ECLI:NL:RBAMS:2017:3799

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
EA 17-220 en EA 17-357
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en geldigheid van relatiebeding in de context van integriteitsrisico's bij een trustkantoor

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 31 mei 2017, gaat het om een verzoek van [verzoeker] om het ontslag op staande voet door zijn werkgever, BK Corporate International B.V., te vernietigen. [verzoeker] was in dienst als legal affairsmanager en had zich zonder toestemming als bestuurder ingeschreven bij verschillende vennootschappen, wat leidde tot een ontslag op staande voet. BK stelde dat deze inschrijving een ernstig integriteitsrisico vormde, vooral gezien de aard van hun werkzaamheden in de trustsector.

[verzoeker] had op 8 maart 2017 een verzoekschrift ingediend om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst te vernietigen en te verklaren dat een bepaald artikel in zijn arbeidsovereenkomst, dat hem beperkte in zijn nevenwerkzaamheden, niet geldig was. Hij voerde aan dat er geen dringende reden voor ontslag was en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven. BK verweerde zich door te stellen dat [verzoeker] herhaaldelijk was gewaarschuwd voor de risico's van zijn handelen en dat zijn inschrijving als bestuurder in strijd was met de interne compliance regels.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat [verzoeker] niet had voldaan aan de instructies van BK en daarmee een dringende reden voor ontslag had gecreëerd. Tevens werd geoordeeld dat het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst niet geldig was, omdat de werkgever niet had aangetoond dat het beding noodzakelijk was vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht – team kanton
zaaknummer: EA 17-220 en EA 17-357
beschikking van: 31 mei 2017

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e EA 17-220

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
verzoeker, nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. L.B. de Graaf
t e g e n

de besloten vennootschap BK Corporate International B.V.

gevestigd te Amsterdam
verweerster, nader te noemen: BK
gemachtigde: mr. B. Vleer
en
I n z a k e EA 17-357

de besloten vennootschap BK Corporate International B.V.

gevestigd te Amsterdam
verzoekster, nader te noemen: BK
gemachtigde: mr. B. Vleer
t e g e n

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
verweerder, nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. L.B. de Graaf

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft op 8 maart 2017 een verzoekschrift ingediend, primair om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en te verklaren voor recht dat het in de arbeidsovereenkomst opgenomen artikel 10 niet geldig is. Subsidiair – voor het geval hij de primaire verzoeken intrekt – heeft [verzoeker] verzocht ten laste van BK een billijke vergoeding toe te kennen, BK te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, het resterende vakantiesaldo uit te keren en te verklaren voor recht dat het in de arbeidsovereenkomst opgenomen artikel 10 niet geldig is. BK heeft een verweerschrift ingediend.
BK heeft op haar beurt op 25 april 2017 een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. [verzoeker] heeft een verweerschrift ingediend.
Op 11 mei 2017 is de mondelinge behandeling in beide zaken gelijktijdig gehouden. Namens BK zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , vergezeld door de gemachtigde. [verzoeker] is verschenen met zijn gemachtigde. Partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord en hun standpunt nader toegelicht aan de hand van een pleitnota. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de zitting. Voorafgaand aan de zitting heeft BK nog stukken ingediend.
In beide zaken is beschikking bepaald op heden.

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
BK is een internationale, financiële, administratieve en zakelijke dienstverlener met kantoren in Nederland, Curaçao en Luxemburg. Het trustkantoor van BK in Nederland beheert voor haar internationale clientèle verschillende in Nederland gevestigde vennootschappen vanuit een kantoor in Amsterdam.
1.2.
Trustkantoren aan wie door toezichthouder DNB een vergunning is verleend, worden op grond van artikel 7 Wet toezicht trustkantoren (Wtt) opgenomen in een register. Op grond van de Wtt en daarop gebaseerde wet- en regelgeving dient een trustkantoor aan bepaalde verplichtingen te voldoen. Bij overtreding daarvan kan de toezichthouder, DNB, sancties opleggen, zoals een bestuurlijke boete, het openbaar maken van de overtreding of de verleende vergunning intrekken.
1.3.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1988, is op 1 september 2015 in dienst getreden bij BK. De laatste functie die de werknemer vervulde, is die van legal affairs
manager, met een salaris van € 4.630,- bruto per maand exclusief emolumenten. Het betrof een tweede arbeidsovereenkomst tussen partijen, die is aangegaan voor elf maanden, tot 1 augustus 2017.
1.4.
In artikel 10 van de arbeidsovereenkomst is bepaald:
Article 10 - Non-solicitation clause
During a term of 12 months, without the Employer’s written consent, the Employee shall not contact or do business with clients and/or relations of the Employer or its affiliated companies, including former clients and/or relations that have issued one or more assignments or placed one or more orders with the Employer or its affiliated companies in the preceding year, or do business in any form with, or work for such clients and/or relations, or promote the cessation of business with the Employer or its affiliated companies by these clients and/or relations, on pain of a penalty, payable to the Employer immediately and in full, of €10,000 per incident, plus €1,000 for each day on which the infringement persists. The penalty is payable without prejudice to the Employer’s other statutory rights and rights pursuant to the employment contract, In any event including the Employer’s right to claim compensation for damages.
1.5.
BK hanteert voor haar medewerkers een Compliance Procedure Manual, waarin is beschreven hoe BK en haar werknemers dienen te handelen bij het verlenen van trustdiensten. Hierin is opgenomen het belangrijke ‘zes-ogenprincipe’; een werknemer van BK mag geen cliëntrelaties aangaan zonder dat tenminste drie werknemers, de Accountmanager, een Compliance Officer en één van de bestuurders van BK, het aangaan van de betreffende zakelijke relatie hebben goedgekeurd. Voor dit acceptatieproces gebruikt BK het Client Acceptatie Formulier. Verder zijn er trainingen, cursussen en opleidingen voor de trust officers van BK om te zorgen dat zij ‘compliant’ werken. Verder bestaat er voor trust officers een wettelijke verplichting tot permanente scholing. [verzoeker] heeft dergelijke (permanente) educatie gevolgd en met succes afgerond.
1.6.
In de individuele arbeidsovereenkomsten van BK en in het personeelshandboek is expliciet een verbod op nevenwerkzaamheden opgenomen.
1.7.
[verzoeker] is in twee beoordelingsgesprekken over het algemeen goed beoordeeld.
1.8.
Op 11 november 2016 heeft [naam 1] , managing director van BK, op kantoor gesproken met de heer [naam 3] . [naam 3] is een Argentijnse belastingadviseur, die optrad namens zijn klant MRT Consulting SA (Panama) (verder: MRT). BK verrichtte diensten voor MRT en sinds 2015 gebruikte MRT de vennootschap LMP Bomore B.V, een entiteit binnen de BK-groep die wordt ingezet voor transacties van klanten in de voetbal- en autoracebranche. [naam 3] verricht (onder meer) voor vijf Nederlandse vennootschappen advieswerkzaamheden en trad namens die vijf vennootschappen vertegenwoordigingsbevoegd op jegens andere dienstverleners zoals notaris- en trustkantoren. De vijf vennootschappen werden tot 1 januari 2017 beheerd door het Nederlandse trustkantoor Private Equity Services (verder: PES). Eerder, in 2015, heeft BK het verzoek van [naam 3] het beheer over te nemen geweigerd, omdat BK niet langer actief wilde zijn in de voetbalbranche.
1.9.
Op een gegeven moment is [verzoeker] ook bij het gesprek betrokken en is hij voorgesteld aan [naam 3] .
1.10.
[verzoeker] heeft vakantieverlof gevraagd en gekregen voor de periode van 21 november 2016 tot 31 december 2017. [verzoeker] was in die periode onder andere in Argentinië. Het verblijf was officieel een vakantie, maar [verzoeker] heeft ook zakelijke activiteiten verricht en (potentiële) klanten bezocht. [verzoeker] zou op 3 januari 2017 weer op kantoor zijn.
