Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen de vennootschap onder firma De Hollandsche Manege vof, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. De zaak betreft de aanvraag van de Manege voor een omgevingsvergunning om een rusttuin (paddock) voor paarden aan te leggen. De aanvraag werd door het college geweigerd op 25 oktober 2016, omdat de paddock als dierenverblijf wordt aangemerkt en niet voldoet aan de afstandseisen uit het Activiteitenbesluit. De rechtbank heeft het beroep van de Manege ongegrond verklaard, omdat de paddock in strijd is met de geldende afstandsnormen en de belangen van de omwonenden zwaarder wegen dan die van de Manege.
De rechtbank overweegt dat de Manege, gelegen aan de Vondelstraat in Amsterdam, oorspronkelijk omringd was door weilanden, maar door de groei van de stad steeds meer is ingebouwd. De Manege heeft een aanvraag ingediend voor een paddock, die zou worden gebruikt door maximaal drie paarden tegelijk. Het college heeft echter vastgesteld dat de paddock een dierenverblijf is en dat de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen niet voldoet aan de eisen van het Activiteitenbesluit. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geweigerd om van het bestemmingsplan af te wijken, omdat de belangen van de omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat zwaarder wegen dan de belangen van de Manege.
De rechtbank heeft ook de belangenafweging van het college beoordeeld en vastgesteld dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van zowel de Manege als de omwonenden. De rechtbank oordeelt dat de geuroverlast die door de paddock kan ontstaan, niet kan worden genegeerd en dat de Manege niet kan aantonen dat de paddock noodzakelijk is voor het welzijn van de paarden. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en de Manege is in haar beroep niet-ontvankelijk verklaard.