten laste gelegde niet worden bewezen omdat alleen de auto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] qua locatie overeen komen met inbraken die door de anonieme melder zijn gezien. Op grond van het dossier is echter niet duidelijk of verdachte enig goed onder zich heeft gehad dat uit die auto’s afkomstig was. [slachtoffer 1] zegt wel zijn Ray Ban zonnebril te hebben herkend, maar hij heeft een bruine bril met bruine glazen in ontvangst genomen bij de politie, terwijl hij had verklaard dat de weggenomen zonnebril matzwart was. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld of [slachtoffer 1] werkelijk zijn eigen bril heeft herkend en dus ook niet of verdachte die bril onder zich had. Ook de zonnebril die mogelijk uit de auto van [slachtoffer 6] zou zijn weggenomen, is niet bij verdachte aangetroffen. Ten aanzien van de overige aangiften geldt dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij die inbraken, nu die inbraken op locaties plaatsvonden die niet door de melder zijn waargenomen.
Er zijn wel usb-sticks van [slachtoffer 3] bij verdachte aangetroffen, maar er kan niet worden bewezen dat verdachte had moeten weten dat die usb-sticks van misdrijf afkomstig waren.
Het overgrote deel van de onder 2 ten laste gelegde aangiften missen een connectie met verdachte. De auto’s van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 13] / [autoverhuurbedrijf 2] stonden op plaatsen die niet door de melder zijn waargenomen. Verdachte zou wel door de politie zijn waargenomen bij de auto van [slachtoffer 11] op de Geuzenkade, maar dat past in zijn verklaring over de vriend van wie hij goederen heeft gekregen.
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die de onder 3 ten laste gelegde fiets op Marktplaats te koop heeft gezet. Het is buitengewoon onwaarschijnlijk dat hij de eigenaar van deze account is, aangezien dit account al tien jaar actief is en verdachte dan al vanaf zijn tiende actief zou moeten zijn op Marktplaats. Ook het telefoonnummer is niet van hem. De enige link met verdachte is de door dezelfde adverteerder aangeboden scooter welke op naam staat van verdachte, maar hij heeft die scooter niet op Marktplaats aangeboden. Voorts is volstrekt onduidelijk waar de stemherkenning door de verbalisant op gebaseerd is. Bij de Wiegbrug, waar verdachte is geobserveerd, zijn ook meerdere jongens gezien. Er is ook niet vast te stellen dat verdachte de gestolen fiets op enig moment onder zich heeft gehad, laat staan dat hij wetenschap kan hebben gehad van het feit dat die fiets van misdrijf afkomstig was. Verdachte moet dus van het primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het dossier bevat daarnaast geen schriftelijk bevel tot pseudokoop, terwijl de verbalisant wel afspraken heeft gemaakt om te komen tot een koop. Er is daarmee sprake van een ernstig onherstelbaar vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Er is sprake van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Nu een schriftelijk bevel tot pseudokoop ontbreekt, kan niet blijken dat een belangenafweging tussen het belang van de opsporing en de inbreuk op de rechtsorde die met de bevoegdheid gepaard kan gaan, heeft plaatsgevonden. De belangen van verdachte zijn daarbij op grove wijze veronachtzaamd. Er is inbreuk gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer doordat er in zijn woning is binnengetreden en daarbij is verdachte zijn vrijheid ten gevolge van dit onderzoek meerdere dagen ontnomen. Het gevolg hiervan moet bewijsuitsluiting zijn, wat betekent dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
De omstandigheid dat verdachte één van de drie personen is die rond de onder 4 ten laste gelegde gestolen fiets staan, is onvoldoende om heling te kunnen bewijzen. Het enkele feit dat hij op enig moment de fiets bij de handvatten vast had, wil nog niet zeggen dat hij op die fiets heeft gereden of daar de beschikkingsmacht over heeft gehad, laat staan dat hij enige wetenschap had van de criminele herkomst van de fiets. Het telefoonnummer van de verkoper van de fiets, [naam verkoper] , was ook niet het telefoonnummer van verdachte en ook de stemherkenning door [naam getuige] had geen enkele bewijskracht. Verdachte moet dus van het primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Verdachte had de onder 5 ten laste gelegde telefoon al ongeveer twee jaar in zijn bezit. Het kan dus niet kloppen dat hij nooit met deze telefoon zou hebben gebeld of dat er geen foto’s van hem op stonden. In dat