ECLI:NL:RBAMS:2017:3646

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2017
Publicatiedatum
26 mei 2017
Zaaknummer
13/701138-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van thee- en honingzakjes met geweld tegen getuige in supermarkt

Op 22 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van thee- en honingzakjes bij een Albert Heijn supermarkt in Amsterdam op 22 januari 2015. De verdachte, geboren in 1976 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het wegnemen van 33 theezakjes en 43 zakjes honing met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Tijdens de diefstal zou de verdachte geweld hebben gebruikt tegen een getuige, [persoon 1], door deze een kopstoot te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft de diefstal wettig en overtuigend bewezen geacht, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van zowel de diefstal als de mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de thee- en honingzakjes niet zonder betaling had mogen meenemen en dat het geweld dat volgde op de diefstal niet was gepleegd om de diefstal voor te bereiden of te vergemakkelijken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de strafverzwarende elementen, maar achtte de mishandeling van de getuige wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 71 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een schadevergoeding van €250 aan de benadeelde partij, [persoon 1].

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701138-15 (Promis)
Datum uitspraak: 22 mei 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1976 te onbekend,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.N. Refos, en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. P.A.Th. Lemmers, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 33, in elk geval een of meerdere theezakje(s) en 43, in elk geval een of meerdere zakje(s) honing, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal [filiaal] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- tegen voornoemde [persoon 1] heeft gezegd: "I'm steeling, you are killing" en/of
- ( vervolgens) voornoemde [persoon 1] een kopstoot heeft gegeven (waardoor die [persoon 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden);
en/of
hij op of omstreeks 22 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [persoon 1] een kopstoot heeft gegeven, waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Nadere bewijsoverweging
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden, op basis van het proces-verbaal van aangifte ter zake winkeldiefstal en de verklaringen van aangever [persoon 1] , getuige [getuige] en de teamleider van de betreffende Albert Heijn to go hieromtrent.
Verdachte dient volgens de officier van justitie vrijgesproken te worden van de strafverzwarende elementen, nu het geweld dat op de diefstal is gevolgd niet in rechtstreeks verband stond tot het wegnemen van de goederen.
De cumulatief/alternatief ten laste gelegde mishandeling van [persoon 1] acht de officier van justitie bewezen, op basis van (onder meer) de aangifte van [persoon 1] , de verklaring van getuige [getuige] en de waarneming van het letsel van [persoon 1] door de verbalisant ter plaatse, zoals dat ook blijkt uit de foto’s en de letselbeschrijving in het dossier.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van zowel de diefstal (met geweld) als de mishandeling.
Daartoe heeft zij aangevoerd dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet kan worden bewezen, omdat verdachte aan een medewerkster van de winkel zou hebben gevraagd of hij thee kon pakken, waarop die medewerkster bevestigend knikte en zei dat hij thee kon pakken. Nu op het tafeltje nergens wordt vermeld dat je maar één zakje thee of honing mag pakken, mocht verdachte ervan uit gaan dat de thee gratis was, aldus de raadsvrouw.
Verder heeft de raadsvrouw bepleit dat geen sprake was van geweld of dreiging met geweld met het oogmerk de vermeende diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren. Het gevecht tussen verdachte en aangever dient volgens de raadsvrouw geheel los gezien te worden van de vermeende diefstal.
Verdachte ontkent volgens de raadsvrouw dat hij tegen aangever heeft gezegd: “I’m stealing, you are killing” en stelt dat hij heeft gezegd: “I am stealing? You are kidding!”. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte zich vervolgens heeft geprobeerd te verdedigen tegen de misplaatste reactie van aangever op deze vermeende belediging. Die reactie bestond eruit dat aangever hem een klap heeft gegeven, tot drie keer toe tegen de grond heeft gewerkt en daarna helemaal los ging op hem. Tijdens de worsteling tussen verdachte en aangever is er op enig moment contact geweest tussen het rechter jukbeen van aangever en het hoofd van verdachte. Van een bewuste, opzettelijke kopstoot was volgens de raadsvrouw geen sprake. De raadsvrouw beroept zich verder op noodweer en heeft ook op die grondslag verzocht verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde mishandeling.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de diefstal
Verdachte heeft verklaard dat hij op 22 januari 2015 in de Albert Heijn aan het [filiaal] honing en thee heeft meegenomen. Blijkens de verklaring van [persoon 1] heeft hij de thee- en honingzakjes in zijn jaszakken gestopt en zich daarmee de feitelijk heerschappij over deze goederen verschaft. Uit de verklaring van de teamleider van de betreffende Albert Heijn in het proces-verbaal van aangifte ter zake winkeldiefstal volgt dat het 33 theezakjes en 43 zakjes honing betrof en dat deze thee en honing zakjes alleen gebruikt mogen worden als er een kopje thee of koffie wordt gekocht in de winkel. Het is in het maatschappelijk verkeer niet gebruikelijk dat dergelijke goederen gratis zijn en dat moet ook voor verdachte duidelijk zijn geweest. Gelet daarop concludeert de rechtbank dat hij de thee- en honingzakjes niet had mogen meenemen zonder hiervoor te betalen.
Dat verdachte toestemming zou hebben gekregen van een medewerkster van de winkel om thee te pakken, is niet gebleken. Blijkens de verklaring van de teamleider in een proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2015 heeft de betreffende medewerkster gezegd dat zij helemaal niet gesproken heeft met verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de diefstal van de thee- en honingzakjes wettig en overtuigend bewezen. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het geweld dat op die diefstal is gevolgd niet is gepleegd om de diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de ten laste gelegde strafverzwarende elementen.
Ten aanzien van de mishandeling
Aangever [persoon 1] heeft verklaard dat hij getuige was van voormelde diefstal en vervolgens zeer agressief benaderd werd door verdachte. Blijkens de verklaring van aangever heeft verdachte tot twee keer toe geprobeerd hem een kopstoot te geven, die hij kon ontwijken. De derde keer lukte dat niet en werd aangever op zijn rechterjukbeen, direct onder zijn rechteroog, geraakt door het voorhoofd van verdachte.
Deze verklaring van aangever wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige] , die de agressieve houding van verdachte bevestigt en die heeft gezien dat verdachte met kracht met zijn hoofd tegen de rechterzijde van het hoofd van aangever aankwam.
De verklaring van aangever wordt verder ondersteund door de waarnemingen van het letsel van aangever door de ter plaatse gekomen verbalisanten [persoon 2] en Klein. Op de foto bij de aangifte – die [persoon 2] ter plaatse heeft gemaakt – is te zien dat het rechterjukbeen van aangever gezwollen en rood is. Dit letsel wordt tevens bevestigd door de geneeskundige verklaring van 26 januari 2015 die bij het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces is gevoegd.
De verklaring van verdachte dat hij geprobeerd heeft zich te verdedigen tegen aangever, die verdachte volgens de raadsvrouw zou hebben aangevallen omdat hij verdachte verkeerd zou hebben verstaan en zich beledigd voelde, waarna een worsteling zou zijn ontstaan waarin verdachte – onopzettelijk – het rechterjukbeen van aangever zou hebben geraakt, wordt niet ondersteund door enig dossierstuk. De rechtbank acht deze verklaring bovendien niet aannemelijk, gelet op de andere beledigende opmerkingen die verdachte blijkens de aangifte en het proces-verbaal van aanhouding heeft gemaakt tegen aangever. Gelet op het feit dat aangever verdachte zojuist had betrapt tijdens het stelen van de thee- en honingzakjes acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte degene is die aangever heeft aangevallen, zoals ook door de getuigenverklaring van [getuige] wordt bevestigd. Van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte door aangever is aldus niet gebleken, zodat het beroep op noodweer zal worden gepasseerd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever opzettelijk een kopstoot heeft gegeven en de ten laste gelegde mishandeling van aangever zal dus bewezen worden verklaard.
4.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 5 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 22 januari 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 33 theezakjes en 43 zakjes honing, toebehorende aan Albert Heijn, filiaal [filiaal] ;
en
op 22 januari 2015 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [persoon 1] een kopstoot heeft gegeven, waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte ter zake winkeldiefstal met nummer 2015017513 van 22 januari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (ongenummerd).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 22 januari 2015 bevond ik mij op het [filiaal] te Amsterdam. Aldaar toonde ik aan een medewerker van winkelbedrijf Albert Heijn to go, welke is gevestigd [filiaal] te Amsterdam, de volgende voorwerpen:
  • 33 x thee zakje AH to go
  • 43 x zakje honing merk Hellma
De medewerker van voornoemd winkelbedrijf gaf mij op te zijn genaamd: [persoon 3] , teamleider. Deze verklaarde mij het volgende:
Ik herken de door u getoonde artikelen. Namens ons winkelbedrijf doe ik hierbij aangifte van winkeldiefstal. Ik ben bevoegd tot het doen van deze aangifte.
Verder wens ik nog te verklaren dat de thee en honing zakjes alleen gebruikt mogen worden als er een kopje thee of koffie wordt gekocht in de winkel. De zakjes thee en honing liggen in de winkel.

2.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2015017513-1 van

22 januari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 2] , met de daarbij gevoegde foto (ongenummerd).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1] , zakelijk weergegeven:
Op 22 januari 2015 bevond ik mij in het [filiaal] te Amsterdam gelegen op het [filiaal] . Ik stond bij de Albert Heijn to go in het [filiaal] . Ik stond een cappuccino te kopen bij het automaat. Hiernaast staan de vakken waar zich onder andere theezakjes en honing bevinden. Ik zag dat hier een man stond. Ik zal deze man van nu af aan nn noemen. Ik zag dat nn theezakjes en verpakkingen honing pakte. Ik zag dat hij de theezakjes in zijn binnenzak stopte en de honingzakjes in zijn rechterjaszak stopte.
Ik zag dat nn met kracht zijn lichaam naar achteren bracht en met snelheid naar voren kwam en zijn hoofd naar voren liet zwaaien. Ik zag en voelde dat nn mij, met zijn voorhoofd, op mijn rechterjukbeen direct onder mijn rechteroog raakte. Ik voelde dat dit met kracht gebeurde en voelde een harde knal onder mijn rechteroog direct daarna gevolgd door een hevig stekende pijn op deze plaats. Ik zag de politie verschijnen welke nn aanhielden en mee namen.
Noot verbalisant: Door mij is een foto gemaakt van het genoemde letsel. Ik verbalisant zie daarbij dat het rechterjukbeen van aangever gezwollen en rood is.
Ik voel de kopstoot, ondanks dat het al bijna twee uur geleden is, nog steeds. Ik voel een stekende en bonkende pijn onder mijn rechteroog.
3. Een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer PL1300-2015017513-10 van 22 januari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (ongenummerd).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik was in de Albert Heijn op het [filiaal] . Ik heb honing en thee meegenomen. Daarna werd ik aangehouden.

4.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2015017513-15 van

24 januari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] (ongenummerd).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige] , zakelijk weergegeven:
Op 22 januari was ik in de Albert Heijn to go op het [filiaal] in Amsterdam. Ik was daar samen met mijn man, [persoon 4] . Ik zag dat NN1 naast mijn man stond. Ik zag dat hij theezakjes en honing pakte. Ik zag dat NN1 met kracht zijn hoofd richting mijn man zijn hoofd bewoog. Ik zag dat NN1 met kracht zijn hoofd tegen de rechterzijde van mijn man zijn hoofd aan kwam. Ik zag dat de politie NN1 had aangehouden. Ik zag dat het rechteroog van mijn man was opgezwollen.

5.Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL1300-2015017513-2 van

22 januari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 4] en [opsporingsambtenaar 5] (ongenummerd).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 22 januari 2015 hielden wij op de locatie [adres] te Amsterdam als verdachte aan: nn. Ik zag dat er een bult onder het rechteroog van [persoon 1] zat.

6. Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring betreffende [persoon 1] van de forensisch arts L.R. de Haas, van 26 januari 2015 (ongenummerd).

Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Letsels
- Blauw oog rechts. Past bij bloeduitstorting.

6.De strafbaarheid van de feiten

Voor zover de raadsvrouw ten aanzien van de tenlastegelegde mishandeling heeft bedoeld aan te voeren dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake is van noodweer, zal dit verweer gelet op het in rubriek 4.1.3. overwogene worden verworpen.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 41 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een geldboete van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij de eis van de officier van justitie behoorlijk hoog vindt gelet op het tijdsverloop in deze zaak en heeft daarnaast gewezen op de persoonlijke omstandigheden van haar cliënt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal in de Albert Heijn to go en een mishandeling. Winkeldiefstal is een ernstig en hinderlijk feit en veroorzaakt schade en overlast voor winkeliers. De rechtbank acht het handelen van verdachte nog kwalijker omdat hij, toen hij tijdens die diefstal werd betrapt, reageerde met geweld. Verdachte heeft aangever een kopstoot gegeven, waardoor aangever letsel heeft opgelopen en pijn heeft geleden. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van aangever, die hier blijkens zijn vordering ter vergoeding van immateriële schade en de toelichting daarop veel hinder van heeft ondervonden.
De rechtbank ziet aanleiding om aansluiting te zoeken bij het uitgangspunt dat het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht hanteert met betrekking tot winkeldiefstal met na betrapping geweld, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen. Hoewel de rechtbank diefstal met geweld als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht niet bewezen heeft geacht, bestaat immers wel een verband tussen de diefstal en het daarop gevolgde geweld. Gelet op het feit dat de waarde van de gestolen goederen in dit geval zeer beperkt was, zal de rechtbank naar beneden afwijken van voormeld uitgangpunt. Gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte – in het bijzonder het feit dat hij niet (meer) in Nederland verblijft – zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest van verdachte. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank daarbij een flinke voorwaardelijke straf opleggen, om te trachten verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 71 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend. Voor het tevens opleggen van een geldboete ziet de rechtbank gelet op het gehanteerde uitgangspunt geen aanleiding. De rechtbank zal aldus afwijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Voor zover de raadsvrouw heeft bedoeld te betogen dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging, zal de rechtbank haar daarin niet volgen. Blijkens het dossier zijn op 20 mei en 18 augustus 2015 op verzoek van de verdediging immers nog getuigen gehoord. Hoewel het daarna – onverklaarbaar – lang heeft geduurd voordat de zaak van verdachte op zitting werd gepland, is de redelijke termijn van 2 jaar nog niet overschreden.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 400,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het cumulatief bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. De vordering is inhoudelijk niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank voor het deel dat ziet op de kopstoot niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard voor het deel dat ziet op de belediging, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het de bewezen verklaarde mishandeling van aangever.
Verder zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.2 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
en
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
71 (eenenzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
60 (zestig) dagen, van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijlater anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van
[persoon 1]toe tot
€ 250,- (tweehonderd vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 januari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1]
€ 250,- (tweehonderd vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 januari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van
5 (vijf) dagenvervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en J.M.L.I. van Hommerich, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2017.