Op 30 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd verdacht van het steken van een vrouw in Amsterdam-Oost op 12 augustus 2016. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was om hem als dader aan te wijzen. De zaak kwam ter terechtzitting op 16 mei 2017, waar de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, de poging tot doodslag bewezen achtte. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsvrouw M.E.E. Rietjens, betoogde echter dat er geen direct bewijs was dat de verdachte de dader was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster op het moment van het incident door een man met een mes werd benaderd, maar dat er geen direct bewijs was dat de verdachte deze man was. De rechtbank heeft de camerabeelden en getuigenverklaringen in overweging genomen, maar concludeerde dat de indirecte aanwijzingen te vaag en omstreden waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank wees op het ontbreken van forensisch bewijs, zoals sporen op het mes dat bij de verdachte werd aangetroffen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er te veel twijfel bestond over de identiteit van de dader, waardoor de verdachte niet met voldoende zekerheid als dader kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde feit niet bewezen en sprak de verdachte vrij. Tevens werd de benadeelde partij, de vrouw die was gestoken, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.