ECLI:NL:RBAMS:2017:3635

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2017
Publicatiedatum
26 mei 2017
Zaaknummer
EA VERZ 17-181
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting De Alliantie en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 1 januari 2009 in dienst als Medewerker woonfraude en had een salaris van € 3.395,60 bruto per maand. De Alliantie verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, waarbij zij stelde dat de werknemer zich verzet tegen beslissingen van de organisatie en niet instemt met noodzakelijke veranderingen. De werknemer voerde verweer en betwistte dat de verstoring van de arbeidsrelatie zodanig was dat ontbinding gerechtvaardigd was. Hij gaf aan dat hij zich niet kon permitteren om zonder ander werk zijn huidige functie op te geven, vooral gezien zijn leeftijd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er vanaf het begin van het dienstverband problemen waren in de samenwerking en dat de werknemer onvoldoende onderbouwd had waarom hij altijd gelijk had. De rechter oordeelde dat de werkgever voldoende had aangetoond dat de arbeidsrelatie verstoord was en dat het niet redelijk was om deze voort te zetten. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 juli 2017, en de werknemer kreeg een transitievergoeding van € 10.390,54 bruto toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De beslissing werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5766862 EA VERZ 17-181
beschikking van: 12 mei 2017
func.: 25

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting Stichting De Alliantie

gevestigd te Hilversum
verzoekster
nader te noemen: De Alliantie
gemachtigde: mr. E.A.M. Ágoston
t e g e n

[verweerder]

wonende te [plaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. W.F. Roelink

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De Alliantie heeft op 28 februari 2017 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 20 april 2017. De Alliantie is verschenen bij [naam 1] ( [functie] ) en [naam 2] ( [functie] ), vergezeld door de gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde en zijn broer. Partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. Na verder debat is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende.
1.1.
[verweerder] , geboren op [datum] , is sedert 1 januari 2009 in dienst van de Alliantie in de functie van Medewerker woonfraude. Het salaris bedraagt € 3.395,60 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. De CAO Woondiensten is van toepassing.
1.2.
Er geldt een opzegtermijn voor de werkgever van 2 maanden.
1.3.
[verweerder] heeft zich op 17 mei 2016 ziek gemeld.
1.4.
Na een gesprek tussen partijen op 27 september 2016 is [verweerder] beter gemeld.

Verzoek

2. De Alliantie verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, sub a jo. 7:669 lid 3, sub g van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3. Aan dit verzoek legt de Alliantie ten grondslag dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van haar redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat zij deze laat voortduren. De Alliantie stelt dat [verweerder] zich verzet tegen vrijwel iedere beslissing van de Alliantie, dat hij steeds tegen de koers die de Alliantie vaart ingaat en dat hij niet instemt met voor haar bedrijfsvoering noodzakelijke veranderingen. [verweerder] vertrouwt uitsluitend zichzelf en vaart slechts op zijn eigen oordeel. [verweerder] , op wiens inhoudelijke functioneren de Alliantie op zichzelf geen aanmerkingen heeft, is vol zelfvertrouwen over zijn eigen handelen. Echter, hij lijkt geen enkel vertrouwen te hebben in de Alliantie, zoals ook uit het verweerschrift blijkt, aldus de Alliantie.
4. De Alliantie biedt aan de transitievergoeding te voldoen, welke bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2017 volgens haar € 10.068,64 bruto bedraagt.
5. [verweerder] voert gemotiveerd verweer. Hij betwist niet dat er problemen zijn in de samenwerking met een aantal leidinggevenden en collega’s. [verweerder] ziet zichzelf als een soort klokkenluider, die ernaar streeft algemene normen en waarden na te leven binnen het werk, terwijl de Alliantie als werkgever naar zijn mening menig steek laat vallen. [verweerder] meent dat hij in die zin het morele gelijk aan zijn kant heeft. Hij betwist echter dat dit een zodanige verstoring van de arbeidsrelatie oplevert dat dit ontbinding zou rechtvaardigen. [verweerder] wijst erop dat hij het zich op zijn leeftijd ook niet kan permitteren om zijn baan op te geven zonder dat hij perspectief heeft op een andere functie. [verweerder] is bereid om eventueel een andere functie binnen het bedrijf van de Alliantie te accepteren, al is hij zeer gehecht aan zijn huidige functie, waarin hij ook erg goed is.

Beoordeling

6. Vaststaat dat er min of meer vanaf aanvang van het dienstverband discussie tussen partijen is over de manier waarop het werk zou moeten worden gedaan, de samenwerking van [verweerder] met collega’s en andere afdelingen en ook over (het functioneren van) collega’s. Tegenover de gemotiveerde stelling van de Alliantie heeft [verweerder] onvoldoende toegelicht waarom hij daarbij altijd het gelijk aan zijn zijde zou hebben. Ten aanzien van de door hem geuite aantijgingen jegens collega’s is onbetwist gebleven dat de Alliantie deze heeft onderzocht en dat van die verwijten, behoudens één een aantal jaren geleden niet is gebleken. [verweerder] heeft ook tijdens deze procedure de diverse beschuldigingen jegens collega’s herhaald, maar opnieuw niet of onvoldoende toegelicht waarop deze zijn gebaseerd.
7. Ditzelfde geldt voor de in afwijking van de Alliantie door [verweerder] voorgestane werkwijze: uitgezonderd klaarblijkelijke misstanden, is het aan de Alliantie als werkgever om haar organisatie te drijven op de wijze die haar goeddunkt en is het aan [verweerder] als werknemer om, gelet op de tussen hen bestaande gezagsverhouding, zich hier uiteindelijk in te schikken. De suggestie van [verweerder] dat hij wellicht gezien moet worden als “klokkenluider” is dan ook misplaatst.
8. Uit het dossier en hetgeen besproken is ter zitting blijkt dat de Alliantie [verweerder] vanaf aanvang van het dienstverband continu heeft aangesproken en getracht heeft zijn functioneren in overeenstemming te brengen met haar beleid. Dit is tot op heden niet gelukt en heeft uiteindelijk geresulteerd in de ziekmelding van [verweerder] op 17 mei 2016. Volgens de bedrijfsarts was er sprake van “medische klachten en beperkingen ten gevolge van ervaren werk gerelateerde problematiek”, welke deels recent zijn, maar deels ook al langer spelen. De bedrijfsarts heeft daarom geadviseerd dat partijen (opnieuw) met elkaar in gesprek gaan. In de naar aanleiding hiervan tussen partijen gevoerde gesprekken heeft [verweerder] echter zelf te kennen gegeven dat hij vanwege de ontstane situatie heeft besloten zich te oriënteren op werk buiten de Alliantie.
9. Ter terechtzitting is eveneens gebleken dat [verweerder] er de voorkeur aan zou geven om het dienstverband te beëindigen, indien een andere baan voor handen zou zijn. Deze is er niet, reden waarom [verweerder] zich tegen ontbinding verzet. De enkele omstandigheid dat deze baan er niet is en dat het nog circa 4 jaar duurt eer [verweerder] de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, waardoor [verweerder] door ontbinding van de arbeidsovereenkomst mogelijk in een ongunstigere financiële positie komt te verkeren, is echter onvoldoende om van de Alliantie te vergen het dienstverband voort te zetten. De vrees van de Alliantie dat [verweerder] , indien hij opnieuw te werk wordt gesteld, zich op dezelfde manier zal gaan gedragen als voorheen, wordt gelet op het opgebouwde dossier gerechtvaardigd geacht. Er is derhalve sprake van een dusdanig verstoorde arbeidsrelatie, dat deze een voldragen grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst vormt en daarom ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt
10. De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 8 sub a BW worden ontbonden met ingang van 1 juli 2017. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
11. De Alliantie heeft erkend dat [verweerder] inhoudelijk zijn werkzaamheden goed verrichtte. Uit de houding ter zitting van [verweerder] is ook gebleken dat hij zich met hart en ziel heeft ingezet voor de bestrijding van de door hem geconstateerde woonfraude. Er is dan ook geen reden om [verweerder] de door de Alliantie aangeboden transitievergoeding te onthouden. Deze wordt bij ontbinding per 1 juli 2017 berekend op € 10.390,54 bruto. Dit bedrag zal worden toegewezen ten laste van de Alliantie.
12. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2017;
kent aan [verweerder] een (transitie)vergoeding toe ten laste van de Alliantie ter hoogte van € 10.390,54 bruto;
veroordeelt de Alliantie tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.