Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Vordering van de benadeelde partij
6.Beslissing
niet-ontvankelijkin de vordering.
Rechtbank Amsterdam
Op 20 april 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting aan een Volkswagen Fox op 30 januari 2015 in Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op diezelfde datum gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S.W.M. van der Linde, de vordering heeft gepresenteerd en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.T.P. Koenis, zijn verdediging heeft gevoerd. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk in brand steken van de auto, wat gemeen gevaar voor de omgeving met zich meebracht.
De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en vastgesteld dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gepleit voor een bewezenverklaring, terwijl de raadsman heeft verzocht om vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting. De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken, waarbij zij concludeerde dat de bewijsvoering, waaronder stemherkenning en getuigenverklaringen, niet voldoende was om de verdachte als medepleger van de brandstichting aan te merken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er geen bewijs was dat de verdachte opzet had op de brandstichting. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in de procedure, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. M. Vaandrager, en de rechters mrs. B. Vogel en M.RJ. van Wel, met mr. E.R.E. Evans als griffier.