ECLI:NL:RBAMS:2017:3789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
13/702050-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens winkeldiefstallen en geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 mei 2017 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstallen. De verdachte heeft in verschillende gevallen goederen weggenomen uit de supermarkt Albert Heijn, waarbij hij in twee gevallen geweld heeft gebruikt tegen winkelpersoneel in een poging te ontsnappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1971, een strafblad heeft met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van een flesje bier, een fles champagne en een pot Nescafé, waarbij in sommige gevallen geweld en bedreiging met geweld aan de orde waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafoplegging. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/702050-16 en 13/036725-16 (TUL)
Datum uitspraak: 31 mei 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [GBA-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.E. Woudman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, een flesje bier (merk Grolsch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, vestiging [vestiging] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 8 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een fles champagne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte aan de kleding van die [persoon 1] heeft gerukt en/of getrokken, en/of nadat die [persoon 1] hem, verdachte, had vastgepakt die [persoon 1] heeft vastgepakt en/of getrokken en/of geduwd teneinde los te komen uit de greep van die [persoon 1] en/of tegen die [persoon 1] heeft gezegd: "volgende keer als ik je zien, trap ik je kankerdood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 30 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pot nescafe gold, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [persoon 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, nadat die [persoon 2] hem, verdachte, had vastgepakt die [persoon 2] heeft vastgepakt en/of heeft getrokken en/of geduwd teneinde los te komen uit de greep van die [persoon 2] ;
4.
hij op of omstreeks 15 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan woonstichting de Key , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 04 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere blikje(s) bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 6 juni 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een flesje bier, merk Grolsch, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, vestiging [vestiging] ;
ten aanzien van feit 2:
op 8 mei 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles champagne, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte aan de kleding van die [persoon 1] heeft getrokken, en tegen die [persoon 1] heeft gezegd: "volgende keer als ik je zien, trap ik je kankerdood";
ten aanzien van feit 3:
op 30 september 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pot Nescafé gold, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [persoon 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, nadat die [persoon 2] hem, verdachte, had vastgepakt die [persoon 2] heeft vastgepakt en/of heeft getrokken en/of geduwd teneinde los te komen uit de greep van die [persoon 2] ;
ten aanzien van feit 4:
op 15 september 2016 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan woonstichting de Key , heeft vernield;
ten aanzien van feit 5:
op 4 april 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen blikjes bier, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Nadere overweging
De door de raadsvrouw gevoerde verweren worden, met uitzondering van het verweer dat betrekking heeft op feit 1, weerlegd door de bewijsmiddelen, zodat deze verweren geen verdere bespreking meer behoeven.
Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de diefstal omdat het opzet hierop niet kan worden bewezen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij was vergeten het flesje bier af te rekenen. De rechtbank acht die verklaring volstrekt ongeloofwaardig. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in de supermarkt eerst een tas heeft gekocht. Vervolgens is hij met die tas de supermarkt in gegaan en heeft hij een flesje bier in die tas gestopt. Verdachte heeft hiermee als heer en meester over het goed beschikt en het flesje bier aan het zicht en de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Daarmee is de diefstal reeds voltooid. Dat verdachte het voornemen had om het flesje bier af te rekenen, blijkt nergens uit en de rechtbank acht dat niet geloofwaardig. Verdachte moet het gewicht van het flesje bier in de, voor het overige, lege plastic tas hebben opgemerkt. Verdachte is in het verleden meermalen veroordeeld wegens winkeldiefstal, en had er –gezien zijn stelling dat hij het flesje bier had vergeten- verstandig aan gedaan om een winkelmandje of winkelwagentje te gebruiken. Bovendien heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat hij precies genoeg geld bij zich had voor het blikje bier dat hij wel bij de kassa heeft afgerekend. Verdachte had dus onvoldoende geld bij zich om ook het flesje bier af te rekenen.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 t/m 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest. De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf dient te worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft verzocht om vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en om de voorwaardelijk opgelegde straf om te zetten in een taakstraf.
De rechtbank overweegt als volgt.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van winkeldiefstallen. Hierdoor heeft hij de winkeliers schade en overlast toegebracht. In twee gevallen heeft verdachte ook geweld gebruikt, in een poging de supermarkt te ontvluchten, waarbij het winkelpersoneel licht letsel heeft opgelopen. Daarnaast brengen feiten als de onderhavige, gezien het openlijke karakter daarvan, gevoelens van onrust en onveiligheid en ergernis in de samenleving teweeg.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit van een woning en daarmee schade toegebracht aan woonstichting De Key .
Uit het strafblad van verdachte van 24 april 2017 blijkt bovendien dat hij eerder veelvuldig is veroordeeld voor het begaan van soortgelijke feiten en nog in een proeftijd loopt. De rechtbank acht het opleggen van een gevangenisstraf daarom passend en geboden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsrapporten van 13 mei 2016, 7 juni 2016, 20 september 2016, 2 oktober 2016, 29 december 2016 en 6 april 2017. In de periode 2010-2011 is verdachte veelvuldig voor winkeldiefstallen veroordeeld, daarna is het tot 2016 rustig geworden. De reclassering ziet problemen omtrent huisvesting, financiën en alcoholgebruik als voornaamste redenen voor het opnieuw oplaaien van recidive. Als het niet goed gaat met verdachte wordt de kans op recidive als hoog/gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert in het rapport van 29 december 2016 een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij reclassering Inforsa;
- een ambulante behandelverplichting voor zijn verslavingsproblematiek waarbij een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kan plaatsvinden;
- verblijven in een instelling voor begeleid wonen en
- andere voorwaarden het gedrag van verdachte betreffende, te weten dagbesteding bij Roads of soortgelijke instelling, meewerken aan het realiseren van schuldhulpverlening en indien noodzakelijk aan inkomensbeheer en/of bewindvoering.
De rechtbank neemt dit advies over en zal met uitzondering van de klinische opname deze bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen straf verbinden. De rechtbank ziet op grond van de reclasseringsrapporten geen noodzaak om verdachte te onderwerpen aan een klinische opname.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 7 juni 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/036725-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 26 april 2016 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift, waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1 en 5:
diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
ten aanzien van feit 3:
diefstal gevolgd van geweld tegen personen met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een
gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
- zich meldt bij Reclassering Inforsa op het adres [adres Inforsa] en zich daar blijft melden zo frequent en zo lang de reclassering dit wenselijk acht;
- zich laat behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en delictgedrag bij de Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa, of een soortgelijke behandelingsinstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- wordt verplicht om te verblijven bij [naam instelling begeleid wonen] of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit wenselijk acht;
- dient deel te nemen aan een dagbesteding bij Roads (onderdeel van Arkin) of soortgelijke instelling waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze interventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven. Tevens is hij verplicht mee te werken aan arbeidstoeleidings- of scholingstrajecten indien deze door de Gemeente Amsterdam worden opgelegd. Veroordeelde dient ook mee te werken aan het realiseren van schuldhulpverlening en indien wenselijk aan inkomensbeheer en/of bewindvoering.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de bij genoemd vonnis van 26 april 2016 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een
gevangenisstraf van 1 (één) week.
Heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Wieland, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Janse van Mantgem, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 mei 2017.