ECLI:NL:RBAMS:2017:3901

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
KG ZA 17-435
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van uitgeprocedeerde asielzoekers tot verbod op ontruiming door de Staat

In deze zaak vorderden twee uitgeprocedeerde asielzoekers, eisers, dat de Staat hen tot en met 3 juli 2017 zou verbieden om het pand aan de [straat] ontruimen. De eisers, die deel uitmaken van een groep krakers, stelden dat hun huisrecht op grond van artikel 8 EVRM zwaarder weegt dan de belangen van de Staat bij ontruiming. De voorzieningenrechter diende te toetsen of de proportionaliteitstoets in dit geval doorstaan kon worden. De eisers hadden het pand gekraakt, dat eigendom was van Woningstichting Rochdale en eerder was verhuurd aan Stichting Amsta. De Staat had aangekondigd het pand te willen ontruimen op basis van huisvredebreuk. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de eisers tot een kwetsbare groep behoren en dat er onvoldoende alternatieve opvang beschikbaar was. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de Staat bij ontruiming vóór 3 juli 2017 niet opwoog tegen het huisrecht van de eisers. De vordering van de eisers werd toegewezen, en de Staat werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/627347 / KG ZA 17-435 MvdV/BB
Vonnis in kort geding van 24 mei 2017
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [plaats] ,
eisers bij dagvaarding van 18 april 2017,
advocaat mr. R.K. Uppal te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid & Justitie),
zetelende te ‘s-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. B.B.M. Vroegindewey te ‘s-Gravenhage.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 10 mei 2017 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij hun vordering hebben verminderd zoals hierna onder 3.1 staat weergegeven. Gedaagde, hierna te noemen de Staat, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Tevens heeft [naam 1] , hulpverlener, ter zitting een verklaring voorgedragen over de situatie van eisers (en de overige in het pand aan de [straat] verblijvende personen).
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van eisers: eisers (eiser sub 1 vertegenwoordigd door [eiser sub 2] ) bijgestaan door [naam 2] , tolk in de Engelse taal, met mr. Uppal;
aan de zijde van de Staat: mr. Vroegindewey.

2.De feiten

2.1.
Eisers maken onderdeel uit van een groep uitgeprocedeerde asielzoekers met de naam ‘ [naam 3] ’, die in wisselende samenstelling eerder heeft verbleven in leegstaande panden in Amsterdam.
2.2.
Op 9/10 april 2017 hebben 20 uit Somalië afkomstige mannen van de onder 2.1 vermelde groep, waaronder eisers, het pand aan de [straat] (hierna het pand) gekraakt. Het pand is eigendom van Woningstichting Rochdale en sinds 2004 voor een periode van 20 jaar door Rochdale verhuurd aan Stichting Amsta, een zorginstelling voor tieners en jongvolwassenen met een verstandelijke beperking en een 24-uurs Wet Langdurige Zorg-indicatie. Begin maart 2017 heeft Amsta het pand verlaten. Tussen Rochdale en Amsta is de afspraak gemaakt dat Amsta het pand voor de resterende tijd van de huurovereenkomst zal onderverhuren.
2.3.
Op 10 april 2017 is namens Amsta bij de politie aangifte gedaan van huisvredebreuk.
2.4.
Op 11 april 2017 heeft de officier van justitie op grond van artikel 138 e.v. van het Wetboek van Strafrecht (Sr) de ontruiming van het pand aangekondigd.
2.5.
De Staat heeft als productie 8 een tussen Amsta en Stichting Boomerang Zorg gesloten ‘Overeenkomst inzake onder(ver)huur [straat] ’ in het geding gebracht.
In die overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
‘Boomerang neemt met ingang van het beschikbaar komen het gehuurde van Amsta in onderhuur voor de resterende initiële looptijd tot 1 mei 2024 en stelt zich jegens Amsta garant voor alle uit de huurovereenkomst tussen Amsta en Rochdale voortvloeiende verplichtingen.’

