ECLI:NL:RBAMS:2017:3949

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
13/845026-15 (A) en 13/993048-16 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en Opiumwet: strafzaak tegen verdachte met meerdere geldbedragen en hasjiesj

Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en het opzettelijk aanwezig hebben van hasjiesj. De zaak omvatte twee hoofdpunten: zaak A, waarin de verdachte werd beschuldigd van het witwassen van verschillende geldbedragen, en zaak B, waarin hij werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 2.327,9 gram hasjiesj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, geldbedragen heeft ontvangen van verschillende bedrijven, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De officier van justitie stelde dat deze bedragen afkomstig waren van misdrijven, en dat de verdachte wist dat dit het geval was. De verdediging betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat de verdachte legale inkomsten had uit activiteiten op Sint Maarten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de herkomst van sommige geldbedragen, maar dat er wel een sterk vermoeden van witwassen bestond voor andere bedragen. De verdachte werd vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar werd schuldig bevonden aan het witwassen van een aanzienlijk bedrag en het opzettelijk aanwezig hebben van hasjiesj. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor druggerelateerde delicten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/845026-15 (A) en 13/993048-16 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 26 april 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [gba-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Turennout en van wat verdachte en zijn raadsman mr. L. de Leon naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 13 juli 2016 – ten laste gelegd dat
In zaak A:

1. hij op een of meer tijdsstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 14 januari 2016, te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Loosdrecht en/of Arnhem en/of Almere en/of Diemen en/of Huizen en/of Wanneperveen en/of Delft en/of Schiphol en/of Duiven. althans in Nederland en/of Sint Maarten en/of Anguilla en/of Gran Canaria en/of Suriname,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
A. van (een) voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van in totaal EUR € 371.100,00, althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen van [bedrijf 1] B.V., AMB 114) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR € 10.000,00 althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen van [bedrijf 2] N.V., DOC-168; AMB 114) en/of
- een geldbedrag van EUR 286.514,00, althans enig(e) geldbedrag(en) (opbrengst ABCD transactie, ontvangen op 17 juli 2012 van [bedrijf 3] ; AMB-082; DOC-316) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR € 175.025,00, althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen aan contante geldstortingen) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 71.630,35, althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen van [bedrijf 4] N.V.; DOC-103 p.2) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 48.790,00, althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen van [bedrijf 5] B.V.; DOC-157) en/of
- een geldbedrag van EUR 8.984,00, althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen van [persoon 10] / [bedrijf 6] B.V.; DOC-368) en/of
- een (contant) geldbedrag van EUR 117.255,00 (AMB-037c) en/of
- een (contant) geldbedrag van EUR 240.000,00 (AMB-034a) en/of
- een (contant) geldbedrag van EUR 3.260,00 (AMB-117) en/of
- een (contant) geldbedrag van EUR 5.528,25 (AMB-072)
althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard, herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of voornoemd(e) voorwerp(en) verworven,
en/of
B. (een) voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van in totaal EUR € 371.100,00, althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen van [bedrijf 1] B.V., AMB 114) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR € 10.000,00 althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen van [bedrijf 2] N.V., DOC-168; AMB 114) en/of
- een geldbedrag van EUR 286.514,00, althans enig(e) geldbedrag(en) (opbrengst ABCD transactie, ontvangen op 17 juli 2012 van [bedrijf 3] ; AMB-082; DOC-316) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR € 175.025,00, althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen aan contante geldstortingen) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 74.630,35, althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen van [bedrijf 4] N.V.; DOC-103 p.2) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 48.790,00, althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen van [bedrijf 5] B.V.; DOC-157) en/of
- een geldbedrag van EUR 8.984,00, althans enig(e) geldbedrag(en) (ontvangen van [persoon 10] / [bedrijf 6] B.V.; DOC-368) en/of
- een (contant) geldbedrag van EUR 117.255,00 (AMB-037c) en/of
- een (contant) geldbedrag van EUR 240.000,00 (AMB-034a) en/of
- een (contant) geldbedrag van EUR 3.260,00 (AMB-117) en/of
- een (contant) geldbedrag van EUR 5.528,25 (AMB-072)
althans enig(e) geldbedrag(en), voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik van gemaakt.
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) (telkens) – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
art. 420ter/420bis lid 1 sub a en b jo art. 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht

2. hij op of omstreeks 10 november 2015 te Delft, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk:

- te bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of
- te vervaardigen,
in elk geval opzettelijk aanwezig te hebben, een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, met dat opzet
- een pand gelegen aan de [adres 1] te Delft heeft ingericht voor de productie van metamfetamine en/of (een)(andere synthetische) drug(s) en/of
- het productieproces van metamfetamine en/of (andere synthetische) drugs heeft opgestart en/of
- (een) hoeveelhe(e)d(en) Pseudoephedrine en/of tolueen en/of jodiumtinctuur en/of isopropylalkohol en/of zoutzuur en/of aceton (bestemd voor de productie van metamfetamine) heeft vervaardigd en/of voorhanden gehad en/of opgeslagen en/of
- (een) materia(a)l(en) en/of voorwerp(en), te weten (onder andere) laboratoriumglaswerk en/of lucifers met rode fosfor/zwavelkopjes voorhanden heeft gehad en/of opgeslagen
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
en/of
hij op of omstreeks 10 november 2015 te Delft in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende) metamfetamine, zijnde (telkens) (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) hoeveelhe(e)d(en) pseudoephedrine en/of tolueen en/of jodiumtinctuur en/of isopropylalkohol en/of zoutzuur en/of aceton (bestemd voor de productie van metamfetamine) heeft vervaardigd en/of voorhanden gehad en/of opgeslagen en/of
- (een) materia(a)l(en) en/of voorwerp(en), te weten (onder andere) laboratoriumglaswerk en/of lucifers met rode fosfor/zwavelkopjes voorhanden heeft gehad en/of opgeslagen
artikel 2 Opiumwet
artikel 47 Wetboek van Strafrecht

3. hij op of omstreeks 10 november 2015 in Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

artikel 2 Opiumwet
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
In zaak B:
hij op of omstreeks 10 november 2015 in Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2.327,9 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak A onder 1 en in zaak B ten laste gelegde bewezen moet worden geacht, maar dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak A onder 2 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde heeft zij, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
De bron van de overboekingen van [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) en [bedrijf 2] N.V. (hierna: [bedrijf 2] ) is nagenoeg geheel terug te voeren op stortingen van contant geld. Het is
algemeen bekend dat contante stortingen die kort na de stortingen vrijwel geheel worden doorgeboekt naar andere rekeningen een veelvoorkomend fenomeen is bij gelden met een criminele herkomst. De geldstromen naar [bedrijf 7] (hierna: [bedrijf 7] ) en [verdachte] zijn verantwoord door onzakelijke leningsovereenkomsten. Dit blijkt uit de omstandigheden dat er onzakelijke voorwaarden in de overeenkomsten zijn opgenomen, de afgesproken voorwaarden niet zijn nagekomen, de geldstromen puur éénrichtingsverkeer zijn, er niet blijkt van enige vorm van zekerheidstelling en er geen zichtbare maatregelen zijn genomen om geld terug te krijgen.
Er is sprake van nepovereenkomsten die dienen om de geldstromen naar [verdachte] van een legale status te voorzien en de herkomst van het geld te verhullen. De geldbedragen zijn afkomstig van [persoon 1] , die volgens eigen zeggen, afgezien van een AOW en een piepklein pensioen, niet over legale inkomsten en vermogen beschikt. Volgens [persoon 1] heeft hij het geld verdiend met een BTW carrouselfraude. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen een sterk vermoeden van witwassen, dus van verdachte mag een verklaring worden verwacht voor de herkomst van het geld die concreet en verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. De verklaringen van verdachte voldoen daar echter niet aan. Het kan dus niet anders zijn dan dat de ontvangsten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] van misdrijf afkomstig zijn. Het heeft er alle schijn van dat [persoon 1] door verdachte als stroman is gebruikt voor het legaliseren van grote contante geldbedragen.
Ook de ontvangsten uit de ABC(D) transactie zijn van misdrijf afkomstig. Er was een koopsomverschil van 300.000 euro tussen de A-B en B-C transacties, waarbij de door [bedrijf 7] betaalde koopsom ver onder de werkelijke waarde was. Bovendien was de rol van verdachte/ [bedrijf 7] uiterst onzakelijk. Verdachte had geen wezenlijke betrokkenheid bij de transactie en hij was ook niet nodig, nu er andere kopers waren voor de vakantievilla’s. De koopovereenkomst A-B is ook geantedateerd. Daarnaast is de notaris bewust voorgelogen. Hieruit blijkt een sterk bewijsvermoeden dat de opbrengst van de ABC transactie een criminele herkomst heeft en dat verdachte daarvan wist. Volgens verdachte was dit gewoon een goede deal, maar waarom hij een kleine 300.000 euro zou verdienen voor het enkel zetten van een handtekening wordt niet concreet en verifieerbaar uitgelegd. De verklaring van verdachte is dus hoogst onwaarschijnlijk.
De contante geldstortingen op privérekeningen van verdachte zijn niet te herleiden tot omzet van [bedrijf 7] of legale inkomsten van verdachte. Volgens verdachte zouden de contante stortingen op Schiphol afkomstig zijn van [persoon 2] , maar [persoon 2] heeft dit tegengesproken. Het dossier biedt ook geen onderbouwing voor de verklaring van verdachte over de contante stortingen.
De verklaring van verdachte ten aanzien van de contante stortingen op Schiphol is dus geheel onjuist en leugenachtig. Ten aanzien van de overige contante stortingen legt verdachte geen concrete verklaring af. Hij zou in 2014 en 2015 veel geld hebben verdiend met pier-activiteiten op Sint Maarten, maar deze verdiensten zijn niet met stukken onderbouwd en op geen enkele wijze te verifiëren. Bovendien heeft verdachte ook verklaard dat hij totaal geen geld meer had. Het valt niet in te zien hoe verdachte aan de ene kant tienduizenden euro’s zou verdienen en aan de andere kant financieel aan de grond zou zitten. Nu er geen aanwijzingen zijn voor een legale herkomst van de contante stortingen en de verklaring van verdachte over dit geld niet concreet en verifieerbaar is, kan het niet anders dan dat dit geld van misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de ontvangsten van [bedrijf 4] N.V. (hierna: [bedrijf 4] ) [bedrijf 5] B.V. (hierna [bedrijf 5] ) en [bedrijf 6] B.V (hierna: [bedrijf 6] ) rechtvaardigen de feiten en omstandigheden een sterk vermoeden van witwassen. In een e-mail aan de belastingdienst d.d. 26 mei 2015 bericht verdachte onder andere dat [bedrijf 7] 72.000 euro in rekening heeft gebracht aan [bedrijf 4] voor de bemiddeling bij de verkoop van grondkavels en villa’s in Suriname. Het zou hier volgens verdachte gaan om advieswerkzaamheden ten aanzien van het onroerend goed project [naam project] in Suriname. Uit het dossier blijkt echter niet van wezenlijke activiteiten binnen het project [naam project] in Suriname, noch van adviezen voor dat project. De oprichter van [bedrijf 4] , [persoon 3] , verklaart ook niets te weten van bedragen die aan verdachte zouden zijn betaald. Er is dus geen enkele aanwijzing dat het ontvangen bedrag een legale herkomst heeft en de verklaring van verdachte is niet concreet en hoogst onwaarschijnlijk. Het kan dus niet anders dan dat het geld van misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van [bedrijf 5] en [bedrijf 6] verklaart [persoon 4] , indirect bestuurder van beide ondernemingen, dat hij niet weet welke werkzaamheden [bedrijf 7] voor [bedrijf 5] of [bedrijf 6] zou hebben uitgevoerd. Verdachte heeft verklaard dat hij werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 5] maar geeft geen enkel detail of onderbouwing ten aanzien van deze werkzaamheden. Nu er geen aantoonbare werkzaamheden zijn verricht en de verklaring van verdachte over de herkomst van deze gelden ook hoogst onwaarschijnlijk is, kan het niet anders dan dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn.
Ook ten aanzien van het tijdens de doorzoeking aangetroffen geldbedrag van
€ 117.255, - en het ten tijde van de aanhouding van verdachte aangetroffen geldbedrag van
€ 5.500, - geldt een sterk vermoeden van witwassen. Dit geldbedrag kan niet verklaard worden uit legale inkomsten van verdachte, nu deze ontbreken. Bovendien zijn er verschillende documenten aangetroffen die doen vermoeden dat verdachte nog altijd actief is in de internationale drugshandel. De verklaring van verdachte over de herkomst van dit geld, dat dit afkomstig zou zijn van pier-activiteiten op Sint Maarten, is niet concreet en hoogst onwaarschijnlijk. Het kan dus niet anders dan dat dit geld afkomstig is van misdrijf.
Ten aanzien van het op de [adres 2] in Delft aangetroffen geldbedrag van
€ 240.000, - geldt het volgende. Verdachte reed op dinsdag 10 november 2015 in een door [persoon 5] gehuurde auto naar de [adres 2] . Op de verblijfplaats van verdachte is een briefje gevonden met een leveringsschema met daarop als dag van levering dinsdag 10 november. Ook is er een briefje aangetroffen met een kasoverzicht dat lijkt te verwijzen naar het geld dat op de verblijfplaats van verdachte en op de [adres 2] is aangetroffen. Hieruit is af te leiden dat deze geldbedragen deel uitmaakten van dezelfde operatie en dat verdachte en [persoon 5] gezamenlijk bezig waren met illegale handel. Dit wordt ook onderbouwd door het aantreffen op de [adres 2] van chemicaliën die geschikt waren voor de productie van synthetische drugs en documenten met betrekking tot verdachte. Op grond van deze feiten en omstandigheden kan worden geconcludeerd dat dit geld afkomstig was van misdrijf en dat er ten aanzien van dat geld sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [persoon 5] .
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde, maar dat het in zaak B ten laste gelegde bewezen kan worden geacht. Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Het is aan het Openbaar Ministerie om te bewijzen dat de ten laste gelegde geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. In het requisitoir worden echter een hoop suggesties naar voren gebracht, zonder dat die worden ondersteund door bewijsmiddelen. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris concreet verklaard over zijn verdiensten op Sint Maarten. Het Openbaar Ministerie heeft niets gedaan om dat verhaal nader te verifiëren dan wel te ontkrachten.
[persoon 1] heeft geld uitgeleend aan verdachte. Verdachte betaalde dit geld ook gewoon terug. Hij had al een deel contant terugbetaald en zou daarnaast [persoon 6] en het geld dat daarin zit, aan [persoon 1] overdragen. De officier van justitie heeft de overtuiging dat [persoon 1] een stroman is, maar dat kan niet worden bewezen. Verdachte wist niet dat [persoon 1] de rekeningen, waarvan het geld naar verdachte werd overgemaakt, heeft gevuld met contant geld. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte had moeten weten dat dat geld van misdrijf afkomstig was, noch dat hij de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Verdachte moet dus worden vrijgesproken van het witwassen van de geldbedragen afkomstig van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .
Er is ook geen sprake van witwassen bij de ABC(D) transactie. Verdachte heeft op het hoogtepunt van de crisis, toen geprobeerd werd een executieverkoop te voorkomen, een goede deal gesloten met de koop en verkoop van de vakantievilla’s. Op dat moment was [persoon 7] er nog niet als potentiële koper. Er is toen een mondelinge overeenkomst gesloten maar [bedrijf 8] kon niet leveren omdat de Belastingdienst het beslag op de villa’s niet wilde opheffen. Op een later moment is de koopovereenkomst alsnog op papier gezet, maar deze is dus niet geantedateerd. Op een gegeven moment is het beslag alsnog opgeheven en zijn de A-B transactie en B-C transactie op dezelfde dag afgerond. Verdachte heeft daar goed aan verdiend. Daar is echter niets onzakelijks aan. Ook de rol van verdachte bij deze transactie was niet onzakelijk. Hij heeft regelmatig contact gehad met [persoon 8] en is bij de hypotheekverstrekker geweest. De enkele omstandigheid dat verdachte niet aanwezig was ten tijde van de overdracht bij de notaris, is helemaal niet verdacht. Dat gebeurt in het zakelijke verkeer vrijwel nooit. Verdachte heeft een risico genomen en is daarvoor beloond.
Ten aanzien van de contante geldbedragen die op bankrekeningen van verdachte zijn gestort, geldt dat verdachte dat geld heeft verdiend met zijn pier-activiteiten op Sint Maarten. Dit geld – Antilliaanse guldens en Amerikaanse dollars – is gewisseld op het Franse deel van Sint Maarten. Er is geen concrete aanwijzing dat dit geld afkomstig is van misdrijf. Verdeeld over vijf jaren is het bovendien niet buitensporig veel geld, zeker gezien het feit dat verdachte ook een kunstverzameling had, waarvan hij delen heeft verkocht.
Het Openbaar Ministerie heeft nooit onderzocht waar het geld van [bedrijf 4] vandaan is gekomen, terwijl verdachte hierover een verklaring heeft afgelegd die vervolgens niet (goed) is geverifieerd.
Ten aanzien van de geldbedragen van [bedrijf 5] en [bedrijf 6] geldt dat verdachte deze geldbedragen niet heeft verdiend, maar zijn zoon [persoon 9] . Er is niet onderzocht of de activiteiten waarvoor dit geld zou zijn overgemaakt, niet hebben plaatsgevonden.
Verdachte ontkent dat de € 240.000, - of € 3.260, - die op de [adres 2] zijn aangetroffen, van hem waren. Hij had geen toegang tot dat pand. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat er sprake was een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [persoon 5] . Verdachte moet dus worden vrijgesproken van het witwassen van die geldbedragen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
Aan verdachte is het witwassen van verschillende geldbedragen, verdeeld over elf gedachtestreepjes, ten laste gelegd. De rechtbank zal deze geldbedragen in samenhangende groepjes bespreken en overweegt het volgende.
Geldbedragen afkomstig van [bedrijf 1] en [bedrijf 2]
Ten aanzien van de geldbedragen, afkomstig van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , geldt dat de herkomst van dit geld lastig vast te stellen is. De officier van justitie heeft het vermoeden geuit dat dit geld van verdachte zelf afkomstig was en dat verdachte [persoon 1] als stroman heeft gebruikt. Dit scenario wordt echter niet door bewijsmiddelen ondersteund. [persoon 1] heeft zelf verklaard dat dit geld van hem was, dat hij dit, al dan niet indirect, op de rekeningen van
[bedrijf 1] en [bedrijf 2] heeft gestort en dat dit geld afkomstig was van een in het verleden door hem gepleegde BTW carrouselfraude. Hoewel ook deze herkomst van het geld niet volledig vast staat, kan op grond van die verklaring van [persoon 1] en de verklaring van [persoon 1] dat hij niet of nagenoeg geen legale inkomsten had, wel worden gesteld dat het niet anders kan dan dat dit geld afkomstig is van enig misdrijf. Dit is niet door de verdediging betwist.
Door de verdediging is wel betwist dat verdachte wist, dan wel de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat het geld van enig misdrijf afkomstig was. Verdachte zou de geldbedragen van [persoon 1] hebben geleend voor verschillende projecten. [persoon 1] heeft deze verklaring bevestigd. Daarnaast wordt de verklaring ondersteund door meerdere overeenkomsten, aldus de verdediging. Deze overeenkomsten zijn echter bijzonder vaag. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte met het van [persoon 1] afkomstige geld daadwerkelijk projecten succesvol heeft afgerond, noch dat [persoon 1] is terugbetaald. Er zouden volgens verdachte wel contante terugbetalingen hebben plaatsgevonden, maar deze worden op geen enkele manier aangetoond. Ondanks het feit dat verdachte geen projecten succesvol heeft afgerond en niet aantoonbaar geld heeft terugbetaald, bleef hij grote sommen geld ontvangen van [persoon 1] . Daarbij ontving hij veel meer geld dan het volgens de contracten afgesproken maximale bedrag van € 200.000, -. Verdachte heeft aangegeven niets over het inkomen van [persoon 1] te weten. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat er een luchtje aan dit geld zat en dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de door hem ontvangen geldbedragen afkomstig waren van enig misdrijf. De rechtbank acht daarom – op grond van de in de
bijlageopgenomen bewijsmiddelen – bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het, samen met [persoon 1] , witwassen van die geldbedragen.
Opbrengst ABCD transactie
Uit het dossier blijkt dat de ten laste gelegde opbrengst van de ABCD transactie afkomstig is van [persoon 7] . Noch uit het dossier, noch uit hetgeen door de officier van justitie naar voren is gebracht, blijkt dat dat geldbedrag van enig misdrijf afkomstig was. Ook kan niet worden bewezen dat de transactie waardoor verdachte dit geld heeft verkregen op zichzelf frauduleus was. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het witwassen van dit geldbedrag.
Contante geldstortingen en contante geldbedragen van € 117.255, - en € 5.528,25
Ten aanzien van de contante geldstortingen op rekeningen waarover verdachte kon beschikken en de contante geldbedragen die bij verdachte en op zijn verblijfadres zijn aangetroffen geldt dat het dossier in beginsel een vermoeden van witwassen rechtvaardigt. Verdachte heeft over deze bedragen nooit aangifte gedaan bij de Belastingdienst en bovendien werden deze geldbedragen niet verklaard door bekende bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 7] of verdachte. Het was daarom aan verdachte om ten aanzien van deze geldbedragen een concrete, verifieerbare en op voorhand niet als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring af te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dit gedaan. Verdachte heeft verklaard dat hij in 2014 en 2015 aanzienlijke contante verdiensten heeft genoten op Sint Maarten. Hij heeft dit weliswaar niet ondersteund met documenten of andere fysieke bewijsmiddelen, maar in zijn verklaring wel aanknopingspunten gegeven voor nader onderzoek, door bijvoorbeeld namen te noemen van bedrijven met wie hij heeft samengewerkt. Bovendien wordt zijn verklaring over activiteiten op Sint Maarten ondersteund door verklaringen van meerdere getuigen. Deze getuigen hebben weliswaar niet verklaard over de hoogte van de opbrengsten van verdachte, maar op grond van die verklaringen is op zijn minst aannemelijk geworden dat verdachte geld heeft verdiend met activiteiten op Sint Maarten. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard per dag ongeveer € 2.500, - winst te hebben gemaakt en deze verklaring ondersteund met een geschatte berekening van zijn inkomsten per dag. Als deze schatting juist zou zijn, zou daarmee ten minste een zeer aanzienlijk deel van de ten laste gelegde geldbedragen verklaard kunnen worden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring niet als hoogst onwaarschijnlijk is aan te merken en dat de verklaring van verdachte bovendien voldoende concreet en verifieerbaar was en dat het Openbaar Ministerie nader onderzoek had kunnen verrichten. Dit is echter niet (voldoende) gebeurd. De rechtbank kan daarom niet uitsluiten dat de ten laste gelegde geldbedragen een legale herkomst hebben, zoals door verdachte is verklaard. Dit betekent dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van die geldbedragen.
Geldbedragen afkomstig van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6]
De hoogte van de geldbedragen afkomstig van [bedrijf 4] N.V., [bedrijf 5] B.V. en [bedrijf 6] B.V. is op zichzelf niet van dien aard dat daaruit een vermoeden van witwassen voortvloeit, daarvoor moeten meer verdachte omstandigheden aanwezig zijn. De rechtbank is van oordeel dat hier onvoldoende onderzoek naar is gedaan. Er is daarom geen sprake van een dermate sterk vermoeden van witwassen dat van verdachte een concrete, verifieerbare en op voorhand niet als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring mocht worden verlangd. Verdachte moet dus ook worden vrijgesproken van het witwassen van deze geldbedragen.
Contante geldbedragen van € 240.000, - en € 3.260, -
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte deze ten laste gelegde geldbedragen heeft witgewassen. Niet is komen vast te staan dat verdachte (zelfstandig) toegang had tot het pand op de [adres 2] te Delft waar deze geldbedragen zijn aangetroffen. Verdachte is, voor zover uit het dossier blijkt, maar één keer kort in dat pand geweest. De enkele omstandigheid dat verdachte in een door [persoon 5] gehuurde auto reed en er op het verblijfadres van verdachte een briefje is gevonden waarop het getal 240.000 stond, is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte die geldbedragen voorhanden had. Ook blijkt daaruit niet dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [persoon 5] ten aanzien van die geldbedragen.
4.3.2.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is, conform de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging, van oordeel dat het in zaak A onder 2 ten laste gelegde niet bewezen kan worden. Verdachte zal daarvan dus vrijgesproken worden.
4.3.3.
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagegebezigde bewijsmiddelen – onder meer inhoudende de bekennende verklaring van verdachte – bewezen dat verdachte op 10 november 2015 2.327,9 gram hasjiesj voorhanden had.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen en de in
rubriek 4.3.vervatte bewijsoverwegingen bewezen
 Het in
zaak Aonder
1ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
in de periode van 1 januari 2009 tot en met 14 januari 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
A. van voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van in totaal EUR € 361.100,00, ontvangen van [bedrijf 1] B.V. en
- een geldbedrag van in totaal EUR € 10.000,00 ontvangen van [bedrijf 2] N.V.
de werkelijke herkomst heeft verborgen,
en
B. voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van in totaal EUR € 361.100,00, ontvangen van [bedrijf 1] B.V. en
- een geldbedrag van in totaal EUR € 10.000,00 ontvangen van [bedrijf 2] N.V.
voorhanden heeft gehad en overgedragen en omgezet en gebruik van gemaakt.
terwijl hij en zijn mededader telkens wisten dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
 Het in
zaak Bten laste gelegde, te weten dat verdachte:
op 10 november 2015 in Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 2.327,9 gram hasjiesj.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1 en in zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3
(drie jaren), met aftrek van voorarrest. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode onafgebroken schuldig gemaakt aan het witwassen van grote geldbedragen. Door het handelen van verdachte is een groot deel van deze gelden uit het criminele circuit getrokken en in het normale economische verkeer terechtgekomen. Hij heeft er onder andere een bedrijf mee opgericht en er boten van gekocht. Hierdoor heeft verdachte niet alleen zichzelf maar ook zijn zoon en dochter betrokken in zijn strafbare handelen.
Witwassen vormt een bedreiging van de maatschappelijke orde en tast de integriteit aan van het financiële en economische verkeer. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Er staan dan ook hoge straffen op. Verdachte heeft een verleden in de internationale drugshandel en is daar drie maal voor veroordeeld. Bij de strafeis is hiermee rekening gehouden. Ook is rekening gehouden met de uitgangspunten die het Openbaar Ministerie heeft geformuleerd voor de strafmaat in witwaszaken.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie buitensporig hoog is en dat aan verdachte geen straf moet worden opgelegd die zijn voorarrest te boven gaat.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft geldbedragen van in totaal € 371.100, - witgewassen. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving. Het kan niet anders dan dat verdachte zich bij dit alles enkel heeft laten drijven door winstbejag, zulks ten koste van de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte ruim twee kilo hasjiesj voorhanden gehad. Het gebruik van verdovende middelen, waaronder hasjiesj, veroorzaakt overlast voor de omgeving en de maatschappij.
Uit een uittreksel van de Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat hij in het verleden al eerder voor drugsdelicten is veroordeeld, maar nog niet eerder is veroordeeld voor witwassen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de oriëntatiepunten fraude van het LOVS. Hieruit volgt dat in beginsel een gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden aan verdachte opgelegd moet worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken en zal, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, een gevangenisstraf van twaalf maanden opleggen.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:

8 1.00 STK Doos

inh. 8 papieren zakken verpakkingsmateriaal;

9 1.00 DS Administratie

inh. 6 ordners met originele documenten 1 ma;

14 Geld Euro Waarde: 117255.00

- F Geld.01.01.001 [adres 3] Amsterdam;

15 Geld Euro Waarde: 2860.00

- I.02.03.002 [adres 1] Delft;

16 Geld Euro Waarde: 400.00

- I.02.03.001 [adres 1] Delft;

17 Geld Euro Waarde 240000.00

- I.04.01.003.001 [adres 1] Delft;

18 Geld Euro Waarde: 5520.00

- L.001.013 [adres 4] Duiven.

Het onder 8 genummerde voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het in zaak B bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Het onder 9 genummerde voorwerp bevat – in ieder geval deels – originele documenten die in het dossier zijn gevoegd. Nu onduidelijk is of dit gehele voorwerp aan verdachte toebehoort, zal het voor de rechthebbende worden bewaard.
De onder 14 en 18 genummerde geldbedragen behoren aan verdachte toe. Nu de rechtbank niet bewezen acht dat deze geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn, dienen ze aan verdachte te worden teruggegeven.
De onder 15 tot en met 17 genummerde geldbedragen behoren niet aan verdachte toe en de rechtbank acht niet bewezen dat verdachte deze geldbedragen heeft witgewassen. Deze geldbedragen zullen daarom worden bewaard voor de rechthebbende.
De officier van justitie heeft daarnaast verbeurdverklaring van twee in beslag genomen parasailing boten en een in beslag genomen geldvordering van verdachte op Del Popolo gevorderd. Nu deze goederen echter niet op de beslaglijst staan, zal de rechtbank hierover geen beslissing nemen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in
zaak Aonder
2ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in
zaak Aonder
1en
zaak Bten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het inzaak Aonder1bewezen geachte:
Witwassen.
Ten aanzien van het inzaak Bbewezen geachte:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
 Verklaart verbeurd:

8 1.00 STK Doos

inh. 8 papieren zakken verpakkingsmateriaal.

 Gelast de teruggave aan verdachte,
[verdachte], van:

14 Geld Euro Waarde: 117255.00

- F Geld.01.01.001 [adres 3] Amsterdam;

18 Geld Euro Waarde: 5520.00

- L.001.013 [adres 4] Duiven.

 Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:

9 1.00 DS Administratie

inh. 6 ordners met originele documenten 1 ma;

15 Geld Euro Waarde: 2860.00

- I.02.03.002 [adres 1] Delft;

16 Geld Euro Waarde: 400.00

- I.02.03.001 [adres 1] Delft;

17 Geld Euro Waarde 240000.00

- I.04.01.003.001 [adres 1] Delft.

Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Spliet, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2017.