1.11.
Tijdens zijn verblijf in Argentinië heeft [naam 3] [verzoeker] eind december 2016 gevraagd bestuurder te worden van de onder 1.8 genoemde vennootschappen. [verzoeker] heeft hiermee ingestemd.
1.12.
Op 28 december 2016 heeft [verzoeker] vanuit Argentinië het papierwerk voor de inschrijving bij de Kamer van Koophandel in orde gemaakt.
1.13.
[verzoeker] heeft eind december 2016 op zijn LinkedIn profiel zijn functie gewijzigd in ‘Advisory Board Member PanAtlantic EquityInvestments’, waardoor op zijn LinkedIn profiel vermeld wordt ‘Previously worked by BK Group’.
1.14.
BK is er op 2 januari 2017 achter gekomen dat [verzoeker] zich als bestuurder van de vijf vennootschappen had ingeschreven.
1.15.
Bij e-mail van 3 januari 2017 heeft [verzoeker] geschreven aan [naam 4] en [naam 1] dat hij zijn verblijf moest verlengen tot de vrijdag daarop in verband met twee meetings met potentiële klanten. Hij zou 9 januari 2017 weer op kantoor zijn.
1.16.
BK heeft dezelfde dag met [verzoeker] gebeld, die bevestigde dat hij zich als bestuurder had ingeschreven. [verzoeker] heeft toegelicht – kort gezegd – dat het om een vriendendienst voor [naam 3] ging, waarop BK heeft uitgelegd dat de inschrijving een integriteitsrisico kon opleveren voor BK, omdat het de aandacht van DNB of de media zou kunnen trekken.
1.17.
Bij e-mail van 4 januari 2017 heeft BK [verzoeker] geschorst, omdat hij langer vakantie had genomen dan was toegestaan, omdat hij zich als bestuurder van de vennootschappen had ingeschreven en omdat hij op zijn LinkedIn profiel had vermeld dat hij was benoemd tot Advisory board member with PanAtlantic Equity Investments. BK heeft [verzoeker] verzocht onmiddellijk met deze werkzaamheden en zaken te stoppen en hem uitgenodigd voor een gesprek op
9 januari 2017 om 9.00 uur.
1.18.
Tijdens dat gesprek is [verzoeker] om uitleg gevraagd over de inschrijving als bestuurder van de vennootschappen. [verzoeker] heeft opnieuw toegelicht dat het om een vriendendienst ging, om een wederdienst, dat het tijdelijk was en dat hij er geen vergoeding of beloning voor ontving. BK heeft opnieuw meegedeeld dat het niettemin een integriteitsrisico was voor BK en dat het reputatieschade kon opleveren voor BK. [verzoeker] heeft BK hierop gevraagd dit meer specifiek te maken.
1.19.
BK heeft [verzoeker] aan het eind van het gesprek op staande voet ontslagen en dat bij brief van dezelfde dag bevestigd. In de brief is opgenomen:
On 3 January 2017 afternoon [naam 1] [ Kamp ] had finally made contact met you. [naam 1] confronts you with the following statements and infringements:- Your appointment as a director of companies currently with another Trust Office (..). You do not have permission of your employer. On 11 November 2016 with the visit of [naam 3] (..) you were informed by [naam 1] that BK (..) does not deliver services to the five companies because of integrity risk and that BK (..) give no permission to appoint you as a director or otherwise have BK Group involved with those ‘football companies’.- Your appointment with another firm as Advisory Board Member without permission or consultation employer.- Your unauthorized absence while you were expected and obliged to work.You could not give any explanation. After this conversation we suspend you by letter of 4 January 2017. We asked you to immediately stop your secondary employment and/or conducting business on your own account. (..)
Meeting
You told us that it is a personal favour to be appointed as a director of the five companies and that the appointment will be for a short time until another Trust Office is ready to accept the appointment. We are shocked of your explanation and your attitude towards your acts. You have been told by us that we hold you fully responsible for these misconducts and infringements and we take this very serious. You stubbornly refuse to comply with commands. You have neglected duties on a serious way.(..)
We requested you last week to stop this work and/or business immediately. You decided to go forward with the appointments as we are informed by a Trust Office as well as by you.(..)
The facts and circumstances, both separately and in relation to each other, be seen, delivering an urgent reason for dismissal as referred to in article 7:678 BW. (..)
1.20.
[verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen het ontslag op staande voet. [verzoeker] stond ten tijde van de zitting nog steeds ingeschreven als bestuurder van de vijf vennootschappen.

Verzoek van [verzoeker] (EA 17-220)

2. [verzoeker] verzoekt primair:
- het ontslag op staande voet te vernietigen;
- BK te veroordelen tot doorbetaling van loon;
- te verklaren voor recht dat artikel 10 van de arbeidsovereenkomst van 28 augustus 2015 niet geldig is ex artikel 7: 653 lid 1 jo. lid 2 BW;
en subsidiair, voor het geval hij de primaire verzoeken intrekt:
- BK te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ter hoogte van € 50.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- BK te veroordelen tot betaling van een vergoeding ex artikel 7: 641 lid 1 BW, vermeerderd met de wettelijke rente en onder verstrekking van een deugdelijke specificatie;
- BK te veroordelen tot betaling van het resterende vakantiesaldo, vermeerderd met de wettelijke rente en onder verstrekking van een deugdelijke specificatie;
- te verklaren voor recht dat artikel 10 van de arbeidsovereenkomst van 28 augustus 2015 niet geldig is ex artikel 7: 653 lid 1 jo. lid 2 BW althans te verklaren voor recht dat BK jegens [verzoeker] ernstig verwijtbaar gehandeld heeft en dientengevolge geen rechten kan ontlenen aan het artikel.
3. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en dat het ontslag niet onverwijld is gegeven. Er is volgens [verzoeker] geen sprake van een situatie waardoor van BK niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [verzoeker] was niet ongeoorloofd afwezig en heeft niet in strijd gehandeld met het nevenwerkzaamheden-beding. De inschrijving als bestuurder was geen zakelijke activiteit en [verzoeker] heeft daarvoor geen enkele beloning of bezoldiging ontvangen. De profielwijziging van zijn Linkedln profiel kan niet als laakbaar gedrag worden aangemerkt, laat staan een dringende reden opleveren. BK is niet benadeeld door de omstandigheden die worden weergegeven in de ontslagbrief, voor zover die al juist zijn. Voor zover BK zou menen dat sprake is van laakbaar gedrag, heeft zij dit vooraf nooit aan [verzoeker] meegedeeld en was voor hem niet kenbaar dat de verweten gedragingen niet mochten. Het gebrek aan fundering voor een ontslag op staande voet zal dan ook de reden zijn dat BK op
16 januari 2017 een beëindigingsovereenkomst aan [verzoeker] heeft overgelegd. [verzoeker] heeft dit afgewezen, omdat hij het ontslag helemaal van tafel wil. Verder stelt [verzoeker] dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven, omdat BK in ieder geval op 3 januari 2017 al bekend was met alle relevante feiten en omstandigheden. BK had kunnen volstaan met een schriftelijke waarschuwing of een lichtere sanctie dan ontslag op staande voet. [verzoeker] vraagt tot slot om bij de beoordeling van de dringende reden rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden.
4. Ten aanzien van het relatiebeding stelt [verzoeker] dat enige motivering waaruit de noodzakelijkheid vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen ontbreekt, zodat het beding ongeldig is op grond van artikel 7: 653 lid 2 BW. Indien het subsidiaire verzoek wordt toegewezen is gegeven dat BK jegens [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, terwijl in artikel 7:653 lid 4 BW is bepaald dat een werkgever geen rechten aan een dergelijk beding kan ontlenen wanneer de arbeidsovereenkomst is geëindigd wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
5. BK verweert zich tegen het verzoek en voert aan – samengevat – dat [verzoeker] door zich te laten benoemen als bestuurder van de vijf vennootschappen een enorm integriteitsrisico heeft gecreëerd, met alle potentiele gevolgen van dien. [verzoeker] had een cliëntacceptatieproces moeten doorlopen met risicoanalyse, waarbij het zes-ogen principe geldt. Dat is niet gebeurd en is bijzonder kwalijk, niet in het minste omdat de vennootschappen mede actief waren in de voetbalbranche, een branche met een verhoogd integriteitsrisico. BK wilde haar activiteiten in deze branche juist afbouwen. [verzoeker] is meermaals impliciet – door cursussen, trainingen en opleidingen, de compliance procedure manual en het zes-ogen principe – gewaarschuwd zich niet te laten benoemen als bestuurder van de vennootschappen, en vervolgens ook expliciet, te weten tijdens het gesprek op 11 november 2016, in het telefoongesprek van 3 januari 2017 en bij e-mail van 4 januari 2017. [verzoeker] heeft zich tegen alle waarschuwingen en instructies in laten benoemen als bestuurder van juist deze vennootschappen en heeft de inschrijving ook niet ongedaan gemaakt, ondanks dringend verzoek daartoe van BK.
6. Verder heeft [verzoeker] in strijd gehandeld met de gemaakte afspraken over zijn vakantie en het beleid binnen BK. [verzoeker] is ongeoorloofd afwezig geweest en dat is ernstig verwijtbaar. Tot slot heeft [verzoeker] door het aanpassen van zijn functie op zijn LinkedIn profiel de indruk gewekt dat hij zich zonder overleg en zonder toestemming heeft laten benoemen bij de onderneming PanAtlantic Equity Investments als Advisory board member. Naast overtreding van de arbeidsovereenkomst, levert (ook) dat een risico voor BK op. BK handhaaft derhalve haar ontslagbrief en de daarin genoemde gronden die zowel ieder voor zich, maar zeker in onderlinge samenhang bezien, het ontslag op staande voet rechtvaardigen. Het ontslag op staande voet is voorts onverwijld gegeven, nu BK in de fase na 3 januari 2017 onderzoek mocht doen, inlichtingen en juridisch advies mocht inwinnen en bewijs moest verzamelen. Bovendien kon [verzoeker] eerst op 9 januari 2017 gehoord worden.

