ECLI:NL:RBAMS:2017:3409

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
13-728106-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting aan auto in Amsterdam met gemeen gevaar voor goederen

Op 20 april 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 januari 2015, waarbij een Volkswagen Fox in brand werd gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan de auto, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op verschillende processen-verbaal, getuigenverklaringen en telefoongesprekken die de betrokkenheid van de verdachte en zijn mededaders bevestigen. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn rol in de brandstichting, wat door de rechtbank tegen hem is gebruikt in de beoordeling van zijn betrokkenheid als medepleger. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. Daarnaast heeft de rechtbank een gedeeltelijke toewijzing gedaan van de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft gevraagd voor de materiële schade aan de auto.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728106-15 (Promis)
Datum uitspraak: 20 april 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982 ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [GBA-adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.W.M. van der Linde, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 30 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een auto van het merk Volkswagen type Fox (voorzien van het kenteken [kenteken ] ), immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen aldaar open vuur en/of een brandend voorwerp in aanraking gebracht met voornoemde auto, ten gevolge waarvan voornoemde auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meerdere zich in de omgeving bevindende auto's en/of woningen en/of schuttingen en/of hekwerken en/of lantaarns, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in de directe omgeving bevindende en/of wonende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Het bewijs [1]
Op basis van de hieronder genoemde bewijsmiddelen staat vast dat de auto van [benadeelde] in de nacht van 29 op 30 januari 2015 in brand is gestoken door een persoon, die vervolgens is weggerend en in een auto, die door een ander werd bestuurd, is gevlucht.

1.Een proces-verbaal van aangifte van 30 januari 2015 (pagina’s 20.013-20.014).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [benadeelde] , zakelijk weergegeven:
Ik ben de eigenaar van de personenauto, merk Volkswagen, type Fox, voorzien van het kenteken [kenteken ] . Op 29 januari 2015 omstreeks 14.00 uur heb ik mijn auto onbeschadigd geparkeerd voor mijn woning aan de [adres] te Amsterdam . Op 30 januari 2015 omstreeks 03.00 uur werd ik wakker omdat ik buiten iemand hoorde roepen “ [benadeelde] , je auto staat in de brand”. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 20 februari 2015 (pagina 20.050).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 1] , zakelijk weergegeven:
Op 31 januari 2015
(de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld ‘30 januari 2015’)omstreeks 03.00 uur hoorde ik gebonk. Ik zag bij de Fox van de buurman een persoon staan. Ik zag de man met een ijzeren voorwerp op het raam van de auto slaan. Toen zag ik plots een steekvlam onder de auto. Ik zag dat de man wegrende in de richting van de [straat] . Ik zag dat de auto in lichterlaaie stond.
3.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 18 mei 2015 (pagina’s 20.132-20.135).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 2] , zakelijk weergegeven:
V: Op 30 januari 2015 omstreeks 03:00 uur is er bij de centrale meldkamer een melding binnengekomen dat er een voertuig in brand zou staan op de [adres] te Amsterdam . U heeft die nacht gebeld naar het alarmnummer 1-1-2, wat heeft u die nacht waargenomen?
A: Ik werd wakker van knallen. Vanuit de [adres] zag ik iets oplichten en hoorde ik weer een knal. Ik zag vervolgens iemand wegrennen naar een auto. In die auto zat al iemand
want de persoon stapte aan de bijrijderszijde in. Ik dacht gezien het postuur van de persoon dat het een man was.
V: Hoe laat heeft u dat gezien?
A: Een uur of drie, half drie.
(…)
A: De persoon kwam voor mij het eerst in beeld daar waar de [adres] over gaat in de
[straatnaam 1] . Ik zag de persoon op de ventweg van de [straatnaam 1] rennen in de richting van de [straatnaam 2] . Op de hoek [straatnaam 2] met de [straatnaam 1] zag ik een gereedstaande auto staan. De auto is gelijk richting de rotonde gereden en hoefde niet te keren. Ik zag dat de auto de rotonde linksaf op ging en de rotonde één kwart nam.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2015 (pagina’s 20.017-20.018).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten [namen verbalisanten] , zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 30 januari 2015 omstreeks 03.05 uur zijn wij gegaan naar de [adres] te Amsterdam. Wij zagen dat de rijbaan geheel besneeuwd was. Wij zagen op de rijbaan komend uit de richting van de [adres] een aantal verse schoensporen, komend uit de richting van de brandende auto. Wij zagen dezelfde schoensporen tevens op het trottoir op de [straatnaam 1] , maar dan in de richting van de brandende auto. Wij zagen dat die schoensporen kort op elkaar zaten. Hieruit maken wij op dat de persoon met normale pas moet hebben gelopen. Wij zagen dat de schoensporen op de rijbaan van de [straatnaam 1] verder uit elkaar stonden. Hieruit maken wij op dat de persoon met versnelde pas moet hebben gelopen. Wij zagen dat die schoensporen in de richting van de [straatnaam 2] liepen en dat het schoenspoor stopte op de hoek van de [straatnaam 2] en de [straatnaam 1] . Wij zagen dat daar een bandenspoor op het wegdek stond. Wij zagen dat het bandenspoor vers was. Wij zagen dat de bandensporen gingen in de richting van de [straat] . Wij zagen dat het bandenspoor op de rotonde [straat] - [straatnaam 1] linksom ging, dus tegen de rijrichting in. Wij zagen aan de rijbaanzijde van dit bandenspoor geen schoensporen, maar wel aan de trottoirzijde van het bandenspoor. Derhalve vermoeden wij dat de bestuurder in de auto is blijven zitten en dat de bijrijder is uitgestapt en over het trottoir in de richting van de [adres] is gelopen en vervolgens met versnelde pas is teruggelopen over de rijbaan van de [straatnaam 1] in de richting van de geparkeerde auto.
Vervolgens zijn collega’s van Forensische Opsporing van de Eenheid Amsterdam ter plaatse gekomen en deze hebben zowel het bandenspoor als de schoensporen veilig gesteld.
Op basis van het dossier, in het bijzonder de hieronder weergegeven verklaring van de aangever en de in samengevatte vorm weergegeven, getapte gesprekken tussen [medeverdachte] en anderen, heeft de rechtbank verder vastgesteld:
  • dat de vermoedelijke aanleiding voor het in brand steken van de auto is dat de aangever in
  • dat de opdracht voor de brandstichting is gegeven door [medeverdachte] , die kort daarna
  • dat er onder leiding van [medeverdachte] een voorverkenning heeft plaatsgevonden;
  • dat twee personen betrokken waren bij de uitvoering van de opdracht (lees: brandstichting);
  • en, gelet op de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse dat de vlammen ruim een meter boven de auto uitsloegen en zij diverse knallen uit de richting van de auto hoorden komen, dat er gevaar te duchten was.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2015 (pagina’s 20.015-20.016).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten [namen verbalisanten] , zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2015 om 03.02 uur kregen wij de melding te gaan naar de [adres] . Wij zagen een auto in brand staan. Wij zagen dat de vlammen inmiddels ruim een meter boven het dak van de auto uitsloegen. Wij hoorden diverse knallen uit de richting van de auto komen. De bewoner van huisnummer [adres] maakte zich bekend als de eigenaar van de
uitgebrande auto en identificeerde zich als [benadeelde] . Hij verklaarde: “Ik ben 27 januari 2015 afgezet bij de motorclub No Surrender. Ik had een backstanding
(de rechtbank begrijpt bad standing). Dit is een dreigement. Ik moest mijn kenteken van mijn motor afgeven aan de club. Dat doe ik niet. Ik heb het kenteken op een andere plaats liggen.”

6.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 juni 2015 (pagina’s 20.172-20.179).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant T-450, zakelijk weergegeven:
De informatie betreft de registraties door het bedrijf Vialis van de kentekens van [medeverdachte] en [verdachte] op 29 en 30 januari 2015.
[kenteken medeverdachte] [medeverdachte] : vermoedelijk gereden route door de [kenteken medeverdachte] op 29 januari 2015:Uit deze gegevens blijkt dat het voertuig met het kenteken [kenteken medeverdachte] om 22.12 uur vanuit de richting van de Verlengde Stellingweg te Amsterdam de Rijksweg A10 Noord is opgereden in de richting van de Rijksweg A10 Oost . Via de Rijksweg A10 Oost is het voertuig om 22.22 uur via de afrit S112 de Gooiseweg opgereden in de richting van de afslag Duivendrecht bij de Diemerdreef . Vervolgens is het voertuig vermoedelijk via de afslag Duivendrecht en de Randweg om 22.25 uur de [straat] opgereden in de richting van de rotonde bij de [straatnaam 1] . De [straatnaam 1] is op 142 meter gelegen van de [adres] alwaar aangever [benadeelde] woonachtig is. Om 22.40 uur, zijnde 15 minuten nadien, rijdt het voertuig op de Gooiseweg , komende uit de richting van de afslag Duivendrecht en gaande in de richting van het [straatnaam 3] . Om 22.42 uur rijdt het voertuig op de [straatnaam 4] , komende uit de richting van het [straatnaam 3] en
gaande in de richting van de [straatnaam 5]
[kenteken verdachte] [verdachte] : vermoedelijk gereden route door de [kenteken verdachte] op 30 januari 2015:Het voertuig met het kenteken [kenteken verdachte] rijdt op 30 januari 2015, om 02.38 uur, op de Rijksweg A10 Noord en gaat via de Rijksweg A10 Oost naar de afrit S112 (Gooiseweg) op de A10 Zuid. Op de Gooiseweg rijdt het voertuig om 02.48 uur in de richting van de afrit Duivendrecht bij de Diemerdreef . Vanaf de laatst geregistreerde locatie is het 2,3 kilometer en 4 minuten rijden naar de [adres] te Amsterdam , alwaar omstreeks 03.00 uur de auto van de aangever in brand werd gestoken.
7.
Een proces-verbaal van verstrekking gegevens van 12 mei 2015 (pagina’s 20.096-20.097) en verschillende geschriften, te weten uitgewerkte tapgesprekken die als bijlage zijn bijgevoegd (pagina’s 20.098-20.124).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant T-450, zakelijk weergegeven:
Op 11 mei 2015 zijn onderstaande gegevens verstrekt aan het onderzoeksteam I3HEXANOL van de eenheid Amsterdam. De gegevens zijn afkomstig uit de technische actie op het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij verdachte [medeverdachte] .
Een geschrift, te weten een weergave van een telefoongesprek met de volgende gegevens.
Datum : 29 januari 2015
Tijdstip : 22.07 uur
Gespreknummer : 991
Beller : [medeverdachte] [bijnaam medeverdachte] [medeverdachte]
Gebelde : [naam gebelde]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
[bijnaam medeverdachte]
Ze waren er nog niet uit. Het gaat om mij en [naam] . (…) Zij willen toch dat iedereen gaat stemmen. (…) Buiten zeiden ze wel: “He [bijnaam medeverdachte] [functie 1].” Ik zeg: “Ja er moet gestemd worden.” Ik rijd nu daar weg. Ik ehhh... Je hoort het zo wel. Ik ben eventjes... Moet ik even iemand even iets laten zien. Een opdrachtje.
[naam gebelde] :
Oke. Maar waar moet je nu heen dan? Wel Amsterdam?
[bijnaam medeverdachte]
Ja dat.... Ja. Ja
Een geschrift, te weten een weergave van een telefoongesprek met de volgende gegevens.
Datum : 29 januari 2015
Tijdstip : 22.32 uur
Gespreknummer : 995
Beller : [verdachte]
Gebelde : [medeverdachte] [bijnaam medeverdachte] [medeverdachte]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
[bijnaam medeverdachte]
Rijd even een stukje naar ehhhh… Kun je naar de [naam brug] rijden? (…) Kan iemand “hem” naar huis brengen? Dan laat ik [verdachte] jou thuis brengen.
Een geschrift, te weten een weergave van een telefoongesprek met de volgende gegevens.
Datum : 29 januari 2015
Tijdstip : 22.36 uur
Gespreknummer : 996
Beller : [verdachte]
Gebelde : [medeverdachte] [bijnaam medeverdachte] [medeverdachte]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
[bijnaam medeverdachte]
Hij rijdt nu weet je dus ehhh.,. Hij rijdt nu richting ehhh waar wij net waren en dan pikt hij dinges op. Maat ik hoop wel dat hij het blijft doen dat ding van ze. Dus je moet sowieso voor de zekerheid ehhhh
[verdachte] :
Ja ik rijd wel achter ze aan tot [plaats 2] dan.
[bijnaam medeverdachte]
Ja ja ja. Dat zou top zijn pik.
[verdachte] :
Oke.
[bijnaam medeverdachte]
En dan ehhh de rest... De rest weet je?
[verdachte] :
Yo.
Een geschrift, te weten een weergave van een telefoongesprek met de volgende gegevens.
Datum : 30 januari 2015
Tijdstip : 17.47 uur
Gespreknummer : 1066
Beller : [medeverdachte] [bijnaam medeverdachte] [medeverdachte]
Gebelde : [gebelde 2]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
[verdachte] :
Spreek ik met de [functie 2]?
[bijnaam medeverdachte]
Bijna, [functie 1] (…) Ik ben wel heel blij, want er waren twee gegadigden. Er was eerst eh, er moest een nieuwe [functie 2] komen, dus toen gingen ze stemmen. (…) Toen zei ik “Ik heb best wel interesse” want [functie 1] was nog open. Hij was [functie 1], hij is nu doorgeschoven naar [functie 2]. (…) Dus gister hadden ze erover vergaderd, er moest gestemd worden tussen mij en [naam] . Ik heb ook wat voor de club gedaan. Beetje autootjes gewassen zeg maar, brommertjes gepoetst. (…) Zegt ie “hierbij gefeliciteerd jongen je bent [functie 1] (…) “gefeliciteerd jongen, het is je gegund, je hebt genoeg dingen voor de club gedaan.”
Een geschrift, te weten een weergave van een telefoongesprek met de volgende gegevens.
Datum : 12 april 2015
Tijdstip : 00.14 uur
Gespreknummer : 9036
Beller : [medeverdachte] [bijnaam medeverdachte] [medeverdachte]
Gebelde : [gebelde 3]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
[gebelde 3]
Ik moet je eigenlijk even hebben want als ik die, [verdachte] nu voor me zie, dan is het einde oefening.
[bijnaam medeverdachte]
Nog weer wat gehoord?
[gebelde 3]
Het akkefietje wat is gebeurd toen die [bijnaam persoon] er uit is gezet....
[bijnaam medeverdachte]
Welke [bijnaam persoon]?
[gebelde 3]
Ja mijn [bijnaam persoon]. Mijn oom. (…) En hij (de rechtbank begrijpt [verdachte] ) zit dan gisteren even tegen [naam persoon] te zeggen: “Ja ik heb al heel veel dingen voor de club gedaan en dat heb ik gedaan!” (…) Dat hij zeg maar het ehhh “het vuurwerk” aangestoken heeft.
[bijnaam medeverdachte]
Ja ja. Nee! Hij heeft alleen gereden!
[gebelde 3]
Ja maar hij zegt dat hij het gedaan heeft.
[bijnaam medeverdachte]
Heeft hij geouwehoerd...Wat in de club gebeurt blijft tussen ons! Ook niet aan members weet je! Dat blijft tussen mij en de Nomad en diegene die voor mij een opdracht hebben uitgevoerd. (…) Ik heb een opdracht gehad van een... Je weet wel. (…) Die “R”. Het is mijn opdracht en ik heb het uitgevoerd met mensen die, ik dacht, die capabel waren. Nou het was allemaal goed uitgevoerd!
Een geschrift, te weten een weergave van een telefoongesprek met de volgende gegevens.
Datum : 18 april 2015
Tijdstip : 12.38 uur
Gespreknummer : 10614
Beller : [naam beller]
Gebelde : [medeverdachte] [bijnaam medeverdachte] [medeverdachte]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
[bijnaam medeverdachte]
Die ene is eruit… [verdachte] . (…) Hij heeft bad standing en ehhh 25 meier boete gehad.
[gebelde 3]
Bad standing? Oh oke. Oke.
[bijnaam medeverdachte]
Hij heeft Iets gezegd nog waar hij het nooit had ehhh Ik had een opdracht gehad. dat had ik uitbesteed... om het goed te doen Het was goed gelukt, maar ehhhh hij is erover gaan praten! En dat mag natuurlijk niet!
De mededeling van [medeverdachte] dat verdachte heeft gereden, sluit aan bij de aangetroffen bandensporen, zo blijkt uit de hieronder weergegeven processen-verbaal.
8.
Een proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2015 (pagina’s 20.074-20.077) met als bijlage het proces-verbaal van sporenonderzoek van 29 april 2015 (pagina’s 20.078-20.079) en de daarachter gevoegde foto’s (pagina’s 20.080-20.095).
Deze processen-verbaal houden onder meer in als verklaring van verbalisanten T-196, [namen verbalisanten] , zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2015 is bij de alarmcentrale een melding binnengekomen van een autobrand op de [adres] te Amsterdam . Bij de uitgebrande auto zagen zij schoensporen in de sneeuw staan. De sporen stopten daar waar bandensporen in de sneeuw zichtbaar waren. Door het onderzoeksteam is onderzocht welke voertuigen op naam en/of adres staan van de
verdachten [verdachte] en [naam medeverdachte 2] . Blijkens de gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer staan er twee voertuigen tenaamgesteld op een adres van [verdachte] . Eén voertuig betreft een Opel Astra met kenteken [kenteken verdachte] .
De aangetroffen en vastgelegde bandensporen op het plaats delict vertonen zeer sterke gelijkenissen met de achter banden van voertuig voorzien van kenteken [kenteken verdachte] .
4.1.
Nadere overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte de vluchtauto heeft bestuurd en acht daarom bewezen dat verdachte bij de feitelijke brandstichting betrokken was. Anders dan de raadsvrouw beschouwt de rechtbank verdachte als medepleger en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte en een ander hebben van [medeverdachte] de opdracht gekregen brand te stichten en daartoe heeft een voorverkenning plaatsgehad waaraan verdachte heeft deelgenomen. Ook heeft verdachte – in ieder geval – de vluchtauto bestuurd nadat de degene die de brand heeft gesticht was ingestapt. Dat zijn omstandigheden die naar het oordeel van de rechtbank duiden op een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte] en een ander. Deze omstandigheden passen niet bij een rol van verdachte als de onwetende chauffeur, die zonder achtergrondkennis wordt ingeschakeld. Over de rol van verdachte is verder niets bekend. Verdachte heeft geen enkele verklaring willen afleggen.
Volgens de Hoge Raad mag het uitblijven van een aannemelijke verklaring over omstandigheden zoals deze meewegen bij de beoordeling van de vraag of sprake is van medeplegen. In dit geval houdt dat in dat de rechtbank het zwijgen van verdachte in zijn nadeel uitlegt, gelet op bovengenoemde omstandigheden die zeer wel redengevend kunnen worden geacht voor het bewijs van medeplegen terwijl er geen aanwijzing is dat verdachte een beperktere dan significante rol in het geheel heeft gehad. De rechtbank acht dus het ten laste gelegde medeplegen van brandstichting bewezen.
De door de verbalisanten beschreven omstandigheden van de autobrand zoals het nachtelijk tijdstip van de brand en de afstand tussen de in brand staande auto en de dichtstbijzijnde woningen, acht de rechtbank niet zodanig dat vast is komen te staan dat er gevaar voor personen was te duchten. Verdachte zal worden vrijgesproken van dat deel van de tenlastelegging.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 30 januari 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht aan een auto van het merk Volkswagen type Fox, voorzien van het kenteken
[kenteken ] , immers heeft een mededader toen aldaar open vuur en/of een brandend voorwerp in aanraking gebracht met die auto, ten gevolge waarvan die auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in de omgeving bevindende auto's en woningen en schuttingen en hekwerken en lantaarns, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

Er zijn geen oriëntatiepunten opgesteld door Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ten aanzien van brandstichting.
8.1.