licht wringt het dat de verbalisant erg summier heeft weergegeven hoe het onderzoek naar de telefoon is verricht. Op basis van de summiere verslaglegging kan niet worden uitgesloten dat de aangetroffen foto’s zich op een verborgen locatie op de telefoon bevonden, waar verdachte ze nooit kan hebben gezien, terwijl ook niet kan worden uitgesloten dat er zich gegevens op de telefoon bevonden die duiden op het gebruik ervan door verdachte. Verdachte moet dus ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Het oordeel over het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank bespreekt de onder 1 ten laste gelegde diefstallen met braak en onder 2 ten laste gelegde vernielingen samen, nu de verdenking tegen verdachte voor deze feiten (grotendeels) is gebaseerd op dezelfde processen-verbaal van bevinding. Uit deze processen-verbaal en andere bewijsmiddelen, die in de
bijlagezijn opgenomen, kan worden opgemaakt dat een anonieme melder in de nacht van 24 op 25 februari 2016 heeft gezien dat een stevige man met een donkergekleurde scooter, een donkerkleurige jas met een capuchon en een helm op de ruiten van meerdere auto’s kapot heeft gemaakt en die auto’s heeft doorzocht. Kort hierna zijn meerdere teams met verbalisanten ter plaatse gekomen en is een persoon gezien die aan dit signalement voldeed. Deze persoon is weggevlucht en heeft tijdens zijn vlucht een lifehammer – ook wel ruitentikker genoemd – weggegooid. Uiteindelijk is deze persoon aangehouden en bleek deze verdachte te zijn. In de buddyseat van de scooter van verdachte bevond zich een groot aantal goederen, waarvan later (ten minste) een deel gestolen bleek te zijn. Daarnaast zaten op de handschoenen en jas van verdachte op glassplinters lijkende deeltjes. Ten slotte stond ter hoogte van de plek op de Geuzenkade waar verdachte voor het eerst door de verbalisanten is gesignaleerd de auto van aangeefster [slachtoffer 11] , waarvan een ruit kapot was. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte de persoon is geweest die door de anonieme melder is gezien tijdens het kapot breken en doorzoeken van auto’s.
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten ontkend. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij in die buurt rondreed omdat hij op zoek was naar een vriend, die hij kwijt was geraakt. Op enig moment heeft hij deze vriend weer gevonden. Deze vriend zou hem toen een aantal spullen hebben gegeven die verdachte in de buddyseat van zijn scooter heeft gedaan, waarna die vriend er toen weer vandoor is gegaan. Ook heeft verdachte ontkend dat hij een lifehammer heeft weggegooid.
De rechtbank acht de verklaringen van verdachte op dit punt echter wisselend en ongeloofwaardig. Bij de politie heeft verdachte eerst verklaard dat hij op weg was met zijn vriend naar een studentenwoning bij de Bijlmer bajes. Ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat hij op weg was naar het centrum. Daarnaast heeft verdachte in eerste instantie niet gezegd dat hij die vriend op enig moment wel had gevonden en dat hij spullen van hem had aangenomen, terwijl juist dat deel juist ontlastend voor verdachte zou zijn. Verdachte heeft het ook niet mogelijk gemaakt om zijn verklaring te verifiëren, nu hij weigert de naam van die vriend te noemen. Bovendien hebben noch de anonieme melder, noch de verschillende verbalisanten een tweede man op een scooter in de buurt gezien. Ten slotte wordt de verklaring van verdachte weersproken door die van verbalisanten die op ambtseed hebben verklaard dat zij verdachte een object – dat later een lifehammer bleek te zijn – hebben zien weggooien. Andere verbalisanten hebben kort hierna een droge lifehammer op het natte wegdek aangetroffen op de plek waar de eerste verbalisanten hebben gezien dat verdachte het voorwerp had weggegooid. Gelet op al deze omstandigheden schuift de rechtbank de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank ziet zich echter gesteld voor de vraag of het voorgaande voldoende is om tot een bewezenverklaring van
alleten laste gelegde diefstallen met braak en vernielingen te komen. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord.
Allereerst kan op grond van het voorgaande de diefstal met braak uit de auto van aangever [slachtoffer 3] niet worden bewezen. Deze diefstal heeft ongeveer een week eerder plaatsgevonden en de waarnemingen van de anonieme melder en de verbalisanten op 25 februari 2016 kunnen dus geen bewijs opleveren van betrokkenheid van verdachte bij die diefstal. Weliswaar was verdachte op 25 februari 2016 in het bezit van twee bij die diefstal weggenomen usb-sticks, maar dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring van die diefstal met braak. Verdachte zal daarvan dus worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich ten aanzien van deze usb-sticks schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Gezien de inhoud van de usb-sticks kan het niet anders dan dat verdachte wist dat deze usb-sticks niet aan hem, maar aan iemand anders, toebehoorden en dat deze van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank acht daarnaast niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal uit de auto van aangeefster [slachtoffer 2] . Weliswaar was verdachte in het bezit van meerdere uit die auto gestolen goederen, maar de auto van [slachtoffer 2] stond geparkeerd in een heel ander deel van Amsterdam. Hoewel het opmerkelijk is dat verdachte een relatief korte tijd na de diefstal met braak uit de auto van [slachtoffer 2] beschikte over uit die auto gestolen goederen, is het tijdsverloop tussen de diefstal met braak en de aanhouding van verdachte niet dusdanig kort dat er geen andere verklaring mogelijk is dan dat verdachte die diefstal met braak heeft gepleegd. Nu de waarnemingen van de anonieme melder en de verbalisanten geen bewijs opleveren van betrokkenheid van verdachte bij die diefstal, zal hij ook daarvan worden vrijgesproken.
Conform de standpunten van de officier van justitie en de verdediging zal verdachte ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal met braak uit de auto van [slachtoffer 6] . [slachtoffer 6] heeft verklaard dat er mogelijk een zonnebril uit haar auto is gestolen. Zij is hier echter kennelijk niet zeker van en deze zonnebril is – hoewel hij kort nadat de diefstal met braak moet hebben plaatsgevonden– niet bij verdachte aangetroffen. De rechtbank kan daarom niet bewijzen dat er daadwerkelijk sprake is geweest van een voltooide diefstal – zoals ten laste gelegd – uit de auto van [slachtoffer 6] .
Verder geldt dat de diefstal met braak uit de auto van [slachtoffer 4] / [slachtoffer 5] en de vernielingen van de auto’s van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 13] weliswaar hebben plaatsgevonden in de buurt van waar de anonieme melder de waarnemingen heeft gedaan en verdachte is aangehouden, maar dat de anonieme melder niet daadwerkelijk heeft gezien dat dit door dezelfde dader is gedaan en verdachte ook door de verschillende verbalisanten niet in de buurt van deze auto’s is gezien. De omstandigheid dat de schade aan de auto’s in dezelfde nacht – van 24 op 25 februari 2016 – moet zijn ontstaan en dat verdachte die nacht schade heeft toegebracht aan andere auto’s, is onvoldoende om te kunnen bewijzen dat verdachte ook verantwoordelijk is voor deze schade. Daarbij geldt in het bijzonder dat de uit de auto van [slachtoffer 4] / [slachtoffer 5] gestolen goederen niet bij verdachte zijn aangetroffen. Verdachte zal dus ook van deze beschuldigingen worden vrijgesproken.
Ten slotte resteren nog de diefstal met braak uit de auto van [slachtoffer 1] en de vernielingen van de autoruiten van [slachtoffer 8] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte deze strafbare feiten heeft gepleegd en overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
De auto’s van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 12] stonden allen in de [straat 1] . De anonieme melder heeft gezien dat verdachte in die straat ten minste vier auto’s heeft open gebroken. Bovendien is een uit de auto van [slachtoffer 1] gestolen zonnebril, blijkens de herkenning door [slachtoffer 1] , bij verdachte aangetroffen. Hoewel [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zijn bril matzwart was en de politie de door [slachtoffer 1] herkende bril heeft omschreven als bruin, heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan deze herkenning. Deze kleuren kunnen dermate dicht bij elkaar liggen dat een en dezelfde bril door verschillende personen als zijnde deze verschillende kleuren kan worden omschreven.
Ten aanzien van de auto van [slachtoffer 11] geldt dat verdachte ter hoogte van deze auto voor het eerst – stilstaand – is waargenomen door de verbalisanten.
Concluderend acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak uit de auto van [slachtoffer 1] / [autoverhuurbedrijf 1] B.V., opzetheling van goederen van [slachtoffer 3] en vernieling van de auto’s van [slachtoffer 8] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en spreekt zij verdachte vrij van de overige onder 1 en 2 ten laste gelegde verwijten.