Voorwaardelijk verzoek van BK (EA 17-357)

7. BK verzoekt – samengevat – de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] voorwaardelijk te ontbinden ex artikel 7:669 lid 1 en 3 sub e althans sub g althans sub h BW, namelijk uitsluitend voor het geval komt vast te staan dat nog een arbeidsovereenkomst tussen partijen geldt en aldus het ontslag op staande voet wordt vernietigd, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding.
8. [verzoeker] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hieronder voor zover van belang nader worden ingegaan.

Beoordeling verzoek [verzoeker] (EA 17-220)

Ontslag op staande voet

9. Het is gegeven, en ook niet weersproken, dat integriteit voor een werkgever als BK van het grootste belang is. Een en ander volgt ook uit de Wtt en het feit dat DNB toezicht houdt op trustkantoren. Trustkantoren kunnen alleen voortbestaan wanneer zij – en haar werknemers – aan diverse verplichtingen voldoen en van onbesproken gedrag zijn. BK heeft daarvoor regels opgesteld en [verzoeker] heeft niet weersproken dat hij deze regels, onder meer vervat in de Compliance Procedure Manual, kende en de betreffende scholing en opleidingen die daarop zagen heeft gevolgd.
10. Volgens BK is [verzoeker] reeds op 11 november 2016 tijdens het gesprek met [naam 3] , expliciet duidelijk gemaakt dat BK geen diensten wilde verlenen aan de vijf vennootschappen waarvoor [naam 3] optrad. BK was bang voor integriteitrisico’s en zij wilde daarom niet langer actief zijn in de voetbalbranche. [verzoeker] is volgens BK eveneens duidelijk gemaakt dat het werken op persoonlijke titel onwenselijk was.
11. Hoewel [verzoeker] ter zitting de lezing van BK ten aanzien van het gesprek op
11 november 2016 heeft ontkend, is hem in ieder geval op 3 januari 2017, in een gesprek van 31 minuten, onomstotelijk te kennen gegeven dat BK niet wilde dat [verzoeker] zich als bestuurder van de vennootschappen van [naam 3] zou inschrijven. In plaats van hieraan gevolg te geven heeft [verzoeker] (slechts) toegelicht waarom hij op het verzoek van [naam 3] was ingegaan en voorts heeft hij BK om nadere uitleg gevraagd van de risico’s die zij zag.
12. Vervolgens is [verzoeker] bij e-mail van 4 januari 2017 geschorst, onder meer vanwege de inschrijving als bestuurder. BK heeft [verzoeker] zonder omwegen gevraagd daarmee direct te stoppen. Ook deze waarschuwing heeft [verzoeker] in de wind geslagen. Hij heeft weliswaar op de e-mail gereageerd, maar het dienstbevel van BK, dat gelet op eventuele integriteitsrisico’s een logisch en redelijk bevel was, heeft [verzoeker] opnieuw niet opgevolgd.
13. Ook in het daarop volgende gesprek van 9 januari 2017 is [verzoeker] niet van gedachten veranderd. Hij bleef volhouden dat er geen risico’s verbonden waren aan zijn inschrijving als bestuurder, terwijl BK hem opnieuw en uitdrukkelijk heeft verzocht de inschrijving als bestuurder ongedaan te maken.
14. Het niet opvolgen van het bevel van BK om zich uit te schrijven als bestuurder van de vennootschappen die [naam 3] bijstond, vormt op zichzelf reeds een dringende reden om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] onverwijld op te zeggen. BK heeft daarbij ten aanzien van de subjectiviteit van de dringende reden voldoende toegelicht dat het feitencomplex in de situatie van [naam 5] , een andere werknemer die zich in 2013 had ingeschreven als bestuurder, anders was en deze werknemer zich ervan bewust was dat zijn handelswijze niet correct was, in tegenstelling tot [verzoeker] . Evenmin komt de dringendheid te vervallen vanwege het feit dat [verzoeker] geen vergoeding of beloning kreeg voor de inschrijving of zijn er persoonlijke omstandigheden aangevoerd als gevolg waarvan de opzegging niet in stand kan blijven.
15. Dat voldoende onverwijld is opgezegd is eveneens voldoende komen vast te staan. [verzoeker] is direct nadat hij de gelegenheid had zijn verhaal te doen op 9 januari 2017 ontslag op staande voet aangezegd. De periode tussen 2 januari 2017, het moment waarop BK kennis nam van de inschrijving door [verzoeker] , en het moment dat hij ontslag kreeg aangezegd op 9 januari 2017 is, mede gezien het feit dat BK [verzoeker] wilde horen, niet dusdanig dat gezegd moet worden dat niet onverwijld is opgezegd.
16. Nu het niet opvolgen van het bevel bovendien gebeurde onder de omstandigheden dat [verzoeker] niet tijdig terugkeerde van vakantie en op zijn LinkedIn pagina was vermeld dat BK zijn voormalig werkgever was, is het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven, zodat vernietiging niet aan de orde is. Als gevolg daarvan wordt ook de loonvordering afgewezen.