Standpunten
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft betoogd dat in geval van enige bewezenverklaring een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend zouden zijn, gelet op de beperkte rol van verdachte, de ouderdom van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder een beperkt gevaar voor recidive en zijn slechte gezondheid.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in opdracht van en in samenwerking met een ander – vermoedelijk als vergelding voor het niet (tijdig) inlossen van een schuld bij No Surrender – een auto in brand gestoken. Het feit is ’s nachts gepleegd en de auto stond geparkeerd in een woonwijk voor de deur van de eigenaar. De autobrand heeft, naast materiële schade en hinder, vermoedelijk ook gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij zowel de eigenaar van de auto als bij omwonenden.
Voor brandstichting worden in de regel gevangenisstraffen opgelegd. Het is namelijk een ernstig feit dat grote gevolgen kan hebben, zeker onder de genoemde omstandigheden: ’s nachts en in een woonwijk, waarbij het recht in eigen hand lijkt te zijn genomen. De rechtbank acht een gevangenisstraf dan ook in dit concrete geval nodig.
Bij het bepalen van de duur van die straf heeft de rechtbank bijzondere aandacht besteed aan de rol die verdachte heeft vervuld. Verdachte is een medepleger, die het feit in opdracht van een persoon die binnen No Surrender een hogere ‘rang’ had, heeft gepleegd. Dat is geen excuus voor het handelen van verdachte, maar heeft wel een – zij het beperkte – strafmatigende werking, omdat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte niet de initiatiefnemer was.
Verder is van belang dat de rechtbank – anders dan de officier van justitie heeft gevorderd – niet bewezen acht dat er door de brandstichting gevaar voor personen te duchten was.
Uiteraard heeft de rechtbank niet uitsluitend rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, maar ook met de persoon van verdachte, waaronder zijn strafblad en dat wat hij ter terechtzitting over zijn huidige persoonlijke omstandigheden heeft verteld.
Verdachte is blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 maart 2017 niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Blijkens het dossier was het lidmaatschap van verdachte van No Surrender kortstondig. Verdachte heeft dat ter terechtzitting bevestigd en heeft verder verklaard dat hij nu door een lastige periode gaat, omdat zowel hij als zijn vrouw chronisch ziek zijn en één van zijn twee kinderen ADHD heeft.
De genoemde persoonlijke omstandigheden zijn echter geen reden om af te wijken van de passend geachte gevangenisstraf en om – zoals de raadsvrouw heeft verzocht – een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Die strafmodaliteiten zouden geen recht doen aan zo’n ernstig en gevaarzettend feit. Bij het bepalen van de strafduur zijn de persoonlijke omstandigheden ook meegewogen.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van zes maanden passend.

9.De vordering van benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft op 27 september 2016 schriftelijk een vordering ingediend ter vergoeding van €7.000,- later gewijzigd naar € 4.509,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Blijkens de vordering was de impact van de autobrand groot. Er is geen immateriële schade gevorderd.
Dat aan de benadeelde partij door het bewezen geachte rechtstreeks materiële schade is toegebracht, staat vast. De auto is immers grotendeels verbrand. De rechtbank acht het ter vergoeding van die autoschade gevraagde bedrag passend. Nu die schade in de zaak tegen [medeverdachte] (vonnis van 9 maart 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:1198) ook is gevorderd en tot een bedrag van € 3.500,- (niet hoofdelijk) is toegewezen, blijft slechts een bedrag van € 250,- vatbaar voor toewijzing.
Dat de benadeelde partij ook schade heeft geleden omdat een gereedschapset in de auto zou hebben gelegen die door de brand onbruikbaar zou zijn geworden, is niet gebleken.
De rechtbank zal de vordering dus gedeeltelijk, namelijk tot een bedrag van € 250,-, toewijzen.
Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 30 januari 2015, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal daarbij de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, omdat de vordering wat dat deel betreft onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan van de vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezendat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst gedeeltelijk toede vordering van [benadeelde] , wonende te Amsterdam, namelijk tot
€ 250,- (tweehonderd en vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2015 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaaltdat de benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijkis in de vordering.
Legt opaan verdachte de verplichting om ten behoeve van [benadeelde] ,
€ 250,- (tweehonderd en vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2015 tot aan de dag van algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal volgt hechtenis voor de duur van
5 (vijf) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. B. Vogel en M.RJ. van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.R.E. Evans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 april 2017.

Voetnoten

1.De bewijsmiddelen bevinden zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processenverbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.