ECLI:NL:RBAMS:2017:333

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
13.751.619-15, 16/7536
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet

Op 5 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 3 november 2016. Het EAB was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten op 10 juni 2015 en betrof een vrijheidsstraf van twee jaren voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De opgeëiste persoon, geboren in 1986 in Polen, was op dat moment gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats.

Tijdens de openbare zitting op 5 januari 2017 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. Hij verklaarde dat zijn personalia correct waren en dat hij de Poolse nationaliteit had. De rechtbank onderzocht de grondslag en inhoud van het EAB en concludeerde dat de overlevering niet kon plaatsvinden, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de behandeling van de zaak in Polen. Dit is een weigeringsgrond volgens artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van toepassing was, omdat het EAB geen informatie bevatte die de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 12 OLW kon onderbouwen. De rechtbank weigerde daarom de overlevering van de opgeëiste persoon ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Polen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee rechters, en er stond geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.619-15
RK nummer: 16/7536
Datum uitspraak: 5 januari 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 november 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 juni 2015 door
the District Court Judge, delegated to the Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, the 2nd Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het [detentie adres] ;
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 januari 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. S. Guman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Judgment of the District Court of Law in Gryfino, the 6th Field Criminal Division in Chojna, van 15 mei 2014 met zaaknummer VI K 467/13.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid.
Ingevolge artikel 12 OLW wordt de overlevering niet toegestaan als het EAB strekt tot tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, tenzij zich één van de in artikel 12, aanhef en onder a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan, dan wel op grond van artikel 12, aanhef en onder d OLW een verzetgarantie door de uitvaardigende justitiële autoriteit wordt verstrekt.
Het EAB verstrekt geen gegevens die zien op de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a en b, OLW.
Ten aanzien van de uitreiking van het vonnis (artikel 12, aanhef en onder c, OLW) blijkt verder dat dit, inclusief informatie over de mogelijkheid om verzet of hoger beroep in te dienen, aan een door de opgeëiste persoon opgegeven adres is gezonden. De opgeëiste persoon heeft echter nagelaten om het vonnis in ontvangst te nemen, aldus het EAB. De onder c genoemde omstandigheid doet zich naar het oordeel van de rechtbank ook niet voor.
Uit de informatie blijkt dat het vonnis derhalve onherroepelijk is, want de opgeëiste persoon heeft geen verzet of hoger beroep binnen de gestelde termijn ingesteld. Aangezien tevens de verzetgarantie in het EAB is doorgestreept, houdt de rechtbank het er voor dat zich geen van de in artikel 12, aanhef en onder a tot en met d, OLW vermelde mogelijkheden hebben voorgedaan.
Dit betekent dat de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel is dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich voordoet.

6.Slotsom

Nu aldus is vastgesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW van toepassing is, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court Judge, delegated to the Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, the 2nd Criminal Division(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.