4.3.2.
Het oordeel over het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is, in navolging van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte de onder 3 primair ten laste gelegde diefstal van de fiets heeft gepleegd. Verdachte zal daar dus van worden vrijgesproken.
Op grond van de bewijsmiddelen die in de
bijlagezijn weergegeven, is de rechtbank echter wel van oordeel dat verdachte veroordeeld kan worden voor opzetheling van de fiets. De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
Uit het dossier blijkt dat de gestolen fiets op 4 juni 2016 via Marktplaats te koop is aangeboden door ene “Mr.” Deze aanbieder bood daarnaast ook een scooter te koop aan die op naam van verdachte stond. Telefonisch heeft de verkoper van de fiets tegen een verbalisant gezegd dat hij de fiets wilde verkopen om ruimte te maken in zijn box omdat hij daar ook nog een scooter had staan. Na de aanhouding van verdachte is vervolgens gebleken dat zijn scooter, die door “Mr.” werd aangeboden, inderdaad in zijn box stond. Gelet hierop, in samenhang met het feit dat verdachte rond het afgesproken tijdstip is waargenomen op de locatie waar de verkoop van de fiets zou plaatsvinden (waar hij door een van de verbalisanten is herkend) en gelet op het feit dat de stem van verdachte hetzelfde klonk als de stem van de verkoper op Marktplaats, concludeert de rechtbank dat verdachte de persoon is geweest die de fiets te koop heeft aangeboden op Marktplaats. Dit betekent ook dat verdachte telefonisch heeft gelogen over de tijd dat hij de fiets al in zijn bezit had en, nadat hij kennelijk een burger dienstauto van de politie had herkend, naar de koper/de politie heeft gebeld en gezegd dat hij ze wel door had en dat ze hem niet konden pakken. Uit dit handelen maakt de rechtbank op dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de fiets van diefstal afkomstig was.
De verdediging heeft betoogd dat stukken van het bewijs moeten worden uitgesloten omdat het dossier geen schriftelijke toestemming tot pseudokoop bevat, waardoor een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde is gemaakt en de belangen van verdachte op grove wijze zijn veronachtzaamd. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
In het dossier is inderdaad geen schriftelijk bevel tot pseudokoop aanwezig. Uit het dossier blijkt echter wel dat door officier van justitie mr. Gruschke mondeling toestemming is gegeven om tot pseudokoop over te gaan. Kennelijk is vervolgens nagelaten om deze toestemming schriftelijk te bevestigen. Voor zover dit al een onherstelbaar vormverzuim zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat verdachte daardoor niet in zijn belangen is geschaad. Immers blijkt uit het feit dat mondeling toestemming tot pseudokoop is gegeven dat de vereiste belangenafweging wel is gemaakt. De rechtbank zal daarom volstaan met het constateren van het vormverzuim en hieraan geen consequenties verbinden.
4.3.3.
Het oordeel over het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank is, in navolging van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte de onder 4 primair ten laste gelegde diefstal van de fiets heeft gepleegd. Verdachte zal daar dus van worden vrijgesproken.
Op grond van de bewijsmiddelen die in de
bijlagezijn weergegeven, is de rechtbank echter wel van oordeel dat verdachte veroordeeld kan worden voor opzetheling van de fiets. De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
Op 8 juni 2016 peilt de gestolen fiets op een gegeven moment uit op de Filips van Almondestraat. Als verbalisanten daar ter plaatse komen, zien zij een aantal personen bij deze fiets staan. Eén van hen is in gesprek met de potentiële kopers en heeft de fiets vast. Hij begint te rennen op het moment dat hij de verbalisanten ziet. Nadat deze persoon heeft geprobeerd te ontsnappen door achterop de scooter van een vriend te springen, wordt hij aangehouden. Deze persoon blijkt verdachte te zijn. Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij op die locatie had afgesproken om de fiets – via Marktplaats – te kopen. Volgens hem klonk de stem van verdachte voor bijna 100% hetzelfde als de man die hij aan de telefoon had gehad om de telefoon te kopen. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat verdachte de persoon is geweest die de gestolen fiets heeft geprobeerd te verkopen. Verdachte heeft dit ontkend, maar heeft wisselend verklaard over de persoon van wie de fiets dan wel zou zijn. Tijdens zijn aanhouding heeft verdachte verklaard dat de fiets van de jongen op de scooter was en dat hij de politie kon voorzien van de naam en gegevens van deze jongen, terwijl verdachte op zitting juist heeft verklaard dat de fiets toebehoorde aan de derde jongen die weg was gerend, en dat hij niet bekend was met zijn naam en gegevens. Nu verdachte bovendien meteen wegrende toen hij de politie zag, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de fiets die hij probeerde te verkopen, gestolen was. Verdachte heeft ter terechtzitting ook geen plausibele verklaring gegeven waarom hij dan wel is weggerend voor de politie terwijl hij niets met de heling te maken zou hebben gehad.
4.3.4.
Het oordeel over het onder 5 ten laste gelegde
Anders dan door de verdediging is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, die in de
bijlagezijn opgenomen, kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de ten laste gelegde telefoon. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van de inhoud van het dossier vast dat de ten laste gelegde – en bij verdachte aangetroffen – telefoon op 26 december 2015 was gestolen bij een diefstal met braak op de [straat 2] . De verklaring van verdachte dat hij deze telefoon al twee jaren in zijn bezit had, kan dus niet juist zijn. Ook de verklaring van verdachte dat hij de telefoon al twee jaren gebruikte, dat hij de telefoon leeg heeft gemaakt en dat er allerlei foto’s van hem op moeten staan, is blijkens de bevindingen niet juist. Integendeel, op de telefoon stonden een groot aantal foto’s en filmpjes van personen in een studentikoze setting, terwijl verdachte op geen enkele foto staat. Bovendien was een e-mailadres van een andere persoon dan verdachte aan de telefoon gekoppeld. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat de op de telefoon aangetroffen foto’s (en filmpjes) mogelijk in een verborgen map stonden. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] geeft geen enkele aanleiding om van dit scenario uit te gaan. Bovendien verklaart ook dat geopperde scenario niet hoe het kan dat verdachte al twee jaar in het bezit zegt te zijn van een telefoon die pas (ongeveer) een half jaar eerder is gestolen en hoe het kan dat er geen enkele foto van verdachte op de telefoon is aangetroffen, terwijl verdachte heeft beweerd dat hij veel foto’s, inclusief vakantiefoto’s van twee jaar eerder uit Marokko, op de telefoon had staan. Het is ook volstrekt ongeloofwaardig dat de verbalisant tijdens het onderzoek aan de telefoon wel een verborgen map met foto’s, die verdachte nooit zou hebben gezien, heeft aangetroffen, maar geen door verdachte gemaakte foto’s die, neemt de rechtbank, gewoon toegankelijk en zichtbaar moeten zijn geweest.
Het voorgaande – en in het bijzonder de op de telefoon aangetroffen foto’s van een ander dan verdachte – brengt met zich mee dat de rechtbank concludeert dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de bij hem aangetroffen telefoon van diefstal afkomstig was.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen en de in
rubriek 4.3.vervatte bewijsoverwegingen het volgende bewezen
 Het onder
1ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
op 25 februari 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto heeft weggenomen een zonnebril, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak
en
in de periode van 18 februari 2016 tot en met 25 februari 2016 te Amsterdam usb-sticks, toebehorende aan dhr. [slachtoffer 3] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
 Het onder
2ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
op 25 februari 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van personenauto’s, toebehorende aan [slachtoffer 8] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] heeft vernield.
 Het onder
3 subsidiairten laste gelegde, te weten dat verdachte:
in de periode van 30 mei 2016 tot en met 4 juni 2016 te Amsterdam een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
 Het onder
4 subsidiairten laste gelegde, te weten dat verdachte:
op 8 juni 2016 te Amsterdam een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
 Het onder
5ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
in de periode van 17 december 2015 tot en met 8 juni 2016 te Amsterdam een telefoon voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 (vier) maanden, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft een behoorlijk lang strafblad, maar is slechts één keer eerder veroordeeld voor een soortgelijk delict. Hij lijkt momenteel goed bezig te zijn met Indaad. Daarom moet geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan hem worden opgelegd. Wel moet er een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd om hem ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Daarnaast moet een maximale werkstraf worden opgelegd, omdat het handelen van verdachte veel schade en overlast heeft veroorzaakt.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte momenteel goed bezig is en dat er veel optimisme is voor de toekomst. De verdediging hoopt daarom dat verdachte de zaak snel achter zich kan laten.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met braak uit een auto en vier vernielingen van autoruiten. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf zal de rechtbank deze vier vernielingen echter aanmerken als vier mislukte auto-inbraken. Immers heeft de anonieme melder gezien dat de dader telkens de door hem open gebroken auto’s heeft doorzocht, zodat geconcludeerd kan worden dat het handelen van verdachte telkens was gericht op het stelen van goederen. Bij de als vernieling bewezen geachte auto-inbraken is er kennelijk alleen niets gestolen omdat zich geen voor verdachte interessante goederen in die auto’s bevonden. Auto-inbraken zijn zeer ergerlijke feiten, omdat zij niet alleen aanzienlijke schade voor de slachtoffers opleveren, ook als er geen goederen worden gestolen, maar omdat slachtoffers ook tijd kwijt zijn aan het doen van aangifte, laten repareren van hun auto en vervangen van gestolen goederen. Verdachte heeft zich hier echter niets van aangetrokken en de feiten, kennelijk, puur met het oog op financieel gewin gepleegd. Daarbij is bijzonder wrang dat de ‘buit’ van verdachte in het niet staat bij de door hem veroorzaakte schade.
Verdachte heeft zich daarnaast viermaal schuldig gemaakt aan opzetheling van gestolen goederen. Helingshandelingen vormen een stimulans voor het plegen van vermogensdelicten en door dit soort activiteiten wordt een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand gehouden. Verdachte heeft daarbij twee keer geprobeerd en door hem geheelde gestolen lokfiets via Marktplaats te verkopen. Ook hierbij heeft hij dus enkel uit winstbejag gehandeld.
Uit de Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat hij eenmaal eerder is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf. Verdachte wordt daarom aangemerkt als recidivist op het gebied van vermogensmisdrijven.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de strafmaat allereerst gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit blijkt dat voor een diefstal met braak uit een auto met recidive in beginsel een gevangenisstraf van zes weken wordt opgelegd. Opzetheling wordt in beginsel gelijk gestraft aan het gronddelict. Dit betekent dat de rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten voor diefstal van een fiets met recidive (een geldboete van € 300, - en twee weken voorwaardelijke gevangenisstraf), diefstal met braak uit een auto met recidive (zes weken gevangenisstraf) en diefstal met braak uit een woning met recidive (vijf maanden gevangenisstraf). Een optelsom van al deze strafbedreigingen, zou de rechtbank op een gevangenisstraf van meer dan één jaar brengen.
Ter terechtzitting is gebleken dat het momenteel de goede kant op lijkt te gaan met verdachte. Hij is sinds het plegen van de feiten, die van ongeveer een jaar geleden dateren, niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen, stelt zich open voor begeleiding door Indaad, heeft een baan en heeft sinds kort een vriendin. Dit is voor de officier van justitie aanleiding geweest om slechts een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf te vorderen. Hoewel in beginsel een veel zwaardere straf passend is, zal de rechtbank de officier van justitie vanwege deze omstandigheden toch volgen in haar vordering. Daarbij is het nu echter wel aan verdachte om te bewijzen dat hij deze positieve lijn kan doorzetten en niet opnieuw in de fout zal gaan. Als dat wel zou gebeuren, zal hij er niet nogmaals met een dergelijke genadige straf vanaf komen. Om dit gegeven extra te benadrukken en te zorgen dat verdachte de komende jaren niet nogmaals in de fout zal gaan, zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren – in plaats van twee jaren – aan de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf koppelen.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:

