In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 januari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], een 22-jarige vrouw met een verstandelijke beperking, en Bea Zorg, een zorginstelling. [Eiseres] vorderde toegang tot haar woning en schadevergoeding van Bea Zorg, nadat deze de zorgovereenkomst had opgezegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat Bea Zorg de overeenkomst rechtsgeldig had beëindigd op basis van gewichtige redenen, waaronder het niet naleven van afspraken door [eiseres] en haar agressieve gedrag. De rechter concludeerde dat [eiseres] niet had aangetoond dat Bea Zorg onvoldoende zorg had gedragen voor een alternatieve opvang. De vordering tot nakoming van de zorgovereenkomst werd afgewezen, evenals de vordering tot schadevergoeding, omdat de beëindiging van de overeenkomst rechtmatig was. In reconventie werd [eiseres] veroordeeld tot betaling van onbetaalde eigen bijdragen aan Bea Zorg, omdat zij zich niet had verzet tegen deze vordering. De proceskosten werden aan [eiseres] opgelegd, zowel in conventie als in reconventie.