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen na eisvermindering om de Staat (de officier van justitie) tot en met 3 juli 2017 te verbieden op strafrechtelijke gronden tot ontruiming van het pand aan de [straat] over te gaan, waaronder begrepen het verlenen van medewerking aan overhandiging van het pand aan derden dan wel het niet optreden tegen huisvredebreuk jegens eisers gedurende hun afwezigheid, bijvoorbeeld gedurende de tijd dat eisers na aanhouding voor verhoor op het politiebureau verblijven, op straffe van een dwangsom. Ten slotte vorderen eisers om de Staat te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De Staat voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Vooropgesteld wordt dat kraken strafbaar is gesteld in de artikelen 138, 138a en 139 van het Wetboek van Strafrecht. In geval van een verdenking van overtreding van deze wetsartikelen kan in beginsel op de voet van artikel 551a Wetboek van Strafvordering tot ontruiming worden overgegaan (zie Hoge Raad 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9880).
4.2.
Nu eisers hebben erkend dat zij het pand hebben gekraakt, bestaat er op goede gronden een verdenking van overtreding van voornoemde verbodsbepalingen en kan de Staat in beginsel overgaan tot (aanzegging van de) strafrechtelijke ontruiming, temeer nu er blijkens de aangifte van huisvredebreuk bij Amsta bezwaar bestaat tegen het gebruik van het pand door de krakers.
4.3.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, EVRM komt eisers echter een huisrecht toe op grond waarvan zij het voorgenomen besluit tot ontruiming in kort geding ter toetsing kunnen voorleggen.
Het in artikel 8, lid 2 EVRM besloten proportionaliteitsvereiste brengt mee dat de voorzieningenrechter, naast de wederrechtelijkheid, tevens heeft te toetsen of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang aan het belang van de openbare orde/de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker, in de concrete omstandigheden van het geval de proportionaliteitstoets kan doorstaan. De wetgever heeft het als een regulier belang van de Staat beschouwd om aan een strafbare toestand, mede in het belang van de eigenaar van een gekraakt pand, een einde te maken. In het algemeen bestaat het belang van een eigenaar of (onder)huurder erin dat hij naar eigen goeddunken over het pand kan beschikken.
In het kader van de proportionaliteitstoets dient te worden bezien of in het concrete geval tot een andere dan de door de wetgever gemaakte afweging moet worden gekomen.
4.4.
Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is de voorzieningenrechter van oordeel dat voormelde toets ertoe leidt dat het belang van de Staat bij ontruiming vóór 3 juli 2017 dient te wijken voor het huisrecht van eisers. De bewoners dient nog een korte termijn te worden gegund om andere woonruimte te vinden. Daarbij is in aanmerking genomen dat eisers behoren tot een kwetsbare groep uitgeprocedeerde asielzoekers met een uitzichtloos bestaan in Nederland, waarvan aannemelijk is dat die na de ontruiming (wederom) op straat zal komen te staan. De reeds sinds 2011 bij de groep betrokken hulpverlener [naam 1] heeft ter zitting een verklaring afgelegd over wat de jarenlange stress en onzekerheid doet met de veerkracht van de groep en ook in een door eisers in het geding gebrachte verklaring van de bij de groep betrokken organisatie ‘Dokters van de Wereld’ wordt aandacht gevraagd voor de problemen die bij de groep zijn ontstaan als gevolg van het steeds opnieuw moeten zoeken naar onderdak. De Staat heeft weliswaar gesteld dat voor deze groep opvang bestaat in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL), maar eisers hebben dit betwist. Eiser sub 2 heeft in dit verband ter zitting verklaard dat hij vaak bij de VBL is geweest maar steeds is heengezonden vanwege plaatsgebrek. Daarnaast is tussen partijen niet in geschil dat zelfs de juist door de gemeente Amsterdam voor deze kwetsbare groep in het leven geroepen opvang in de vorm van de bed-bad-brood regeling op het moment geen of onvoldoende plekken beschikbaar heeft.
Verder is van belang dat eisers ter zitting de vordering hebben verminderd, erkennen dat zij het pand zullen moeten verlaten en een relatief korte termijn - tot en met 3 juli 2017 - vragen om zich op hun vertrek voor te bereiden, ander onderdak te vinden en niet tijdens de Ramadan op straat te staan. Ter zitting hebben zij bij monde van hun advocaat nogmaals toegezegd dat zij het pand uiterlijk 3 juli 2017 zullen ontruimen en er bestaat geen aanleiding om aan deze toezegging te twijfelen. Dit betekent dat het pand binnen afzienbare tijd beschikbaar zal zijn voor de onderhuurder Boomerang. In dit verband is nog van belang dat de in het geding gebrachte onderhuurovereenkomst geen concrete ingangsdatum heeft maar voorwaardelijk is aangegaan vanaf de dag dat het pand beschikbaar komt. Niet gebleken is dat schade wordt geleden in de relatief korte periode dat het pand nog door eisers wordt bewoond. Ook is niet gebleken dat de bewoning door eisers door de aard en/of wijze van gebruik van het object extra risico’s meebrengt.
Het belang van de Staat bij een ontruiming vóór 3 juli 2017 is al met al in dit geval onvoldoende groot. De vordering is derhalve toewijsbaar.
4.5.
Nu de Staat gerechtelijke uitspraken pleegt na te komen zal geen dwangsom worden opgelegd.
4.6.
De Staat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 80,42
- griffierecht 78,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 974,42

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de Staat (de officier van justitie) tot en met 3 juli 2017 op strafrechtelijke gronden tot ontruiming van het pand aan de [straat] over te gaan, waaronder begrepen het verlenen van medewerking aan overhandiging van het pand aan derden dan wel het niet optreden tegen huisvredebreuk jegens eisers gedurende hun afwezigheid, bijvoorbeeld gedurende de tijd dat eisers na aanhouding voor verhoor op het politiebureau verblijven,
5.2.
veroordeelt de Staat in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 974,42,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB