ECLI:NL:RBAMS:2017:3746

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
13/650513-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in steekincident met onvoldoende bewijs

Op 30 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd verdacht van het steken van een vrouw in Amsterdam-Oost op 12 augustus 2016. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was om hem als dader aan te wijzen. De zaak kwam ter terechtzitting op 16 mei 2017, waar de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, de poging tot doodslag bewezen achtte. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsvrouw M.E.E. Rietjens, betoogde echter dat er geen direct bewijs was dat de verdachte de dader was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster op het moment van het incident door een man met een mes werd benaderd, maar dat er geen direct bewijs was dat de verdachte deze man was. De rechtbank heeft de camerabeelden en getuigenverklaringen in overweging genomen, maar concludeerde dat de indirecte aanwijzingen te vaag en omstreden waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank wees op het ontbreken van forensisch bewijs, zoals sporen op het mes dat bij de verdachte werd aangetroffen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er te veel twijfel bestond over de identiteit van de dader, waardoor de verdachte niet met voldoende zekerheid als dader kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde feit niet bewezen en sprak de verdachte vrij. Tevens werd de benadeelde partij, de vrouw die was gestoken, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650513-16
Datum uitspraak: 30 mei 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres]
te [woonplaats] ,
gedetineerd in het Huis van bewaring " [naam huis van bewaring] " te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.E.A. Duyvendak, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw M.E.E. Rietjens, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]
van het leven te beroven met dat opzet eenmaal of meermalen met een
mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van het
hoofd en/of de hals en/of de nek van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of
geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten neurologische
uitval van de linker hand en/of zenuwschade (hypesthesie) en/of een blijvende
beperking aan een of meer vinger(s) en/of een blijvend ontsierend litteken),
heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet met een mes, in elk
geval een scherp en/of puntig voorwerp in de arm te steken en/of te prikken
en/of te snijden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet eenmaal of
meermalen met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de
richting van hoofd en/of de hals en/of de nek van voornoemde [slachtoffer] heeft
gestoken en/of geprikt en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp
en/of puntig voorwerp, in de arm heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen kan worden verklaard.
Alle bewijsmiddelen tezamen en in onderling verband beschouwd leiden tot deze conclusie .
Het ontbreken van direct bewijs doet hier niet aan af.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting aan de hand van de door haar overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde feit. Kort samengevat betoogt de raadsvrouw dat op basis van de camerabeelden, de observaties, het buurt- en telefoononderzoek en de verklaringen in het dossier niet de conclusie kan worden getrokken dat verdachte de dader is. Bij gebrek aan direct bewijs dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de stukken van het dossier het volgende af.
Aangeefster loopt op 12 augustus 2016 om 01:38 uur door de fietstunnel bij het Amstelhotel te Amsterdam en ziet een man haar tegemoet komen lopen. Aangeefster passeert de man en loopt door over de Weesperzijde. Aangeefster kijkt achterom en ziet dat de man haar achterna loopt. Vervolgens loopt zij de Eerste Boerhavestraat in en loopt daarna de Swammerdamstraat in. Daar komt dezelfde man met een mes in zijn hand op haar aflopen. Hij maakt een stekende beweging richting het hoofd van aangeefster. Zij weert die beweging met haar linkerarm af en wordt in die arm met het mes geraakt. Uit de letselverklaring blijkt dat een zenuw in de arm van aangeefster is geraakt, als gevolg waarvan haar pink en ringvinger van haar linkerhand blijvend beperkt functioneren.
Aangeefster heeft verklaard dat de dader een negroïde man is tussen de 25 en 35 jaar oud en dat hij een donkergrijs windjack met capuchon en blauwe vlakken aan de bovenkant droeg. Toen zij begon te schreeuwen rende de man weg. Een bewoner van de Swammerdamstraat heeft in die nacht een man en een vrouw vlak bij elkaar zien staan en hoorde de vrouw schreeuwen en zag de man de Deymanstraat inrennen.
Op fotostills van camerabeelden uit de omgeving van het incident is te zien dat een persoon op de avond voor het incident, om 21:08 uur, het portiek van de [straatnaam 1] te Amsterdam in gaat. Deze persoon draagt een regenjack in de kleuren lichtblauw en donkerblauw, dan wel donkerkleurig. De woning van de moeder van verdachte bevindt zich op nummer [huisnummer] in die straat. Dezelfde persoon komt die nacht rond 01:34 uur uit het portiek en loopt vervolgens in de richting van de Wibautstraat. Op de still op pagina C 026, afbeelding 21, is die persoon zichtbaar als hij even later op de Wibautstraat richting het Weesperplein loopt. Over die laatste fotostill heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij zichzelf daarop herkent. Daarnaast zijn er stills van camerabeelden waarop te zien is dat om 01:45 uur een persoon uit de Deymanstraat komt rennen, de Wibautstraat oversteekt, de [straatnaam 1] inloopt en vervolgens het portiek van de [straatnaam 1] ingaat.
Bij nader onderzoek van de politie wordt verdachte gezien in het portiek van de [straatnaam 1] . Hij is soms gekleed in een Adidas-trainingsjack dat lijkt op het jack dat te zien is op de camerabeelden van de avond en nacht van het incident.
De politie confronteert aangeefster met een foto van het internet van een Adidas trainingsjack in licht- en donkerblauw. Aangeefster verklaart dat zij de jas op de getoonde foto vindt lijken op de jas die de dader droeg. Tijdens de doorzoeking van de woning van de moeder van verdachte wordt het Adidas-trainingsjack van verdachte aangetroffen.
Ten slotte heeft een meervoudige fotoconfrontatie met aangeefster plaatsgevonden met
8 foto's waaronder die van verdachte. Aangeefster heeft toen gezegd dat de persoon op foto 5 op de dader lijkt. Foto 5 betreft een afbeelding van verdachte.
Al het voorgaande tezamen heeft tot de
verdenkinggeleid dat verdachte de dader was van het steekincident. Voor een veroordeling van verdachte is echter nodig dat de rechtbank buiten redelijke twijfel vaststelt dat verdachte de dader is. Dat is hier niet mogelijk. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Directe bewijzen van het daderschap van verdachte ontbreken. Zo is er bijvoorbeeld wel een zakmes bij verdachte aangetroffen, maar dat mes is niet onderzocht op sporen van dit incident. De indirecte aanwijzingen zijn onvoldoende concreet en met teveel twijfel omgeven.
De persoon die op 12 augustus 2016 om 01:45 uur het portiek aan de [straatnaam 1] ingaat kan niet met zekerheid als de dader worden aangemerkt. Weliswaar is het opvallend dat die persoon uit de Deymanstraat komt rennen terwijl de dader van het steekincident via de Deymanstraat is ontkomen, maar het is ook mogelijk dat de dader vanuit de Deymanstraat niet is doorgelopen naar de Wibautstraat, en dat het een onschuldige derde is die komt aanrennen. Verder kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat verdachte de persoon is die naar het portiek [straatnaam 1] rent. Allereerst zijn die beelden van onvoldoende scherpte om iets te kunnen zeggen over het uiterlijk (en de kleding) van die persoon. Bovendien geeft dat portiek toegang tot meerdere woningen, zodat het ook goed mogelijk is dat een bewoner of een bezoeker van een van de andere woningen dat portiek is ingegaan.
De resultaten van de fotoconfrontatie kunnen niet worden aangemerkt als herkenning van verdachte door aangeefster. Zij heeft immers niet alleen bij de foto van verdachte opgemerkt dat die op de dader lijkt, maar ook bij twee andere foto’s. Dat de personen afgebeeld op die twee andere foto’s gelijkenis vertonen met verdachte, zoals de officier van justitie heeft aangevoerd, doet daaraan niet af. De wijze waarop de reactie van aangeefster bij de confrontatie is geverbaliseerd, geeft daarbij onvoldoende aanknopingspunten om aan haar waarneming desalniettemin sterke bewijswaarde te kunnen verbinden.
Aangeefster is geconfronteerd met een afbeelding van een jas die gelijkenis vertoont met de jas van verdachte. De afgebeelde jas leek volgens aangeefster wel heel erg op de jas van de dader, maar zij verklaarde daarbij dat op de jas van de dader in haar herinnering geen strepen en geen duidelijk logo zichtbaar waren, in tegenstelling tot de jas op de foto, waarop drie strepen op de mouwen waren aangebracht en een Adidas-logo op de voorzijde. Dat is problematisch voor de bewijswaarde, omdat de jas van verdachte ook dergelijke strepen en Adidas-logo heeft en bovendien een vrij groot Ajax-logo bevat. Aangeefster is niet geconfronteerd met de jas van verdachte die in de woning van zijn moeder in beslag is genomen.
Gelet op al het voorgaande moet de rechtbank rekening houden met de mogelijkheid dat verdachte niet de dader is. Dan is vrijspraak de enige optie.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 9.305,13 aan materiële schadevergoeding en
€ 9.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In geval van vrijspraak van de verdachte staat de wet niet toe dat een vordering van een benadeelde partij wordt toegewezen. De rechtbank zal benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. S. van Eunen en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 mei 2017.