Relatiebeding

17. In artikel 7: 653 BW is bepaald dat een beding tussen de werkgever en de werknemer, waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, slechts geldig is indien de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en de werkgever dit beding schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer. In afwijking daarvan kan een beding als bedoeld in lid 1 worden opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, indien uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.
17. In onderhavig geval is sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, zodat de werkgever (in het beding) schriftelijk moet motiveren dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Uit de tekst van artikel 10 van de arbeidsovereenkomst (zie hiervoor 1.4) volgt een dergelijke schriftelijke motivering niet. Dat betekent dat het (relatie)beding van artikel 10 uit de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] niet geldig is. De verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.
17. De subsidiaire vorderingen heeft [verzoeker] ingesteld onder de voorwaarde dat hij de primaire vorderingen intrekt. Dit heeft hij niet gedaan, zodat de voorwaarde waaronder de subsidiaire vorderingen zijn ingesteld zich niet heeft voorgedaan. Gevolg hiervan is dat moet worden geconcludeerd dat de subsidiaire vorderingen niet zijn ingesteld, zodat hierop ook niet zal worden beslist.

Proceskosten

20. Gelet op de uitkomst van de zaak, is het redelijk dat partijen ieder hun eigenproceskosten dragen.

Beoordeling voorwaardelijk verzoek BK (EA 17-357)

21. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gedaan onder de voorwaarde dat komt vast te staan dat nog een arbeidsovereenkomst bestaat tussen partijen en aldus het ontslag op staande voet is vernietigd.
21. Als hiervoor overwogen is het verzoek om vernietiging van de opzegging afgewezen. Het ontslag op staande voet is derhalve in stand is gebleven. De voorwaarde van onderhavig verzoek dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat is dan ook niet vervuld. Gevolg hiervan is dat moet worden geconcludeerd dat dit verzoek niet is ingesteld, zodat hierop ook niet zal worden beslist.
21. Gelet op de samenhang met de andere procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:

ten aanzien van het verzoek van [verzoeker] (EA 17-220) :

wijst de verzoeken onder I en II af;
verklaart voor recht dat artikel 10 van de arbeidsovereenkomst d.d. 28 augustus 2015 niet geldig is ex artikel 7: 653 lid 1 jo. lid 2 BW;
compenseert de proceskosten in die zin dat elk van de partijen de eigen kosten draagt;

ten aanzien van het verzoek van BK (EA 17-357):

compenseert de proceskosten in die zin dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter