Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
Gezien de aanleiding tot de gebeurtenissen op 28 november 2015, de voorbereidingen van de drugsdeal en het aantreffen van één pakket cocaïne in de woning waar de deal in de aanwezigheid van verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] zou plaatsvinden, alsmede het aantreffen van één pakket cocaïne even buiten de woning naast [slachtoffer] die uit de woning was gevlucht, is het in vereniging voorhanden hebben van circa twee kilogram cocaïne eveneens bewezen.
Ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde stelt de verdediging zich op het standpunt dat de medeverdachte [naam medeverdachte] verantwoordelijk is geweest voor het voorbereiden van een afspraak met [slachtoffer] en de rol van verdachte hierin niet uit het dossier volgt. Verdachte is er – buiten zijn weten om – door de medeverdachte bij betrokken. Verdachte wist niet dat medeverdachte [naam medeverdachte] bezig was met een drugsdeal, en het bericht van verdachte aan de medeverdachte [naam medeverdachte] met de inhoud “28,5”, was zonder wetenschap van hetgeen [naam medeverdachte] aan doen was. Het betrof een op zichzelf staand bericht, welke achteraf ineens een zware lading krijgt. De contacten van medeverdachte [naam medeverdachte] met [slachtoffer] en [naam 3] zijn ook niet herleidbaar naar verdachte, en lopen ook niet synchroon met het contact tussen verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] . [slachtoffer] is door medeverdachte [naam medeverdachte] zonder aankondiging naar de woning van verdachte meegenomen. Op de pakketten cocaïne zijn geen sporen aangetroffen die naar verdachte wijzen en ook getuigenverklaringen wijzen – in tegenstelling tot medeverdachte [naam medeverdachte] – niet op het bezit van de pakketten bij verdachte. De politie gaat vanaf het eerste moment uit van een rip deal, en dat verdachte geript zou zijn. Dit betreft echter een aanname en de OVC-gesprekken wijzen ook op onschuld bij verdachte. Voorts wijst de verdediging op de onbetrouwbare verklaringen van medeverdachte [naam medeverdachte] waaruit volgt dat het ongeloofwaardig is dat hij niet van de aanwezigheid van de pakketten cocaïne afwist. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om het onder feit 4 ten laste gelegde bewezen te verklaren en verdachte dient daarvoor dan ook te worden vrijgesproken.
5.Bewezenverklaring
6.6. De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
9.Ten aanzien van de vordering benadeelde partij
10.Ten aanzien van het beslag
11.Voorlopige hechtenis
12.Toepasselijke wettelijke voorschriften
- 36b, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.
13.13. Beslissing
18 (achttien) maanden.