ECLI:NL:RBAMS:2017:3758

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7081
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en kostenverhaal bij wegslepen voertuig in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. De zaak betreft de toepassing van bestuursdwang door het wegslepen van het voertuig van eiseres op 13 juli 2016, omdat het voertuig geparkeerd stond in strijd met het verkeersbord E1 (parkeerverbod). Eiseres had haar auto geparkeerd op de [gracht] ter hoogte van [huisnummer] en was van mening dat zij dit rechtmatig deed, omdat zij op een wachtlijst stond voor een parkeervergunning en een overloopvergunning had. Na het wegslepen heeft eiseres de kosten van bestuursdwang en bewaarkosten betaald, maar heeft zij bezwaar aangetekend tegen het besluit van verweerder dat haar bezwaar ongegrond verklaarde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij eiseres twijfel is ontstaan over de geldende parkeersituatie, mede door de onduidelijke markering van de parkeervakken en de plaatsing van een nieuw verkeersbord na haar verzoek om informatie. De rechtbank oordeelt dat de kosten van bestuursdwang niet geheel voor rekening van eiseres dienen te komen, omdat zij redelijkerwijs niet kon weten dat zij niet op de bewuste plek mocht parkeren. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat eiseres slechts de helft van de kosten van bestuursdwang en bewaarkosten hoeft te voldoen. Tevens wordt bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht door verweerder aan haar moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/7081

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2017 in de zaak tussen

[de vrouw] , te Amsterdam, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiseres met [kenteken] weg te slepen en in bewaring te stellen.
Bij besluit van 5 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres – conform het advies van de bezwaarschriftencommissie Wegslepen – ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2017. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar partner [de man] . Verweerder is – met bericht van verhindering – niet verschenen.