2 1.00 STK Zaktelefoon K1: zwart

APPLE Iphone 4
5144158;

3 1.00 STK Zonnebril

RAY BAN
5143689;

4 1.00 STK Zonnebril

FENDI
5143692;

5 1.00 STK Zonnebril

RAY BAN
5143683;

6 1.00 STK Zonnebril

RAY BAN
5143684;

7 1.00 STK Zonnebril

JILL SANDER
5143685;

8 1.00 STK Zonnebril

MAUI JIM
5143686;

9 1.00 STK Brillekoker

JILL SANDER
5143687;

1 1.00 STK Zaktelefoon

NOKIA
5200970;

2 1.00 STK Telefoontoestel

APPLE IPHONE
5200969.
De op de beslaglijst genoemde goederen behoren niet aan verdachte toe.
Van de onder 2 tot en met 9 en 1 genoemde goederen is niet duidelijk wie de rechthebbende is. Deze goederen moeten dus voor de rechthebbende worden bewaard.
Van het (onderaan) onder 2 genummerde goed is echter duidelijk dat dit goed aan [slachtoffer 15] toebehoort, dus dit goed moet aan hem worden teruggegeven.

10.De vorderingen van de benadeelde partijen

10.1.
De vordering van [slachtoffer 3]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met braak uit de auto van de benadeelde partij heeft gepleegd. Weliswaar acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van twee uit de auto gestolen usb-sticks, maar de benadeelde partij vordert hiervoor geen schadevergoeding. Er is onvoldoende causaal verband tussen het helen van de usb-sticks door verdachte en de gevorderde schadevergoeding, die betrekking heeft op andere gestolen goederen, om de vordering toe te kunnen wijzen.
10.2.
De vordering van [autoverhuurbedrijf 2] B.V.
De benadeelde partij
[autoverhuurbedrijf 2] B.V.vordert € 237,96 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Blijkens de onderbouwing van de schadevergoeding heeft deze vordering immers betrekking op ruitschade aan een auto met kenteken [nummer] . Met betrekking tot deze auto is door [slachtoffer 11] aangifte gedaan van vernieling van de ruit. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[autoverhuurbedrijf 2] B.V.voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10.3.
De vordering van [slachtoffer 10]
De benadeelde partij
[slachtoffer 10]vordert € 75, - aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[slachtoffer 10]voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10.4.
De vordering van [autoverhuurbedrijf 3] B.V.
De vordering van de benadeelde partij heeft klaarblijkelijk betrekking op de auto van [slachtoffer 5] , namens wie door [slachtoffer 4] aangifte is gedaan van diefstal met braak.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal uit de auto van de benadeelde partij.
10.5.
De vordering van de Nationale Politie, Eenheid Amsterdam
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met verbreking heeft gepleegd. Weliswaar acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de gestolen fiets, bij welke diefstal het slot verbroken was, maar er is onvoldoende causaal verband tussen het helen van de fiets door verdachte en de schade aan het slot om de vordering toe te kunnen wijzen.
10.6.
De vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal uit de auto van de benadeelde partij.
10.7.
De vordering van [slachtoffer 12]
De benadeelde partij
[slachtoffer 12]vordert € 150, - aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[slachtoffer 12]voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10.8.
De vordering van [slachtoffer 7]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde vernieling van de ruit van de auto van de benadeelde partij.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 11 maart 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/684200-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 12 juni 2015 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, subsidiair 40 (veertig) dagen jeugddetentie, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 60 (zestig) uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 311, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder
3 primairen
4 primairten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder
1,
2,
3 subsidiair,
4 subsidiairen
5ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder1 (eerste cumulatief)bewezen verklaarde:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van het onder2bewezen verklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder1 (tweede cumulatief),3 subsidiair,4 subsidiairen5bewezen verklaarde:
Opzetheling, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
 Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
 Gelast de teruggave aan
[slachtoffer 15]van:

2 1.00 STK Telefoontoestel

APPLE IPHONE
5200969.
 Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:

2 1.00 STK Zaktelefoon K1: zwart

APPLE Iphone 4
5144158;

3 1.00 STK Zonnebril

RAY BAN
5143689;

4 1.00 STK Zonnebril

FENDI
5143692;

5 1.00 STK Zonnebril

RAY BAN
5143683;

6 1.00 STK Zonnebril

RAY BAN
5143684;

7 1.00 STK Zonnebril

JILL SANDER
5143685;

8 1.00 STK Zonnebril

MAUI JIM
5143686;

9 1.00 STK Brillekoker

JILL SANDER
5143687;

1 1.00 STK Zaktelefoon

NOKIA
5200970.
 Verklaart
[slachtoffer 3]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
 Wijst de vordering van
[autoverhuurbedrijf 2] B.V., gevestigd te Almere, toe tot € 237,96 (tweehonderdzevenendertig euro en zesennegentig cent).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening, aan
[autoverhuurbedrijf 2] B.V.voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[autoverhuurbedrijf 2] B.V.aan de Staat € 237,96 (tweehonderdzevenendertig euro en zesennegentig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 4 (vier) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
 Wijst de vordering van
[slachtoffer 10], wonende te [woonplaats 2] , toe tot € 75, - (vijfenzeventig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening, aan
[slachtoffer 10]voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[slachtoffer 10]aan de Staat € 75, - (vijfenzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 1 (één) dag. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
 Verklaart
[autoverhuurbedrijf 3] B.V.niet-ontvankelijk in de vordering.
 Verklaart de
Nationale Politie, Eenheid Amsterdamniet-ontvankelijk in de vordering.
 Verklaart
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in haar vordering.
 Wijst de vordering van
[slachtoffer 12], wonende te [woonplaats 1] , toe tot € 150, - (honderdvijftig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening, aan
[slachtoffer 12]voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[slachtoffer 12]aan de Staat € 150, - (honderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 3 (drie) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
 Verklaart
[slachtoffer 7]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
 Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis van 12 juni 2015, zijnde een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
 Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. S. van Eunen en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Spliet, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2017.