Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Inleiding
social mediaen televisie. Volgens aangeefster is dit structureel van aard sinds mei 2015 en is in haar woorden ‘de hel losgebarsten’ sinds de uitzending in mei 2016, waarin onder meer haar toetreding tot de politieke partij DENK ter sprake is geweest. Zij geeft aan dat het haar steeds persoonlijker, ook zakelijk, raakt en zij zich zeer bedreigd voelt mede vanwege de massaliteit en de inhoud van de uitingen. Aangeefster heeft materiaal dat voor een deel door haarzelf en voor een deel door anderen is verzameld aan de politie ter beschikking gesteld. Dit materiaal is onderzocht en geprobeerd is de identiteit te achterhalen van de personen die berichten hebben geplaatst.
3.Tenlastelegging
4.Voorvragen
5.Waardering van het bewijs
ze qua kleurniet opvallen (cursief rechtbank)”.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 13 april 2017.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer] van 20 juni 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 1] en [naam 2] (dossierpagina’s C16 002 – 008).
6.Bewezenverklaring
7.Strafbaarheid van het feit
8.Strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straf
social media, maar hiervoor niet bij de rechter ter verantwoording worden geroepen. De rechtbank kan zich voorstellen dat de verdachten die wel worden vervolgd zich enigszins ‘kop van jut’ voelen. Wat dit betreft hecht de rechtbank eraan om – misschien ten overvloede - op te merken dat iedere verdachte alleen terecht staat voor de uitlating die hij of zij zelf heeft gedaan. Voor de omstandigheid dat er mogelijk duizenden berichten hebben gecirculeerd waarin anderen aangeefster [slachtoffer] onheus hebben bejegend geldt hetzelfde.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[verdachte]daarvoor strafbaar.
€ 300,00(zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van zes (6) dagen.