ECLI:NL:RBAMS:2017:3671

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
DX EXPL 15-82
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease-zaak met betrekking tot bewijslevering en verschoningsrecht

In deze zaak, die betrekking heeft op effectenlease, heeft de kantonrechter op 11 mei 2017 uitspraak gedaan. De eiser, vertegenwoordigd door de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de ex-echtgenote van de afnemer, die zich op haar verschoningsrecht heeft beroepen. Dit heeft geleid tot een situatie waarin Dexia in bewijsnood is geraakt, omdat de ex-echtgenote geen verdere vragen heeft beantwoord tijdens het getuigenverhoor. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Dexia hierdoor in een onredelijk zware bewijspositie is gebracht, wat heeft geleid tot de omkering van de bewijslast. De rechter heeft de eiser opgedragen te bewijzen dat de ex-echtgenote niet eerder dan drie jaar voor 13 maart 2003 kennis heeft gekregen van de lease-overeenkomsten. Indien de eiser hierin slaagt, wordt aangenomen dat de lease-overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd en dat Dexia de gedane betalingen moet restitueren. Als de eiser niet in zijn bewijs slaagt, zal het beroep van Dexia op verjaring slagen en wordt het beroep op artikel 1:88 BW afgewezen. De zaak zal op 25 mei 2017 opnieuw op de rol komen voor uitlating door de eiser over de bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
zaak- en rolnummer: 4297583 DX EXPL 15-82
vonnis van: 11 mei 2017
f.no.: 466

Vonnis van de kantonrechter:

i n z a k e

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
nader te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. G. Van Dijk,
t e g e n

de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel.

Het verloop van de procedure

Op 2 juni 2016 is in deze zaak tussenvonnis gewezen (hierna: het tussenvonnis).
Voor het verloop van de procedure tot dan toe, verwijst de kantonrechter naar hetgeen dienaangaande in het tussenvonnis is overwogen.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte na tussenvonnis van Dexia;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 december 2016;
- het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor van 13 april 2017.
Bij tussenvonnis van 27 oktober 2016 is (aanvullend) overwogen dat – mede gelet op hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 9 oktober 2015 heeft beslist – mede dient te worden onderzocht of het beroep op vernietiging reeds was verjaard op 13 maart 2003. Dat betekent in het onderhavige geval dat hetgeen dient te worden bewezen eveneens de vraag omvat of degene die de vernietiging heeft ingeroepen bekend was met de lease-overeenkomsten eerder dan drie jaar voor 13 maart 2003, waarmee het te leveren bewijs wordt uitgebreid.
Partijen hebben afgezien van een conclusie na enquête.
Daarna is vonnis bepaald op heden.

Gronden van de beslissing

De verdere beoordeling

1.1.
De kantonrechter verwijst naar en blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de voornoemde tussenvonnissen.
1.2.
Dexia is in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van haar stelling dat de ex-echtgenote van [eiser] , [ex-echtgenote] (hierna: [ex-echtgenote] ), door kennisname van onder meer een of meer bankafschriften eerder dan drie jaar voor 13 maart 2003 daadwerkelijk bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomsten 2 tot en met 9.
1.3.
In dat kader zijn als getuigen gehoord [eiser] en [ex-echtgenote] . [eiser] heeft een verklaring afgelegd.
1.4.
[ex-echtgenote] heeft zich bij aanvang van het verhoor beroepen op haar verschoningsrecht aangezien zij de ex-echtgenote is van [eiser] . De kantonrechter heeft dit beroep gegrond verklaard. Als gevolg daarvan zijn geen verdere vragen aan [ex-echtgenote] gesteld en is het verhoor beëindigd.
1.5.
Dexia is hierdoor in bewijsnood geraakt. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 28 januari 2011 (ECLI:NL:HR:2011:B06106) beslist dat aan de feitelijke onderbouwing van de stelling van Dexia dat de echtgenote van de afnemer drie jaar voor de vernietigingsbrief van de overeenkomst op de hoogte was, met het oog op het, mede door artikel 166 Rv. gewaarborgde, belang van de waarheidsvinding door het leveren van getuigenbewijs, niet al te zware eisen mogen worden gesteld. Daarbij speelde een rol dat van Dexia bezwaarlijk kon worden verlangd dat zij nadere feitelijke gegevens verstrekte omtrent de eerdere bekendheid van de echtgenote van afnemer met de overeenkomst, nu deze omstandigheden (feitelijke gegevens) van subjectieve aard zijn en zich geheel in de sfeer van afnemer en zijn echtgenote hebben afgespeeld. Door zich op het verschoningsrecht te beroepen, heeft [ex-echtgenote] de bewijsmogelijkheden van Dexia gefrustreerd, waardoor Dexia in een onredelijk zware bewijspositie is gebracht. Dexia is immers aangewezen op de verklaringen van de (ex-) echtgenoten om het bewijs te leveren. De betrouwbaarheid van de verklaring van [eiser] kan, nu [ex-echtgenote] geen vragen heeft beantwoord, niet worden getoetst, zodat zij het bewijs met alleen die verklaring niet kan leveren, waardoor haar beroep op verjaring niet kan slagen. [ex-echtgenote] en [eiser] hebben hierbij belang, aangezien [ex-echtgenote] de overeen-komsten heeft vernietigd kennelijk met het oog op (ook) haar financiële belangen en [eiser] de vordering tot betaling heeft ingesteld. Onder deze omstandigheden is het gerechtvaardigd om Dexia te ontslaan van haar verplichting bewijs te leveren en brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid de omkering van de bewijslast met zich (HR 12 januari 2001, nr. C99/058, NJ 2001, 419).
1.6.
[eiser] zal dan ook worden opgedragen te bewijzen dat [ex-echtgenote] niet eerder dan drie jaar vóór 13 maart 2003 kennis heeft gekregen van het bestaan van de lease overeenkomsten 2 tot en met 9. Hij zal in de gelegenheid worden gesteld om aan te geven óf en zo ja hoe hij
bewijs wil leveren. Voor zover hij daarbij getuigen wenst te horen, zal dat op een nog te plannen getuigenverhoor plaatsvinden. Indien [eiser] het bewijs op andere wijze wil leveren,
zal hij hiertoe zoals hieronder beschreven in de gelegenheid worden gesteld. Indien [eiser] afziet van bewijslevering, zal de zaak voor vonnis op de rol worden geplaatst.
1.7.
Indien [eiser] erin slaagt het bewijs te leveren, wordt ervan uitgegaan dat de lease-overeenkomsten 2 tot en met 9 tijdig zijn vernietigd en geldt het volgende.
1.8.
Er is dan sprake van een rechtsgeldige vernietiging en al de door hem gedane betalingen aan Dexia ter zake van al de lease-overeenkomsten 2 tot en met 9 dienen te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen hij ter zake van deze lease-overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden en overige uitkeringen.
1.9.
Indien [eiser] er niet in slaagt het bewijs te leveren, zal het beroep van Dexia op verjaring van de vernietigingsbevoegdheid slagen en zal zijn beroep op artikel 1:88 BW worden afgewezen.
1.10.
De reconventionele vordering van Dexia zal dan aan de orde komen. De overige vorderingen in conventie van [eiser] zullen dan eveneens aan de orde komen.
1.11.
In afwachting hiervan zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

Beslissing

In conventie en in reconventie

De kantonrechter:
I. draagt [eiser] op te bewijzen dat [ex-echtgenote] niet eerder dan drie jaar vóór 13 maart 2003 kennis heeft gekregen van het bestaan van de lease overeenkomsten 2 tot en met 9;
II. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 25 mei 2017 voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
III. bepaalt dat [eiser] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel nadere
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen, onder gelijktijdige toezending daarvan aan Dexia;
IV. bepaalt dat indien [eiser]
getuigenwil laten horen, dit in beginsel zal gebeuren op een nader te bepalen enquête, partijen worden verzocht op de rol van 25 mei 2017 hun verhinderdata op te geven;
V. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter