ECLI:NL:RBAMS:2017:3392

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
13/659048-17 en 18/250709-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor bedreiging van een publieke figuur via sociale media

Op 18 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van bedreiging van Sylvana Simons. De zaak volgde op een aangifte van Simons op 31 mei 2016, waarin zij melding maakte van racisme, seksisme, haatzaaierij en bedreigingen die zij ontving via sociale media. Het Openbaar Ministerie startte het onderzoek 13Panchax, waarbij 22 personen, waaronder de verdachte, werden vervolgd voor vergelijkbare uitlatingen. De rechtbank behandelde de zaken niet gevoegd, maar wel gelijktijdig, waarbij elke zaak afzonderlijk werd beoordeeld.

De verdachte heeft op 15 november 2016 via Instagram een bedreigend bericht geplaatst, waarin hij Simons op gruwelijke wijze bedreigde. Tijdens de zitting op 12 april 2017 heeft de verdachte zijn schuld bekend en zijn excuses aangeboden. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging niet kon worden beschouwd als een bijdrage aan een maatschappelijk debat en dat de vrijheid van meningsuiting in dit geval niet opwoog tegen de ernst van de bedreiging.

De rechtbank legde de verdachte een leerstraf op in de vorm van Tools4U Regulier Plus, waarbij ook de ouders van de verdachte betrokken worden. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich aan een ernstig strafbaar feit had schuldig gemaakt, maar dat er ook positieve elementen waren, zoals de betrokkenheid van de ouders en de erkenning van de verdachte van zijn fout. De proeftijd van een eerdere veroordeling werd met een jaar verlengd, om te voorkomen dat de verdachte opnieuw in de fout zou gaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/659048-17 en 18/250709-15 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 18 mei 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 12 april 2017. Op 8 mei 2017 is het onderzoek op de terechtzitting formeel gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. A.J.M. Vreekamp en P.C. Velleman (hierna steeds gezamenlijk aangeduid als: officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P. Koops, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door de heer [naam medewerker Raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.

2.Inleiding

Naar aanleiding van de aangifte op 31 mei 2016 van [aangeefster] van racisme, seksisme, haatzaaierij en bedreiging in berichten aan en over haar is onder leiding van het openbaar ministerie (OM) het onderzoek 13Panchax gestart. Op 16 december 2016 heeft [aangeefster] nog een aangifte gedaan in verband met dit onderzoek.
Verdachte is één van de 22 personen in het onderzoek 13Panchax waarvan het OM tot nu toe tot vervolging heeft besloten. Elk van de 22 zaken staan op zich, maar de aanleiding is dezelfde.
Aangeefster [aangeefster] verklaart kort gezegd dat zij vooral na een aantal televisie uitzendingen, waaronder die op 13 mei 2015 en 18 mei 2016 toen zij te gast was bij het programma ‘De Wereld Draait Door’, is geconfronteerd met een zeer grote hoeveelheid op haar persoon gerichte negatieve uitingen op internet,
social mediaen televisie. Volgens aangeefster is dit structureel van aard sinds mei 2015 en is in haar woorden ‘de hel losgebarsten’ sinds de uitzending in mei 2016, waarin onder meer haar toetreding tot de politieke partij [naam politieke partij] ter sprake is geweest. Zij geeft aan dat het haar steeds persoonlijker, ook zakelijk, raakt en zij zich zeer bedreigd voelt mede vanwege de massaliteit en de inhoud van de uitingen. Aangeefster heeft materiaal dat voor een deel door haarzelf en voor een deel door anderen is verzameld aan de politie ter beschikking gesteld. Dit materiaal is onderzocht en geprobeerd is de identiteit te achterhalen van de personen die berichten hebben geplaatst.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting uitgelegd hoe het OM tot de vervolging van juist deze 22 personen, waaronder verdachte, is gekomen. De basis voor het politie onderzoek is het door aangeefster [aangeefster] overhandigde materiaal. Dit betreffen uitlatingen die aangeefster als het meest ernstig ervaart. Het OM heeft het materiaal geselecteerd aan de hand van de criteria: strafwaardigheid van de uitlating, bevat een uitlating een racistische – , discriminerende, beledigende en/of geweldscomponent. Vervolgens is geprobeerd om de personen die de geselecteerde uitlatingen hebben gedaan, te identificeren. Dit heeft in eerste instantie geleid tot het besluit twintig personen te vervolgen. Na een tweede aangifte van [aangeefster] op 16 december 2016 zijn nog twee personen als verdachten aangemerkt en vervolgd.
Het OM heeft deze 22 zaken gelijktijdig aangebracht bij de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank heeft de zaken, gedeeltelijk gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld. De 22 verdachten zijn geen medeverdachten van elkaar. Elke zaak wordt door de rechtbank op zichzelf beoordeeld en in elke zaak wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 november 2016 te Veendam en/of Amsterdam en/of Diemen, in elk geval in Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (middels een Instagram account [naam account] ) een bericht op Instagram geplaatst/gedeeld met als inhoud: “Ik doe een zwarte pieten pak aan smeer me gezicht bruin zoek je op bind je aan een muur sla met een zweep je rug kapot breek je kaak trek je tanden er uit snij je tong stop die in je oren ga voor je zitten op een stoel je aanstaren hoe je pijn lijdt na een uurtje naar je gekeken te hebben je benen breken tot dat ik je botten na buiten zie steken leg je op de grond breek je ribben eruit scheur je lippen stop ze in je neus zet een satan kruis in je achtertuin druk je in het zand gooi benzine over je heen en laat je levend verbranden dan ga ik naar je kijken hoe je dood brand en ik naar je geschreeuw luister”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

4.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven het eens te zijn met de officier van justitie.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Voor het bewijs gebruikt de rechtbank de inhoud van de hieronder vermelde processen-verbaal en de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd. Nu hij daarbij het ten laste gelegde heeft bekend en de raadsman ten aanzien van het feit geen vrijspraak heeft bepleit, kan ingevolge artikel 359 lid 3 Wetboek van Strafvordering worden volstaan met de hieronder genoemde opgave van de gebruikte bewijsmiddelen.
de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 april 2017;
een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2016254191-1 van 16 december 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (dossierpagina’s 7 – 11).

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 5. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 15 november 2016 in Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend middels Instagram account [naam account] een bericht op Instagram geplaatst en gedeeld met als inhoud: “Ik doe een zwarte pieten pak aan smeer me gezicht bruin zoek je op bind je aan een muur sla met een zweep je rug kapot breek je kaak trek je tanden er uit snij je tong stop die in je oren ga voor je zitten op een stoel je aanstaren hoe je pijn lijdt na een uurtje naar je gekeken te hebben je benen breken tot dat ik je botten na buiten zie steken leg je op de grond breek je ribben eruit scheur je lippen stop ze in je neus zet een satan kruis in je achtertuin druk je in het zand gooi benzine over je heen en laat je levend verbranden dan ga ik naar je kijken hoe je dood brand en ik naar je geschreeuw luister”.

7.Strafbaarheid van het feit

De rechtbank zal moeten toetsen of een veroordeling is toegestaan, omdat dit een beperking inhoudt van de vrijheid van meningsuiting zoals bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De vrijheid van meningsuiting is één van de belangrijkste fundamenten van een democratische rechtsstaat en gaat dan ook niet alleen op voor opvattingen die in de samenleving op breed draagvlak kunnen rekenen, maar ook, juist, voor die opvattingen die shockeren, kwetsen of verontrusten (EHRM 7 december 1976, NJ 1978/236 (Handyside)).
Artikel 10 lid 2 EVRM bevat de voorwaarden waaronder de vrijheid van meningsuiting kan worden beperkt. Artikel 285is een bij wet voorziene beperking, welke beperking een geoorloofd doel dient, te weten te voorkomen dat iemand onder druk wordt gezet door bedreiging met een ernstig misdrijf. De uitlating van verdachte kan niet worden beschouwd als bijdrage aan een maatschappelijk debat. Enige inhoudelijke bijdrage aan welke discussie ook is in de woorden die verdachte heeft gebruikt niet te ontdekken. Verdachte heeft verklaard dat hij het bericht heeft geplaatst als act, het was zeker niet serieus bedoeld. Het bericht was ook een reactie op de opvatting van aangeefster [aangeefster] over Zwarte Piet. De rechtbank merkt hierover op dat het zo kan zijn dat verdachte het niet eens is of was met de opvattingen of uitlatingen van aangeefster, maar dat vormt nog geen vrijbrief vormt om een bericht zoals door hem geplaatst op Instagram te zetten. Verdachte heeft bij zijn politieverhoor er blijk van gegeven dat hij zelf ook van de tekst is geschrokken en dat hij nadat hij door de politie was aangesproken op Instagram zijn excuses hiervoor via Instagram heeft aangeboden. Dat het te ver ging is hem duidelijk. De rechtbank constateert dat veel mensen online kennelijk gemakkelijker over de schreef gaan dan in het ‘normale leven’. Ook voor uitlatingen die op internet worden gedaan gelden de hiervoor omschreven kaders van de vrijheid van meningsuiting.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de grens van het toelaatbare vergaand heeft overschreden. Dit maakt dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van strafbare feiten) te bereiken.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat een veroordeling van verdachte in dit geval een geoorloofde beperking van de vrijheid van meningsuiting betreft en het bewezen geachte feit strafbaar is. Het bestaan van een rechtvaardigheidsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hen bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten Tools4U Regulier Plus.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft de raadsman aangegeven dat hij zich afvraagt of het nodig is dat ook de ouders van verdachte bij de leerstraf betrokken worden, zoals bij Tools4U Regulier Plus het geval is. Hij heeft daarbij ook gewezen op de praktische belemmeringen voor met name de vader van verdachte als internationaal vrachtwagenchauffeur die doordeweeks veelal van huis is, om bij bijeenkomsten op doordeweekse dagen aanwezig te kunnen zijn. Verder is het zo dat de ouders zeer betrokken zijn en met verdachte over het feit niet alleen stevig hebben gesproken, maar ook zelf straf hebben gegeven en veranderingen in de thuisregels hebben aangebracht.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
De zaak van verdachte maakt deel uit van een niet alledaags proces. In de eerste plaats is dat vanwege de wijze waarop de zaken aan de rechtbank zijn voorgelegd. De zaak van iedere verdachte zou normaal gesproken afzonderlijk bij de politierechter worden aangebracht, in de regel in het arrondissement waar verdachte woont. In dit proces zijn alle zaken aangebracht voor de meervoudige kamer van de rechtbank in Amsterdam. Alle 22 zaken worden min of meer gelijktijdig behandeld. Deze aanpak staat het OM vrij, maar het gevolg hiervan is dat de behandeling van de zaak meer impact op verdachte heeft dan wanneer de zaak door de politierechter, en in het specifieke geval van verdachte de kinderrechter, in het eigen arrondissement was afgedaan. Verdachte heeft hier niet voor gekozen.
Het volgende aspect hangt met het vorige samen: de royale aandacht van de media. Zowel voorafgaand als tijdens het proces hebben verschillende media aandacht besteed aan de zaak. Verschillende verdachten en/of hun raadslieden zijn door media benaderd. Hoewel de media-aandacht zonder meer begrijpelijk is, is dat iets waar de verdachten – over het algemeen – niet op zaten te wachten. De impact van de zaak en de bijbehorende media-aandacht zijn voor de rechtbank aanleiding om de op te leggen straf enigszins te matigen. De rechtbank zal daarbij onderscheid maken tussen verdachten die op de terechtzitting zijn verschenen – en daarmee verantwoordelijkheid hebben genomen – en verdachten die ervoor hebben gekozen om niet te verschijnen. Voor de laatste groep is de impact immers kleiner dan voor de eerste. De omstandigheid dat de zaak van verdachte achter gesloten deuren is behandeld maakt nog niet dat de media-aandacht, ook voor zijn zaak, aan hem is voorbijgegaan.