Overwegingen

1. In het primaire besluit wordt vermeld dat de auto van eiseres op 13 juli 2016 om 10.24 uur op de [gracht] ter hoogte van [huisnummer] te Amsterdam is weggesleept, omdat de auto was geparkeerd in strijd met het bord E1 (parkeerverbod). Eiseres heeft haar auto op 15 juli 2016 opgehaald en de kosten van bestuursdwang ten bedrage van € 373,00 en de bewaarkosten ten bedrage van € 60,- voldaan.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Bezwaarschriftencommissie Wegslepen van 4 oktober 2016, overwogen dat het wegslepen van de auto noodzakelijk was in verband met het vrijhouden van zogenaamde “aangewezen weggedeelten en wegen” en het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft in beroep het volgende aangevoerd. Eiseres stond op een wachtlijst voor een parkeervergunning en had daarom de beschikking over een overloopvergunning, reden waarom zij haar auto op de [gracht] parkeerde. Eiseres is bekend met de situatie ter plekke: de [gracht] is een E1 zone. Dat betekent dat er – met uitzondering van de daar aangebrachte parkeervakken – een parkeerverbod geldt. De auto van eiseres stond in een parkeervak. Er was geen nadere aanduiding dat de parkeervakken buiten gebruik waren. Met de komst van een voetgangersgebied aan het einde van de [gracht] en daarmee ook een keerlus, werden er witte klinkers aangebracht om het voetgangersgebied en de keerlus aan te duiden. De witte klinkers van de parkeervakken werden niet weggehaald. Eiseres heeft daarom contact gezocht met de gemeente en gevraagd om een verduidelijking van de geldende verkeerssituatie. Vervolgens heeft de gemeente een parkeerverbodsbord geplaatst met daaronder een bord waarop staat ‘keerlus’. Eiseres heeft daaruit geconcludeerd dat niet mocht worden geparkeerd in de parkeerlus, maar nog wel in het gedeelte van de parkeervakken na de keerlus en voor het voetgangersgebied. Eiseres heeft ter verduidelijking van haar standpunt foto’s van de verkeerssituatie overgelegd. Eiseres vindt het wegslepen van haar auto een buitenproportionele maatregel. Er zijn onnodig kosten gemaakt, aldus eiseres.
4.1.
Op grond van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
4.2.
Op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) behoort tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op de weg staand voertuig, indien met het voertuig bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
4.3.
Op grond van artikel 2 van de Wegsleepverordening Amsterdam 2010 (de Wegsleepverordening), voor zover thans van belang, worden als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wvw 1994 aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Amsterdam voor zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen (Besluit) bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
4.4.
Op grond van artikel 2, aanhef en onder a, van het Besluit vallen gelegenheden waar door middel van bord E 1 van bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Rvv) of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel e, van het Rvv wordt aangegeven dat het verboden is te parkeren onder de soorten van weggedeelten en wegen, bedoeld in artikel 173, eerste lid, onder a, van de Wvw.
5.1.
Gelet op rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), is de situatie ter plekke bepalend voor de vraag of een parkeerverbod van kracht is (zie de uitspraak van 17 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI8487). Voorts heeft de Afdeling overwogen dat als uitgangspunt geldt dat elke verkeersdeelnemer zich ervan dient te vergewissen wat de ter plaatse geldende verkeersregels zijn en dat, voor zover hem dat niet direct kenbaar is, hij nader dient te bezien wat op een zich ter plaatse bevindend verkeersbord is aangegeven.
5.2.
Uit de foto’s en het rapport van bevindingen van 9 april 2016 leidt de rechtbank het volgende af. Het parkeerverbod aan de [gracht] is aangegeven met verkeersbord E1. Enkele meters voor de zogenaamde keerlus is eveneens een verkeersbord E1 geplaatst met daaronder een geel bord met daarop afgebeeld de tekst “Keerlus”. Ter aanduiding van die keerlus is een witte streep in de vorm van een halve cirkel op de weg aangebracht. Na die witte streep volgt na enkele meters weer een witte streep (rechte) om het begin van het voetgangersgebied te markeren. Dat gebied wordt ook aangegeven middels een bord G7. Precies tussen deze twee strepen heeft eiseres haar auto geparkeerd.
5.3.
Vast staat dat de auto van eiseres op 13 juli 2016 geparkeerd stond op de [gracht] ter hoogte van [huisnummer] te Amsterdam. Gelet ook op de door verweerder gegeven motivering is de rechtbank van oordeel dat eiseres haar auto daar niet had mogen parkeren, gelet op het bord E1. Dit brengt mee dat verweerder bevoegd was op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de WVW 1994 tot toepassing van bestuursdwang te besluiten en het betreffende voertuig weg te slepen. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in beginsel van de bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder had moeten afzien van handhavend optreden, is niet gebleken.
5.4.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling gaan uitoefening van bestuursdwang en kostenverhaal als regel samen, maar staat het een bestuursorgaan vrij bij wijze van uitzondering bestuursdwang aan te zeggen in die zin dat de kosten van het effectueren daarvan niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene komen. Het bestuursorgaan dient in dit kader alle betrokken belangen af te wegen. Voor het maken van een uitzondering kan aanleiding bestaan indien kan worden geoordeeld dat de aangeschrevene geen verwijt valt te maken ten aanzien van de ontstane situatie en indien bij het ongedaan maken van de strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat moet worden geoordeeld dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene moeten komen.
5.5.
Voor beantwoording van de vraag of de kosten in dit geval niet of niet geheel voor rekening van eiseres dienen te komen, acht de rechtbank de volgende gang van zaken van belang. In beginsel komt het voor risico van betrokkene als er, ondanks twijfel over de parkeersituatie, toch op de bewuste plek wordt geparkeerd. Eiseres heeft echter aangevoerd dat zij redelijkerwijs niet kon weten dat zij niet op de bewuste plek mocht parkeren. Niet weersproken is dat eiseres informatie bij de gemeente heeft ingewonnen over de parkeersituatie aan de [gracht] . Verweerder heeft op dit verzoek om informatie niet gereageerd. Onweersproken is ook dat na het verzoek van eiseres om informatie vlak voor de keerlus een E1 bord is geplaatst met daaronder een geel onderbord met de tekst “keerlus”. Eiseres heeft daaruit afgeleid dat parkeren na de keerlus was toegestaan, te meer nu er sprake was van parkeervakken. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat het (informatieve) gele onderbord met daarop de tekst “keerlus” niet betekent dat het parkeerverbod slechts wordt beperkt tot (het gebied vóór) de keerlus. Verweerder heeft in het bestreden besluit erkend dat er op het wegdek enkele parkeervakken zichtbaar zijn, maar is van mening dat het eiseres duidelijk had moeten zijn, dat die niet meer in gebruik waren, omdat het eerste parkeervak voor het overgrote deel valt binnen de ruimte die is gereserveerd voor de keerlus en het tweede parkeervak voor een deel binnen het voetgangersgebied valt, waardoor beide parkeerplaatsen niet geschikt zijn voor parkeren.
5.6.
Gelet op de hiervoor weergegeven gang van zaken, is de rechtbank van oordeel dat het aannemelijk is dat er bij eiseres twijfel is ontstaan over de ter plekke geldende parkeersituatie. In dit verband acht de rechtbank ten eerste van belang dat verweerder door het niet weghalen van de markering van de parkeervakken bij de keerlus voor verwarring heeft gezorgd. Ten tweede acht de rechtbank van belang dat - onweersproken is gesteld - dat in de periode na het bestreden besluit het bord E1 met onderbord “keerlus” en de markering van de parkeervakken rondom de keerlus zijn verwijderd. Dit betekent overigens niet dat - zo heeft de rechtbank begrepen - er geen parkeerverbod meer geldt voor de [gracht] , maar dat nu wordt volstaan met een E1 bord aan het begin van de [gracht] . Hieruit leidt de rechtbank af dat verweerder ook van mening was dat de parkeersituatie niet geheel duidelijk was.
5.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de kosten van bestuursdwang niet geheel voor rekening van eiseres dienen te komen. De rechtbank acht het in dit geval redelijk als beide partijen een deel van de kosten voor hun rekening nemen.
6. De rechtbank zal het beroep dan ook gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. In het kader van de finale geschilbeslechting zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog gegrond te verklaren, te bepalen dat eiseres slechts de helft van de kosten van bestuursdwang en bewaarkosten hoeft te voldoen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu eiseres zonder rechtsbijstand heeft geprocedeerd. De rechtbank zal tevens bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 168,- aan haar vergoedt.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar gegrond in zoverre dat eiseres de kosten van bestuursdwang en bewaarkosten tot een bedrag van € 216,50 dient te voldoen;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- (zegge: honderd achtenzestig euro) aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.G. Schoots, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.R. van Broekhoven, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.