ECLI:NL:RBAMS:2017:3426
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van ontucht met lichamelijk onmachtige op basis van artikel 247 Sr
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd, heeft de rechtbank Amsterdam op 17 mei 2017 uitspraak gedaan. De zaak betreft een tenlastelegging van ontucht met een lichamelijk onmachtig slachtoffer, gepleegd op 21 juli 2016 te Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het slachtoffer, die op dat moment in een kwetsbare toestand verkeerde. Tijdens de zitting op 3 mei 2017 heeft de officier van justitie, mr. J. Ang, de vordering gedaan om de verdachte schuldig te verklaren, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van der Weide, pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van het slachtoffer in grote lijnen wordt ondersteund door de verklaringen van de verdachte, maar dat er onvoldoende bewijs is voor het seksueel binnendringen. De rechtbank oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat het slachtoffer ten tijde van de feiten lichamelijk onmachtig was of dat er sprake was van een ziekelijke stoornis die haar weerloos maakte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet schuldig kan worden verklaard aan de tenlastelegging en heeft hem vrijgesproken van zowel het primaire als het subsidiaire ten laste gelegde.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen bewijs is dat de verdachte geweld of dwang heeft toegepast, wat een essentieel onderdeel van de tenlastelegging was. De beslissing om de verdachte vrij te spreken is genomen op basis van de onduidelijkheid over de gezondheidstoestand van het slachtoffer en het gebrek aan medisch bewijs. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en het vonnis is uitgesproken in de openbare terechtzitting.