Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Inleiding
social mediaen televisie. Volgens aangeefster is dit structureel van aard sinds mei 2015 en is in haar woorden ‘de hel losgebarsten’ sinds de uitzending in mei 2016, waarin onder meer haar toetreding tot de politieke partij DENK ter sprake is geweest. Zij geeft aan dat het haar steeds persoonlijker, ook zakelijk, raakt en zij zich zeer bedreigd voelt mede vanwege de massaliteit en de inhoud van de uitingen. Aangeefster heeft materiaal dat voor een deel door haarzelf en voor een deel door anderen is verzameld aan de politie ter beschikking gesteld. Dit materiaal is onderzocht en geprobeerd is de identiteit te achterhalen van de personen die berichten hebben geplaatst.
3.Tenlastelegging
4.Voorvragen
social media.
social mediaworden deze in de openbaarheid gebracht. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven (zie onder meer: HR 5 juli 2011, NJ 2011/325, Rechtbank Den Haag 26 oktober 2016, NJFS 2017/6 en Hof Amsterdam 23 december 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4139). Verdachte heeft het betreffende bericht op Facebook geplaatst en gedeeld. Facebook heeft een potentieel groot publieksbereik. Alleen al uit het feit dat aangeefster [slachtoffer] de uitlating van verdachte aan de politie heeft overhandigd, valt af te leiden dat een breed publiek, waaronder ook personen die niet tot de Facebookvrienden van verdachte behoren, het bericht onder ogen konden krijgen.
De verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 12 april 2017.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016119157 van 25 juli 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (dossierpagina’s C3 002 – 009 met bijlage dossierpagina C3 017) opgenomen als bijlage achter het verhoor van verdachte).
“Die moet je samen met [naam 1] , [naam 2] en die nicht [naam 3] aan de galg hangen”. Dit bericht werd op Facebook geplaatst door een persoon die gebruik maakte van de profielnaam: “ [naam account] ”.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2016119157 van 11 oktober 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (dossierpagina’s C3 016 - 018).
6.Bewezenverklaring
7.Strafbaarheid van het feit
(pressing social need). Daarnaast is het vereist dat de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting proportioneel is.
8.Strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straf
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
ZESTIG (60) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van dertig (30) dagen.