Er zijn veel meer reacties aan het adres van aangeefster geweest dan dat er verdachten worden vervolgd. Naar het oordeel van de rechtbank was dit niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel, maar dat wil niet zeggen dat dit geen betekenis zou moeten hebben voor de op te leggen straf.
Verdachte heeft via Instagram een zeer bedreigende tekst naar aangeefster [aangeefster] gestuurd. Niet alleen de inhoud van het bericht zelf maar ook de omstandigheid dat dit via Instagram is gebeurd, door een voor haar onbekende persoon, maakt dat het voor haar zeer beangstigend was. Zij is vanwege die inhoud in het bijzonder geschokt door deze bedreiging, reden waarom zij op 16 december 2016 een tweede aangifte heeft gedaan. Deze en de vele andere bedreigingen en negatieve berichten die zij heeft ontvangen, hebben een enorme impact op haar persoonlijk leven, zo geeft zij aan. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich aan een ernstig strafbaar feit schuldig heeft gemaakt. Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte blijkt dat dit niet de eerste keer is dat verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd, hij liep zelfs nog in een proeftijd van een eerder deels voorwaardelijk opgelegde straf. Het voorgaande zou reden kunnen zijn tot zorgen om verdachte. Anderzijds is er ook reden om positief te zijn over de persoon van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij inziet dat hij de fout is geweest en hij heeft zijn verontschuldigingen aangeboden. Op de rechtbank kwam dit oprecht over.
De rechtbank heeft kennis genomen van het adviesrapport van de Raad van 30 maart 2017. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte spijt heeft van zijn gedrag en dat hij het terecht vindt als hij een werk- of leerstraf krijgt. Ten tijde van het delict zag hij de ernst van het feit niet in. Hij is nog onvoldoende sensitief voor de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Hij is zeer gevoelig voor groepsdruk en de erkenning van zijn vrienden. (…) Om de kans op herhaling te verkleinen is het van groot belang dat verdachte zijn vaardigheden vergroot op het gebied van inschatten van risicovolle situaties. De Raad adviseert om aan verdachte een leerstraf Tools4U Regulier Plus op te leggen. In deze variant van Tools4U worden de ouders betrokken.
Op de terechtzitting heeft de heer [naam medewerker Raad] aangegeven dat hij het advies van zijn collega onderschrijft en verder dat een andere manier van kijken nieuwe inzichten kan opleveren en dat de betrokkenheid van ouders bij de leerstraf daarom wel toegevoegde waarde kan hebben. De ouders hebben aangegeven hier toe bereid te zijn maar vragen ook aandacht voor de praktische bezwaren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij de indruk heeft gekregen dat de ouders van verdachte zeer betrokken zijn en goed in staat zijn om verdachte in de toekomst te begeleiden en verder op te voeden. Anderzijds kan de rechtbank zich vinden in het standpunt van de heer [naam medewerker Raad] dat, wanneer er met andere ogen naar verdachte wordt gekeken, dit ook voor de ouders nieuwe inzichten kan opleveren. Daar komt bij dat de leerstraf Tools4U Regulier Plus maatwerk betreft, zodat ook voor de praktische bezwaren een oplossing gevonden zal kunnen worden.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het advies van de Raad voor de Kinderbescherming gevolgd dient te worden en dat aan verdachte de genoemde leerstraf zal worden opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 3 april 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 18/250709-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 1 april 2016 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens blijkt uit de stukken dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 21 april 2016 aan verdachte is verzonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van de Raad in haar rapport van 30 maart 2017 om de proeftijd te verlengen met één jaar. De officier van justitie en de raadsman hebben de rechtbank gevraagd dit standpunt van de Raad te volgen. De rechtbank ziet aanleiding dat te doen. Tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling zou tot gevolg hebben dat verdachte niet langer een stok achter de deur heeft. Het is van belang dat deze stok nog enige tijd achter de deur blijft bestaan om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77g, 77m, 77n en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf Tools4U Regulier Plus. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen.
Verlengt de bij vonnis van 1 april 2016 in de zaak met parketnummer 18/250709-15 bepaalde proeftijd met één (1) jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mr. E.M.M. Gabel, kinderrechter,
mr. L.R. Wisse, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 mei 2017.